
Het is tijd om het over Ugarit te gaan hebben, maar eerst wat context. Als De Blois en Van der Spek in het handboek waarover ik regelmatig schrijf, Een kennismaking met de oude wereld, de Late Bronstijd bereiken, typeren ze die periode mooi als een “concert der mogendheden”. Dat is normaliter de aanduiding voor de supermachten van de negentiende eeuw: Pruisen/Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië.
Uiteraard bestonden congresdiplomatie en theorieën over machtsevenwicht in de Oudheid niet. Ze zijn althans niet gedocumenteerd. Toch valt zoiets zinvol te projecteren op de situatie in de Late Bronstijd. Toen adresseerden de vorsten van Egypte, de Hittiten, Babylonië en Mitanni elkaar als “mijn broer” en beschouwden ze elkaar als gelijkwaardig, minimaal in theorie. Een brief van de koning van Mitanni aan een spuit-elf als de koning van Ahhiyawa, door de klerk per ongeluk begonnen met “mijn broer”, werd onverwijld verbeterd en voorzien van de juiste, lagere aanhef.
Ahhiyawa was een van de mindere mogendheden, misschien Mykene. Net als de leiders op Kreta, Cyprus en in steden als Byblos en Ugarit mochten de lagere heersers zich wel koning noemen maar ze waren ook pionnen in een groter schaakspel. Het gaat me vandaag om de laatste stad, die veel gemeen heeft met de voorlaatste: allebei havens, allebei te volgen vanaf het Neolithicum, allebei opbloeiend als transitohaven tussen Syrië en de Middellandse Zee. En omdat we het over Byblos al vaker hebben gehad, beperk ik me vandaag tot Ugarit.
Ras Shamra
De stad, het huidige Ras Shamra in het uiterste noordwesten van Syrië, had al een stadsmuur in het Neolithicum. Voor het eerst vermeld in teksten uit de Syrische stad Ebla uit de negentiende of achttiende eeuw, had de havenstad in de Midden-Bronstijd contact met Egypte, de Hittiten, Cyprus en – waarschijnlijk indirect – Kreta en Myceens Griekenland. Ugarit mag dan geen supermacht zijn geweest, het bezat alle rijkdom van zo’n rijk. Tot de meest spectaculaire vondsten behoort een bijl, gemaakt van ijzer waaraan tijdens de bewerking wat koolstof was toegevoegd, wat bewijst dat de smid het principe van staal begreep.

In Ugarit zijn duizenden en duizenden spijkerschrifttabletten bekend, ik meen 30.000, en daardoor kennen we de mythologie van de West-Semitische ofwel Kanaänitische wereld in enig detail. Zo is enerzijds een soort ontbrekende schakel gevonden tussen de Mesopotamische en Griekse mythologie en kennen we anderzijds het verhaal van de tegenstanders van de monotheïsten die de joodse Bijbel samenstelden.
Ba’al
Bijvoorbeeld: de Ba’al die in de Bijbel geldt als Kanaänitische afgod, kennen we ook uit Ugarit. In lijsten van godheden wordt hij gewoonlijk onmiddellijk na El en Dagan genoemd. We hebben echter ook het geluk de bijna volledige tekst van een mythe te bezitten. Daarin verslaat Ba’al de zeegod Yam in een conflict dat waarschijnlijk de oorlog tussen orde en chaos voorstelt en herkenbaar de Griekse mythe over Tyfon is.
Later bouwt Ba’al een paleis en wil hij El opvolgen als koning der goden, maar hij wordt op de een of andere manier – tijdelijk – verslagen door Mut, de god van de dood. Ba’al overwint echter zijn tegenstander, en wordt zelf heerser over de Onderwereld, waar hij elk jaar enkele maanden verblijft.

Strijder, koning der goden, heerser over de Onderwereld: Ba’al had verschillende belangrijke rollen. Maar hij had meer te doen. Residerend op de berg Safon was hij ook de rechter van de goden, de heer van wind en weer, de bestierder van regen, storm, donder en bliksem, en dus al met al verantwoordelijk voor de jaarlijkse vernieuwing van de vegetatie. Zijn goddelijke gemalin heette Anath.

Zo kennen we meer verhalen. Adam, de slang en de boom des levens lijken eveneens gevonden, al ben ik zelf enigszins sceptisch. Ik heb het idee dat de onderzoekers teksten combineren die niet bij elkaar horen. De andere kant is dat al onze kennis over de oude wereld fragmentarisch is. Onderzoekers speculeren veel vaker dan ze zelf in de smiezen hebben.
Ondergang
De laatste koning van Ugarit heette Hammurapi en was een tijdgenoot van de Hittitsche grootvorst Šuppililiuma II. Dit is een omineuze manier om te zeggen dat Ugarit zo rond 1175 v.Chr. ten onder ging, tegelijk met het Hititische Rijk, in de crisis die we gewoonlijk identificeren met de Zeevolken, maar die vele malen complexer was. Verplichte literatuur in het filmpje beneden.
“typeren ze die periode mooi als een “concert der mogendheden”.
Dat is inderdaad een prima typering van de internationale machtsverhoudingen zoals beschreven door Eric Cline in 1177 BC. Wat meer is, de wereld (deze keer de gehele) lijkt op weg daarna toe.
“Toch valt zoiets zinvol te projecteren op de situatie in de Late Bronstijd.”
Dat spreekt vanzelf; doen we met natuurkundige wetten eveneens. Zoals altijd moeten we ook op de verschillen letten.
De populaire uitdrukking mbt de titel van het boek is “kapstok” – Cline hangt zijn hele verhaal aan het jaar op.
De koningsbrieven zijn inderdaad hoogst vermakelijk.
Een paar weken geleden heb ik Cline bekritiseerd om zijn voorkeur voor hypercoherentie en dat houdt ik staande. Ik sluit ook helemaal niet uit dat hij geïnspireerd is door de economische crisis van 2009-2010. Maar ik wil wel benadrukken dat die inspiratie geen enkele invloed heeft op de kwaliteit van zijn analyse. Zoals ik toen al schreef: slechts enkele bladzijden nadat hij zijn voorkeur heeft uitgesproken geeft hij ronduit toe dat we het niet kunnen weten wegens gebrek aan empirische data.
We weten eigenlijk nauwelijks of de opkomende populariteit van ijzer nou een oorzaak of een gevolg van de instorting is! Frustrerend en fascinerend tegelijk.
Inderdaad, lezen dat boek. Een heldere presentatie van de bekende feiten, heldere analyses van die feiten (ook als Cline de analyses wil verwerpen). Hijlegt de zwakke punten van die analyses helemaal bloot, maar presenteert ook de sterke punten. In dat hoofdstuk – het één na laatste, meen ik me te herinneren – had ik om de haverklap de aanvechting uit mijn stoel springen en uit te roepen: “oh ja?”
Ugarit ging trouwens al eerder ten onder, rond 1190 BCE. En het is volslagen onduidelijk hoe dat nou kwam. Alweer: fascinerend en frustrerend.
Toch eens gaan lezen, ja. Overigens wordt een vermoeden dat ik in het begin al had bevestigd, namelijk dat Grondslagen voor minstens de helft wordt volgeschreven door Jona en dus eigenlijk een verlengstuk van de MB is.
Dat moet nog veranderen. De opzet was dit najaar dat het Allard Pierson en het Rijksmuseum van Oudheden zouden deelnemen doordat zij eigen blogs hebben/begonnen. De corona heeft roet in het eten gegooid. Het komt wel goed.
Als dat samengaat met tentoonstellingen die ze organiseren, zou dat inderdaad een goed idee zijn.
Als ik me goed is Grondslagen opgezet als forum voor diverse disciplines. Een mooi voornemen. En zo was het ook geruime tijd. Niet dat ik alles hoefde te lezen, maar de stukken van Wim Raven lees ik altijd. Wat ook de reden moge zijn, mijn indruk is dat daar de klad is ingekomen. Dat is jammer en maakt voor mij de urgentie om Grondslagen te lezen gering.
Tja. Niet iedereen is zo’n enthousiaste schrijver als Jona.