Een krijger uit Ategua

Krijgersstèle uit Ategua (Archeologisch museum, Córdoba)

Het oud-Iberische heuvelfort Ategua ligt even ten zuiden van Córdoba. De vroegste geschiedenis is niet goed bekend doordat het Kopertijdmateriaal, zeg maar Klokbekercultuur, nooit is gepubliceerd. De nederzetting bleef bestaan in de Bronstijd en groeide in de IJzertijd uit tot iets wat we wel een kleine stad mogen noemen. Zoals zoveel plaatsen in Andalusië. De Grieken wisten dat daar in het westen een plaats genaamd Tartessos was, maar of ze daarmee een stad, stam of staat bedoelden, is niet duidelijk, althans niet aan mij. Ategua moet echter worden bezien in de context van een Andalusisch landschap met vroege steden.

Een van de monumenten is bovenstaande, in 1968 gevonden stèle uit de achtste of zevende eeuw. Ik maakte de foto een kleine drie maanden geleden in het archeologisch museum van Córdoba. We herkennen in het bovenste register een man, die we kunnen identificeren als een krijger. Hij draagt namelijk een helm en een in detail aangegeven kuras. Rechts van hem is met enige moeite een rond schild te herkennen, dat hij dus aan zijn linkerarm heeft gedragen. Aan de andere zijde zijn een zwaard en een speer of lans afgebeeld, alsmede een kam en een spiegel. Allemaal statussymbolen.

Lees verder “Een krijger uit Ategua”

Melqart in meervoud

Viermaal Melqart (Cádiz Museum)

Wie mijn blog een beetje volgt, heeft inmiddels mijn fascinatie met Cádiz herkend: het eiland aan de rand van de wereld, waar de Feniciërs een tempel bouwden voor Melqart. Dat is meer een titel dan een godheid, want het betekent niets meer dan “stadskoning”.

Zoals in het moederland gebruikelijk, stonden er twee zuilen voor die tempel, de “zuilen van Melqart” dus. Hier eindigde de Mediterrane wereld, hier begon iets anders. De Grieken, die Melqart gelijkstelden aan hun Herakles, verplaatsten de naam naar de Straat van Gibraltar: de twee bergtoppen aan weerszijden zouden door Herakles óf van elkaar zijn gescheiden om er water binnen te laten, óf naar elkaar toe zijn getrokken om zeemonsters weg te houden uit de Mediterrane wateren. Het hielp niet, maar in elk geval: de Zuilen van Herakles markeerden opnieuw een eindpunt.

Lees verder “Melqart in meervoud”

Fenicisch Cádiz

Fenicische sieraden uit Cádiz (Cädiz Museum)

Ik blogde al over mijn bezoek aan de Spaanse havenstad Cádiz en vertelde dat daar Fenicische huizen waren opgegraven. Die lagen onder een Romeinse vissaus-werkplaats die op zijn beurt weer ligt onder een modern marionettentheater. (Daarom noemt het even verderop gelegen Cádiz Museum de vindplaats Teatro Comico.) De vissen en de marionetten laat ik wat ze zijn, het gaat me om die Fenicische huizen.

Niet zomaar een stad

Cádiz is namelijk niet zomaar een stad en die huizen zijn niet zomaar huizen. Simpel gezegd: Cádiz (ofwel Gadeira ofwel Gadir, “kasteel”) was het meest westelijke punt waar de Feniciërs kwamen. Hier knoopte hun eigen handelsnetwerk aan op het Atlantische netwerk. Dat strekte zich naar het zuiden uit tot de goudaders van de Bambouk en naar het noorden naar de tinmijnen van Armorica en misschien Cornwall. Een derde handelsnetwerk was het Andalusische, dat men ook wel aanduidt als Tartessos: een naam voor de Zuid-Iberische Brons- en IJzertijdcultuur. Cádiz was niet zomaar een stad maar een knooppunt.

Lees verder “Fenicisch Cádiz”

Een dienstreis naar Cádiz

Punische terracotta (Museum van Cádiz)

Er was eens een man in Karthago die, naar eigen zeggen, stapelgek was. Insanus. Deze Heliodorus liet zijn geestelijke situatie merken door in zijn testament te bepalen dat zijn sarcofaag geplaatst moest worden in Cádiz, opdat hij zou zien wie helemaal naar de rand van de aarde zouden reizen om zijn graf te zien. Die mensen zouden nog gekker zijn dan hij.

Die gek, dat ben ik. Eind jaren tachtig hoorde ik over dit grafschrift en dus moest ik het zien. Toen ik destijds door Andalusië reisde, nam ik vanuit Sevilla de trein naar Cádiz. Helaas stapte ik verderop over op de verkeerde trein, zodat ik het grafschrift destijds niet heb gezien. Zo’n drieëndertig jaar later, afgelopen zaterdag, had ik de herkansing. Mijn vriendin had in Nederland al een treinkaartje besteld van Córdoba naar Cádiz, want voor mij zijn online financiële transacties te ingewikkeld en de hogesnelheidslijn veronderstelt reservering.

Lees verder “Een dienstreis naar Cádiz”

Spiritus asper

De proloog van het Evangelie van Johannes: ἐν ἀρχῇ ἦν ὁ λόγος, met een spiritus asper op en driemaal een spiritus lenis (Byzantijns Museum, Athene)

Het alfabet heeft een lange geschiedenis. Het lijkt erop dat het is ontstaan in Egypte, waar niet-Egyptische arbeiders voor korte notities enkele hiëroglyfen namen. Hun aantekeningen zijn gevonden in de Wadi el-Hol, al zijn niet alle onderzoekers het eens over de interpretatie. Die krassen dateren uit de tijd van Egyptische Middenrijk. De volgende stappen brengen ons via de Sinaï naar plaatsen als Lachis in de Levant en vervolgens naar het Ugarit van de Late Bronstijd. In de Vroege IJzertijd vinden we teksten van aanzienlijke lengte in de steden van Fenicië, zoals het grafschrift van koning Ahirom van Byblos. Dit is het beroemde Fenicische alfabet.

Tot dan toe noteerde men vooral medeklinkers. Het Hebreeuwse, het Aramese, het Punische en een groep fascinerende, nog niet zo lang begrepen zuidelijke alfabetten gaan op dat klinkerloze Fenicische alfabet terug. Ook de Grieken namen de Fenicische tekens over, maar zij pasten het aan om klinkers te noteren: alfa, epsilon, èta, jota, omikron, ypsilon, omega. Wat anderen uitvonden, deden de Grieken beter, zoals Plato ergens zegt. De Etrusken, Romeinen en Kelten namen dat Griekse alfabet weer over en momenteel is het Romeinse alfabet in feite de wereldwijde standaard. Zeker, u kunt met uw tekstverwerker Chinese, Japanse of Koreaanse karakters typen, maar de onderliggende software is geschreven in het Latijnse alfabet.

Lees verder “Spiritus asper”

Een Fenicisch scheppingsverhaal

Mot, de antiheld uit het Fenicische scheppingsverhaal (relief uit Ugarit; Archeologisch museum van Aleppo).

U heeft nog ongeveer een week om naar de Byblos-tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden te gaan. Misschien is het leuk nog één keer over Byblos te bloggen en daarvoor neem ik nog een citaat uit de Fenicische Geschiedenis van Filon van Byblos. De expositie legt de nadruk vooral op de Bronstijd, wat een perfect te verantwoorden keuze is, maar bij elke keuze vallen dingen overboord. Zoals de aanwijzingen die we hebben voor de godenverhalen die circuleerden.

Aanwijzingen. Méér is het niet. Over Filon heb ik al verteld dat hij een Griekstalige Romein was die schreef over het oude Fenicië. Zijn geschiedwerk bevatte euhemeristische delen, dat wil zeggen dat Filon – op gezag van een eerdere auteur Sanchouniathon? – de goden presenteerde als verdienstelijke stervelingen. Dit is een hellenistische interpretatie van de aloude mythen, maar dat laat onverlet dat die mythen dus wel ouder zijn en kunnen teruggaan op de IJzer- of Bronstijd.

Lees verder “Een Fenicisch scheppingsverhaal”

De stèle van Yehawmilk

Stèle van Yehawmilk (Louvre, Parijs)

De bovenstaande stèle is meestal te zien in het Louvre in Parijs, maar momenteel in Leiden. Daar is immers een grote Byblos-expositie en dit monumentje komt uit Byblos. Gemaakt van kalksteen, stelt het reliëf koning Yehawmilk voor, die offert aan de Dame van Byblos. Wat betreft die godin: ze is eigenlijk naamloos maar velen herkenden er de Egyptische Hathor in. En zo is ze hier ook afgebeeld. Wat betreft de koning: die moet u dateren in de eerste helft van de vijfde eeuw v.Chr. Hij is dus een tijdgenoot dus van de Perzische koning Xerxes en wie weet nam Yehawmilk deel aan de expeditie naar Griekenland. Op het plaatje hierboven draagt de Feniciër een Perzisch gewaad. En hij offert dus aan een in Egyptische stijl afgebeelde godin.

Onder de afbeelding is een Fenicische inscriptie. We noemen elk door/voor een vorst vervaardigd inschrift een koningsinscriptie, maar dat is eigenlijk een zó vage term dat het weinig zegt over het genre. Toevallig heb ik de vertaling van Edward Lipiński bij de hand, waaruit ik wat fragmenten citeer (iets aangepast). Zoals te doen gebruikelijk stelt de koning zich eerst voor.

Lees verder “De stèle van Yehawmilk”

Hanno de Zeevaarder (1): Kolonisatie

We weten niet hoe de schepen van Hanno de Zeevaarder eruit zagen. Dit Karthaagse scheepsmodel  is niet heel informatief. (Archeologisch museum, Sousse)

Een van de “vragen rond de jaarwisseling” die u me voorlegde betrof ontdekkingsreizen en ik bedacht toen dat ik nog nooit had geblogd over Hanno de Zeevaarder. En dat is maf, want (a) Karthago heeft mijn belangstelling, (b) er is een leuke vertaling door Floris Overduin en Vincent Hunink (gepubliceerd in Hermeneus 87/1 [2015]) en (c) er is fascinerend Nederlands onderzoek over de topografie gedaan.

Dat fascinerende onderzoek is W.F.G. Lacroix, Africa in Antiquity. A Linguistic and Toponymic Analysis of Ptolemy’s Map of Africa (1998). De auteur toont dat Ptolemaios’ kennis van Afrika groter is dan veelal wordt aangenomen. Daardoor heeft hij redelijk wat van de door Hanno genoemde plaatsen kunnen identificeren. En passant heeft hij ook een opvallend vroege datering geopperd.

Lees verder “Hanno de Zeevaarder (1): Kolonisatie”

Filon van Byblos over Jahweh

Twee tempels in Romeins Byblos (munt, te zien in het RIjksmuseum van Oudheden, Leiden)

Een tijdje geleden stelde ik Filon van Byblos aan u voor. Ik attendeerde in latere stukjes op zijn euhemerisme en op zijn uitvindingenreeks. Hij vat ook enkele oude mythen samen. Filon is ook bekend omdat hij enkele opmerkingen maakt die passen bij de verering van Jahweh.

En voor u nu denkt “het jodendom dus”: nee. Aan het begin van de IJzertijd was Jahweh een van de vele goden, ook in het gebied van de koninkrijkjes Israël en Juda. Er was in die twee staatjes wel een neiging Jahweh als enige te vereren, en daaruit is het jodendom in een voor ons herkenbare vorm voortgekomen; ook eiste Jeruzalem dat de plaatselijke tempel de enige cultusplaats zou zijn, maar dat wilde natuurlijk niet zeggen dat andere heiligdommen zich zomaar lieten opheffen. Er is bewijs voor andere Jahweh-tempels tot in de eerste eeuw na Chr. Kortom, het is op voorhand plausibel dat een auteur uit Fenicië ook iets te zeggen heeft over een niet op Jeruzalem gebaseerde, niet-monotheïstische verering van Jahweh.

Lees verder “Filon van Byblos over Jahweh”

Het badhuis van Tyrus

De zogenaamde Mozaïekstraat in Tyrus

Door de corona was ik de afgelopen drie jaar niet in Tyrus geweest – sorry voor dit blasé begin – en in die tijd is er allerlei archeologisch onderzoek gedaan. Dat heeft een leuke conclusie opgeleverd die in elk geval ik niet zag aankomen. Maar eerst even iets over die site. Die bestaat uit twee delen: enerzijds de hippodroom en het grafveld ten oosten van de dam die Alexander de Grote heeft laten bouwen om de eilandstad in te nemen, en anderzijds de opgraving op dat eiland.

Op dat eiland (overigens sinds de vloedgolf van 365 na Chr. grotendeels verzwolgen door de zee) zijn enkele Romeinse ruïnes te zien. Afgezien van een overwoekerd tempeltje is er weinig dat herinnert aan de Fenicische tijd. De toerist loopt over de Mozaïekstraat en passeert links een glasatelier, een badhuis en de palaestra, d.w.z. het sportveld waar mensen zich in het zweet werkten alvorens naar het badhuis te gaan. Tegenover die gebouwen liggen aan de andere zijde van de Mozaïekstraat een vierhoekige arena en cisternen.

Lees verder “Het badhuis van Tyrus”