O ja, de Nobelprijs, die zit er ook weer aan te komen. Ik hou er niet van. Wetenschap is geen topsport waarin er eentje de beste is. Het is een collectieve onderneming. Dat geldt ook voor literatuur. Een auteur legt ideeën neer en daarover ontstaat debat. Bij de verrijking van onze cultuur zijn de criticus en de lezer – op papier, online of welk medium ook – net zo belangrijk als de schrijver. De Nobelprijs voor de Literatuur zou eigenlijk eens moeten gaan naar de New York Review of Books.
Gelukkig hebben de meeste nieuwsredacties wel door dat de Nobelprijzen het collectieve aspect van de wetenschap tekort doen. Als vanmiddag de Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde gaat naar een mRNA-vorser [edit: niet dus], zal men ook andere grootheden uit dit veld noemen [edit: vast wel]. Bij literatuur zie ik dat minder.
Romans, poëzie en nonfictie
Maar wat ik het meeste vrees: de onderscheiding zal wel weer gaan naar een dichter of een romancier. De Nobelprijsjury blinkt niet uit door inzicht in nonfictie. Dat is al heel lang zo. In 1953 kreeg de auteur van de History of the English-Speaking Peoples de Nobelprijs. Dat was Winston Churchill en als u het na de titel nog niet in de smiezen had: hij presenteerde ideologie als geschiedenis. Maar in Stockholm gold blijkbaar dat wartaal mag zolang je maar beroemd bent.
Er is niet veel veranderd. En als ik kijk naar de verdeling van andere grote literaire prijzen, dan zie ik dat het overal zo is.
Enfin, dat schreef ik allemaal al eerder. En ik schreef ook al eens hoe de balans tussen fictie en nonfictie recht getrokken kan worden. Ik zou in het Nederlandse taalgebied graag een echte nonfictieprijs zien van een halve ton, geflankeerd door discussies waarin liefhebbers van de geesteswetenschappen leren dat exacte wetenschappen ook bijdragen aan het goede, schone en ware, en waarin liefhebbers van de exacte wetenschappen ontdekken dat de geesteswetenschappen wetenschappen zijn. En die prijs, die komt er wellicht ook wel.
Maar goed. Ik schreef dit alles allemaal al. Vanmorgen schoot me echter, n.a.v. een tweet van mijn boekhandelaar, iets te binnen dat ik niet al eerder heb verteld. Dit jaar weet ik iemand die én belangstelling heeft voor de oude wereld én de Nobelprijs voor de Literatuur zou kunnen krijgen. De laatste oudheidkundige die de onderscheiding kreeg was Theodor Mommsen en je kunt zeggen dat nadien alleen Gordon Childe de prijs nog had moeten hebben. Childe bracht immers structuur aan in onze kennis van de diepte van het menselijk verleden. Hij bood inzicht in het voor de menselijke soort toch redelijk unieke verschijnsel dat ze cultuur, ontwikkeling, evolutie, groei of vooruitgang bewerkstelligen.
David Reich
En nu denk ik ineens: David Reich. Dit is een (één!) van de grote namen achter de DNA-revolutie. Opnieuw zijn er fundamenteel nieuwe ideeën over wat het is mens te zijn. Eén zo’n inzicht is dat de Homo sapiens niet langer zomaar als enige bestaat. Niet alleen lijken we genetisch op andere homines, maar we delen zelfs forse delen genoom met Neanderthalers en Denisova-mensen. Wat is de menselijke soort als u ten dele bestaat uit een andere soort?
Een tweede inzicht is dat we als mensen veel meer verwant zijn met elkaar dan we denken. Ik adviseer u geen DNA-test te doen, aangezien de data vroeg of laat belanden bij uw zorgverzekeraar, maar als u het toch doet, is er grote kans dat u ontdekt verwant te zijn met mensen waarvan u het niet verwacht. Ik weet van iemand die ontdekte veel genoom te hebben uit India en Noord-Siberië, hoewel hij meende een echt-Hollandse kaaskop te zijn. DNA-onderzoek biedt dus niet alsnog een wetenschappelijke basis voor racisme, maar bewijst het tegendeel. Dus je kunt met recht en reden stellen dat dit type onderzoek “has conferred the greatest benefit to humankind”, zoals de formulering van de Nobelprijs luidt.
Het derde inzicht, dat mensen hyperbeweeglijk zijn geweest, biedt kansen aan filologen. Dehermeneutische buitengrens ligt aan flarden. U leest er hier meer over.
Waarom David Reich de Nobelprijs moet krijgen voor literatuur
Reich, die de eerste is om te zeggen dat de speurtocht naar het goede, schone en ware een collectieve onderneming is, deelde zijn inzichten. Hij schreef er een boek over: Who We Are and How We Got Here (2018). Er is discussie over en sommige kritiek is terecht. Zo hoort het ook hè.
Nu kunt u zeggen: “Reich kan ook de Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde krijgen” en “DNA-onderzoek hoort eigenlijk meer daar”. Het eerste is waar: Reich kan inderdaad die prijs krijgen. Maar met het tweede ben ik het oneens. Literatuur is meer dan poëzie, romans en toneel. Willen ideeën een vruchtbare bijdrage aan onze cultuur zijn, dan moeten ze op een of andere manier waar zijn, al is het maar doordat ze gevestigde waarheden problematiseren. Nonfictie is daarom een principiële component van de letteren en als ik in de Nobelprijsjury zat, zou ik dat punt eens willen benadrukken. Bijvoorbeeld met een Nobelprijs voor een bioarcheoloog als David Reich en zijn team.
Kom op Jona, literatuur (fictie dus) is veel en vooral iets anders dan “het uitwisselen van ideeen” en de lezer is niet minsten zo belangrijk als de romancier of de dichter.
Hij of zij maakt natuurlijk deel uit van de receptie en verandert daarmee ook het werk maar zonder die schrijver is het werk er niet.
Dan kun je van wetenschap niet beweren.
Ik vind het prima, een prijs voor de non-fictie. Maar die prijzen zijn er volgens mij al lang. Denk aan de prijs voor het beste geschiedenisboek ( wordt binnenkort weer uitgereikt). Of die voor het beste boek op het gebied van natuur.
En die prijzen zijn prima middelen om tot nu toe nog niet zo bekende werken bekend te maken bij een groter publiek ( waaronder mijzelf).
Voor mij mag de Nobelprijs voor de literatuur blijven bestaan. Graag zelfs. Ik heb, ondanks het feit dat ik literatuurwetenschapper ben, op die manier al een aantal dichters en romanciers leren kennen die ik anders gemist zou hebben.
Want je kunt het comité niet verwijten dat ze meestal bestseller-auteurs uitkiezen !
De prijs voor het beste geschiedenisboek (biologieboek, theologieboek, wiskundeboek…) is geen alternatief. Dat zijn doorgaans prijzen van clubjes die het aan zichzelf verplicht voelen iets te doen om een collega in het zonnetje te zetten. Dáármee krijgt nonfictie als genre nooit het gewicht dat het verdient.
“prijzen van clubjes die het aan zichzelf verplicht voelen …..”
Over biologie en theologie kan ik niet oordelen, maar zowel de Fields Medaille als de Abelprijs zijn heel wat meer dan dat. Wiskundigen komen niets te kort.
Ik ken dat boek van Reich niet, maar je hebt mij wel nieuwsgierig gemaakt. Verder roerend eens met een prijs voor non fictie. Alsof er geen poëzie in de werkelijkheid schuilt…
Ken je dit boek?
De reis van onze genen – Onze geschiedenis en die van onze voorouders.
Johannes Krause/Thomas Trappe (2020).
https://www.trouw.nl/wetenschap/de-reis-van-onze-genen-is-een-glashelder-verhaal-over-onze-hybride-herkomst~bad17eeb/
Nee ken ik niet, maar lijkt me heel interssant. Ik heb het besteld, bedankt voor de tip!
Nee, ik heb daar wel van gehoord maar niet gelezen. Aanrader dus?
Zeker.
Hij staat op mijn wensenlijst, eerst heb ik echter ‘Rationality’ van Steven Pinker op de stapel liggen
Maar je moet de literatuurprijs niet weggooien omdat er geen prijs voor non-fictie bestaat ! Kom nou.
Overigens bestaat er in Nederland weldegelijk een prijs voor essays. Een van de beide grote staatsprijzen ( k weet zo gauw niet meer welke) gaat het ene jaar naar ficie en het andere jaar naar essays.
Bovendien deel ik je mening absoluut niet dat die Nederlandse prijzen alleen maar een soort incrowd genoegen zijn. Quod non.
En dan nog even het commentaar van mijn partner, Pek van Andel, wetenschapper op het gebied van de geneeskunde: ook wetenschap is lang niet altijd een collectieve aangelegenheid: als sommige wetenschappers doorgegaan waren in een groep waren ze er allang mee opgehouden. Er zijn wetenschappelijke ‘bevindingen’ die voortkomen uit een soort ‘persoonlijke gekte”
En die pas daarna in het collectief terecht gekomen zijn.
“Nonfictie is een principiële component van de letteren” zouden we op een tegeltje kunnen zetten en opsturen naar de jury’s van de Librisprijs en Boekenbonprijs.
Een veelbelovende typ. bedankt.
Een veelbelovende tip. Bedankt. De Amsterdamse boekhandel met de rode letters
heeft nog niet van het boek gehoord. Amazon.nl heeft er nog enkele op voorraad. Het kost 17,50.
Ik heb toch maar even besteld bij amazon.nl. Pocketprijs 10,50. Binnen enkele dagen geleverd. Het boek stamt uit 2019.
Churchill kreeg de prijs voor The Second World War, niet voor A History of the English Speaking Peoples.
Evengoed propaganda. 😉
Was ook een heerlijke instinker bij Twee voor Twaalf: Winston Churchill won de Nobelprijs voor de…
Vrede!
Dit type onderzoek has conferred the greatest benefit to mankind’ – beetje naïef?
Nee, dat durf ik wel voor mijn rekening te nemen. We kunnen ook iets te cynisch zijn. We kunnen iets te makkelijk wantrouwig zijn tegenover goede bedoelingen.
Ik krijg toch een beetje de indruk dat huidskleur er meer toe doet dan ooit…nee dat is vast overdreven maar het is wel terug ‘with a venegance’ kan je wel zeggen. ..
“Ruim een kwart (27%) van de Nederlandse inwoners ervaart discriminatie. Dit is vergelijkbaar met vijf jaar geleden.”
Er wordt veel meer gediscrimineerd op leeftijd, geslacht en ethische achtergrond dan op huidskleur.
Je kunt het rapport ‘Ervaren discriminatie in Nederland II’ van 2 april 2020 hier downloaden:
https://www.scp.nl/actueel/nieuws/2020/03/26/ruim-een-kwart-van-de-inwoners-van-nederland-ervaart-nog-altijd-discriminatie
Ik dat we naïef zijn geweest. Simpel voorbeeld: als ik in de Brakke Grond zit en er komt iemand met een Marokkaans of Turks uiterlijk binnen, is mijn eerste reactie “wat doet die hier?” Ik vind het vrij onschuldig, maar het is wel waar het maken van onderscheid begint. Ik had gedacht dat het wel zo slijten, maar dat is niet zo geweest.
Ik kan me voorstellen dat als je ouders uit het buitenland komen en al sinds de jaren vijftig hier wonen, als je hier zelf geboren bent, dat je pissig wordt als er nog altijd naar je wordt gekeken met “wat doet die hier?”
“Invechten”, zoals Mark Rutte ooit opperde, is de oplossing niet. Wat wel, ik heb geen idee.
‘Wat wel, ik heb geen idee.’
Je bewust zijn van je vooroordelen. Die zijn niet aan komen waaien, maar die zitten al heel lang in je bewustzijn. Het is niet erg, als je je er maar van bewust bent dat het vooroordelen zijn.
We zien de ander – en onszelf – niet zoals we werkelijk zijn, maar zoals we denken dat we zijn. Dat is verbeelding; het heeft geen waarde, tenzij je het belangrijk maakt.
Volgens mij een logisch gevolg van discriminatie in de zin van ‘onderscheid maken’ op meerdere niveaus (grenzen, identiteiten, gedeelde culturele geschiedenis). Iedereen doet dat bij wijze van versimpeling. Enige oplossing daarvoor is het verwijderen van al die discriminerende niveaus. Dus gedeelde menselijkheid boven individuele afkomst etc. Het probleem is altijd dat dit zo hopeloos naief klinkt.
‘Iedereen doet dat bij wijze van versimpeling.’
Inderdaad, de meeste mensen doen dat, maar het heeft een andere psychologische oorzaak.
Het denken brengt dat onderscheid aan in de waarneming. Dat onderscheid is gebaseerd op beeldvorming. Zo werkt het denken nu eenmaal, het kan niet anders. Als je er even de tijd voor neemt, kun je dat in jezelf observeren. Tot zover is er niets aan de hand.
Maar: vervolgens vindt er identificatie plaats. Want wat gebeurt er? Het denken creëert een centrum met een periferie. In klassieke terminologie ego en non-ego. Dat ego is een verzameling van beelden, ideeën – identiteiten – die het over zichzelf heeft en waarmee het zich identificeert en dus is het non-ego een verzameling van andere beelden en ideeën die het ego allemaal niet is, want het ego kan niet alles tegelijk zijn. Zo creëert het denken tegenstelling, dualiteit.
We worden niet met een ego geboren, we worden IN ego geboren. De vorming van het ego – dus de identificatie met identiteiten – is culturele conditionering. Het is een gewoonte die al vele duizenden jaren oud is. Die conditionering wordt bepaald door onze opvoeding, onze gemeenschap, onze maatschappij, onze cultuur.
‘Enige oplossing daarvoor is het verwijderen van al die discriminerende niveaus.’
Dan zul je eerst moeten beseffen dat die ‘discriminerende niveaus’ niet buiten jezelf bestaan; je bènt dat, dat is je bewustzijn. Nationalisme, politiek, godsdienst zijn vormen van gecultiveerd tribalisme. Door waarden te hechten aan leeftijd, gender, etniciteit, huidskleur, status etc creëren we sociale ongelijkheid en dus discriminerende niveaus. Ons hele egocentrische bestaan – en het is een zeer subtiel psychologisch mechanisme! – dat onvermijdelijk dualiteit en dus conflict veroorzaakt, komt voort uit dat bewustzijn.
Identificatie is een slechte, levensgevaarlijke gewoonte. Stoppen met roken is een eitje vergeleken met stoppen verdeeld te zijn. Als je echter beseft hoe de verbeelding je parten speelt, dan is dat inzicht de trigger die een radicale verandering van bewustzijn teweegbrengt. Waar je voor stoppen met roken nog een pleister kunt plakken, een kauwgummetje kunt kauwen of stoptherapie kunt volgen, is stoppen verdeeld te zijn iets heel anders: je stopt of je gaat er mee door. Als je er echter de idiotie van doorziet, is dat voldoende. Daar waar rokers nog kunnen terugvallen in hun oude gewoonte, maakt inzicht een radicaal einde aan de verdeeldheid in jezelf en dus in je handelen. Een weg terug is er niet.
Ik geloof meer in de geest als een creatieve probleemoplosser die beteugeld moet worden door interne en externe kritiek. Daaruit volgt dat alle kennis imperfect is, en enkel door kritiek richting de waarheid kan buigen. Dat geldt dus ook voor vooroordelen etc.
Daarnaast denk ik ook niet dat al die grenzen in het hoofd zitten. Sommige mensen hebben andere expressies van hun genen die zichtbaar zijn. Dat is geen hersenspinsel maar gewoon een biologisch feit. Het is in de mode om dat te negeren, maar het wordt langzaam duidelijk dat dit niet altijd goed is, vooral in de medische wereld waar verschillende mensen beter varen met aangepaste behandelingen. Ook de plek waar men geboren is is een feit, net zoals gedeelde culturele waarden. Het is inderdaad het belang dat men daar aan hecht dat het probleem hier is. En eigenlijk is het vooral een probleem als men daar niet (zelf) kritisch op is.
Sommige dingen zijn nooit helemaal op te lossen, of zullen nooit (helemaal) weggaan.
Het moet natuurlijk niet institutioneel gefaciliteerd gaan worden.
‘Sommige dingen zijn nooit helemaal op te lossen, of zullen nooit (helemaal) weggaan.’
Dat weet je pas als je het zelf doet.
Zo gek is dat niet. Er komen nou eenmaal weinig Turken in de Brakke Grond. Lale Gul die van Multatuli houdt is echt een uitzondering. Als een blonde Hollander een Turks theehuis binnenloopt, denken de bezoekers waarschijnlijk ook: wat doet die hier?
Klopt. Maar je eerste reactie blijft een tribale. Dat is logisch, maar het betekent dat minder leuke dingen voortkomen uit normale dingen. Dat betekent dat je moet oppassen.
Mijn leraar Nederlands op de middelbare school gaf als definitie van literatuur: literatuur is fictief en waardevol. Misschien heb ik het onthouden omdat het zo vaag is. Inmiddels is er ook literaire non-fictie, literaire thrillers… Het begint allemaal nogal door elkaar te lopen, maar ik zou toch zeggen dat literatuur geen wetenschap is, net zoals kunst of muziek geen wetenschap is. (Ook al kun je het allemaal wel studeren, maar je kunt ook genderwetenschappen studeren, dus dat zegt niks.) Het hier genoemde boek valt mijns inziens in de categorie wetenschap en zoals Jona al aangeeft kan Reich ook in die categorie een prijs winnen. Laat de Nobelprijs voor de literatuur dan maar over aan een schrijver van fictie die, zoals Truus al zei, helemaal geen bestseller schrijver hoeft te zijn.
Je kunt fictie niet scheiden van nonfictie. Als iemand een roman begint met de constatering dat de portier een blinde is, moet de lezer weten wat een portier is en wat blindheid doet, en werkt de zin alleen doordat je buiten de tekst om weet dat blindheid bij deze functie geen aanbeveling is. Fictie is alleen mogelijk bij de gratie van nonfictie; nonfictie is onderdeel van fictie.
Ja, als we zo gaan beginnen… Als je vertelt over St. Joris en de draak moet je eerst weten wat een draak is en die bestaan niet! Maar goed, dat fictie en non-fictie in elkaar overlopen, daar zijn we het dus wel over eens.
‘(…) net zoals kunst of muziek geen wetenschap is.’
Dat is wel wat kort door de bocht.
Afgezien van het beoefenen van de kunsten bestaat er nog kunst- en muziekwetenschap (musicologie). En daarin bestaan bijv. de kleurenleer en instrumentatieleer waarbij kleuren, ritme en toonsoorten een specifiek karakter hebben en inwerken op ons gemoed. De kunstenaar maakt daarvan in compositie en uitvoering gebruik om zijn kunst zeggingskracht te geven.
In die zin zijn de kunsten toegepaste wetenschap.
Dat zei ik toch ook? Je kunt het studeren.
Op youtube staan interessante posts over Neanderthalers, Denisovans, Homo Erectus, waarbij hun DNA-sporen in moderne mensen ook aan bod komen. Zoek op youtube op de posts Ancient Human door North 02.
Nobelprijzen stammen uit een tijd dat men meende dat vooruitgang afhankelijk was van genieën. Zie b.v. wat Nietze daarover schrijft. Men meende in het verlengde daarvan overigens ook dat een land het beste bestuurd kon worden door een geniale dictator. Gelukkig zien wij in deze tijd de waarde van samenwerking en collectiviteit.
Maar we werken niet samen, omdat we verdeeld zijn. Die verdeeldheid hebben we gecultiveerd tot parlementaire democratie. Daarin is tolerantie heel belangrijk, want waar verdeeldheid is, is intolerantie. Dat is een zeer wankel evenwicht. Wat wij samenwerking noemen, is retoriek. Het is gecultiveerde hypocrisie waarin iedere partij zijn eigen belangen dient, gesteund door aanhang en electoraat.
Juist daarom krijgen geniale dictators keer op keer de kans om met behulp van de parlementaire democratie aan de macht te komen om vervolgens de democratie de nek om te draaien. Voorbeelden te over van mannen (het zijn meestal mannen) die zo de macht naar zich toe trekken of hebben getrokken om zo de oppositie (die heb je nou eenmaal in een verdeelde maatschappij) het zwijgen op te leggen.
Er is volgens mij maar een ‘geniale’ (ahem) dictator bekend die min of meer (toch een wat ingewikkelder verhaal) via parlementaire democratie aan de macht is gekomen.
Mussolini? Hm, niet echt terug te voeren op parlementaire democratie op zichzelf, denk ik.
Hugo Chavèz? Die kreeg de kans via een presidentieel systeem. En ‘geniaal?’
De vorige Amerikaanse president? Wat zijn ‘doel’ ook was, hij werd nooit dictator. En de VS is ook geen parlementaire democratie, strict genomen. En ‘geniaal’?
Victor Órban, nog steeds geen dictator. En ‘geniaal’?
Erdogan; komt in iets in de richting, maar ook nog geen klassieke dictator volgens mij. En ‘geniaal’?
Poetin wordt hier alleen genoemd om hem te excuseren voor deze discussie…
De heer Duijf moet beter zijn huiswerk doen, en minder orakelen…
Het is jammer dat de heer Spaans niet ingaat op de kern van mijn reactie, namelijk de kwetsbaarheid van de parlementaire democratie en de oorzaak daarvan. Het is ook lastig om over je eigen schaduw heen te stappen.
Ik noemde ‘geniale dictator’ als reactie op de bijdrage van Raymond Haselager die die term gebruikte. Of de genoemde heren geniaal zijn, laat ik in het midden. Het is duidelijk dat deze mannen aspiraties hebben en gesteund worden door hun achterban. ‘In het land der blinden is éénoog koning’, staat er op oma’s tegeltje.
Dat de VS ‘strikt genomen’ geen parlementaire democratie is, maar een mengvorm van een parlementair en presidentieel stelsel, is waar, maar dat doet niet af aan de kwetsbaarheid van het democratische bestel. Ik wil 6 januari j.l. nog wel even in herinnering brengen, aangespoord door een meneer die het democratische proces aan zijn laars lapte en die door zijn partijgenoten nog steeds de hand boven het hoofd wordt gehouden en geadoreerd wordt door zijn achterban.
Georganiseerde, gecultiveerde verdeeldheid maakt de parlementaire democratie kwetsbaar. Wat staat er ook al weer op oma’s andere tegeltje? Oh ja: ‘Verdeel en heers.’…
Als iets verkeerd is, dan moet je dat benoemen en niet bagatelliseren. De democratie is nog lang niet uitgekristalliseerd, maar de parlementaire democratie kan niet over zijn eigen beperking heen stappen. Je kunt alleen maar iets nieuws beginnen als je het oude afsluit.
En wat doen ze in Den Haag? Gewoon doorgaan met het ouwe kabinet! We kunnen filosoferen tot we een ons wegen, uiteindelijk verandert er geen ene mallemoer.
Precies. En toch zijn de meeste mensen met hart en ziel verknocht aan het politieke circus, want elke vier jaar (of eerder…) gaan we weer die dans aan. Zo zijn we nu eenmaal opgevoed. We weten niet beter dan dat het zo hoort en we hebben niet geleerd wat het betekent om werkelijk constructief kritisch te zijn.
Dus als je echt betrokken bent bij wat er in dit land, of liever in deze wereld gebeurt, word dan niet cynisch, maar vraag je af of het ook anders kan. Écht anders. Dat valt niet te organiseren, want we kennen het niet; we hebben het nog nooit gedaan. Wie zet de eerste stap? Zo concreet is het Frans. Je doet het of je doet het niet. En dat is eng. Maar dat komt, omdat we proberen ons er iets bij voor te stellen; we zoeken innerlijk houvast, zekerheid. We zijn bang om los te laten. Maar als we verandering willen, zullen we toch echt een keer van die hoge duikplank af moeten, de diepte in.
Doen we dat niet, dan verandert er niets…
Maar meneer Duijf, u lijkt wel bezig met een hetze tegen parlementaire/vertegenwoordige democratie die in de verste verte niet “keer op keer’ geniale engerds heeft voortgebracht zoals wel door u wordt gesuggereerd. Hier mag wel even op de rem getrapt worden hoor.
De actie van de heer D. Trump op 6 januari leverde hem niets op en keerde zich juist tegen het vertegenwoordigende systeem. (ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke….)
Nee, meneer Spaans, ik ben geenszins bezig met een hetze tegen de parlementaire democratie. Ik neem geen stelling in, ik kies geen partij voor of tegen. Ik laat alleen zien dat de parlementaire democratie niet werkt en waarom. Ik wil het nog wel een keer zeggen: de parlementaire democratie is gebaseerd op het partijenstelsel; dat is georganiseerde, verdeeldheid. Die verdeeldheid is gecultiveerd eigen belang. Dat levert conflict op, strijd. Dat maakt haar kwetsbaar.
Waarom is tolerantie in een parlementaire democratie zo belangrijk? Omdat er intolerantie is. Waarom is er intolerantie? Omdat er verdeeldheid is. Iedere identificatie met de een of andere nationalistische, politieke of godsdienstige ideologie of wat dan ook levert onherroepelijk dualisme op en dus conflict.
Doe er mee wat u wilt meneer Spaans. Het is uw leven, uw wereld. Als u daarvoor kiest, ga uw gang, maar besef wel dat u kiest voor het onnoemelijke leed dat we onszelf en elkaar aandoen, omdat we verdeeld denken en dus verdeeld leven. En dat doen we al vele duizenden jaren.
Uit verdeeldheid zal nooit eenheid voortkomen; uit conflict zal geen vrede ontstaan. Kan het ook anders? Natuurlijk wel! Hou op verdeeld te zijn!
Idealiter zou een een parlementaire democratie inhoudelijke discussie moeten faciliteren. Het toevoegen van ideologie is vaak een slecht idee. Ik vraag mij wel eens af of partijen an sich wel horen in een democratie. We stemmen namelijk op een persoon, de volksvertegenwoordigen. Die persoon is lid van een ideologie en vervolgens gebeuren er zaken waar de stemmer geen vat meer op heeft. In Engelse en Amerikaanse democratie is die directe link naar de volksvertegenwoordiger nog intact. En dat zou beter zijn.
Ik begin je steeds enger te vinden, Rob. Het spijt me dat het zo gelopen is. Jammer. Ik ben er nooit op uitgeweest.
Succes met dromen van een soort anarchistisch utopia vol verlichte, niet langer verdeelde mensen.
Je begrijpt niet waarover ik spreek, maar in plaats van vragen te stellen, vorm je je er wel een beeld van. Dat is merkwaardig, vind je niet?
‘Anarchistisch utopia vol verlichte mensen die niet langer verdeeld zijn’ zijn jouw woorden, het is jouw idee. Ik heb er geen letter van uitgesproken. Vervolgens word je bang van je eigen hersenspinsels en je vind je mij een enge man. De grens tussen vooroordeel en veroordeel is slechts een dun lijntje.
Ik ben geen anarchist, ik ben geen utopist, ik droom niet over de toekomst, want toekomst bestaat alleen in onze verbeelding. Ik laat je zien wat de feiten zijn, ik laat je zien hoe jouw verdeelde denken tegenstelling, conflict, angst en vijandschap veroorzaakt. Ik laat je zien hoe dat je dat hebt gecultiveerd, hoe jouw identiteiten, jouw belangen, sttijdig zijn met die van anderen die precies hetzelfde doen als jij. Ik laat je zien dat je niet kritisch bent, dat je geen vragen stelt bij wat je voor waar hebt aangenomen.
Dat vind je niet prettig om te horen; dat spijt mij dan.