Theodor Mommsen

Mommsen (Humboldt-Universität, Berlijn)

Ik noemde een tijdje geleden Theodor Mommsen en realiseerde me dat ik nog nooit over hem had geblogd. Tijd om iets recht te zetten. Mommsen was in zijn tijd namelijk echt een beroemdheid en is eigenlijk nog altijd een van die grote negentiende-eeuwse geleerden die een mens behoort te kennen. Een biografietje dus maar.

Mommsen is in 1817 geboren in een door de Deense koning bestuurd deel van Duitsland. Omdat zijn vader predikant en niet onbemiddeld was, kreeg de jonge Theodor een professionele oudheidkundige opleiding: een studie klassieke talen en rechten in Kiel. Na te zijn afgestudeerd ontving hij een Deense beurs om Frankrijk en Italië te bezoeken, waar hij in Napels inscripties bestudeerde.

Hij keerde terug in 1847, vond werk als journalist, en stond bij de revolutie van 1848 op de barricades. Dat bleek niet de slimste stap van zijn carrière, want toen hij later hoogleraar burgerlijk recht was in Leipzig en zich over een of andere politieke kwestie openlijk had uitgesproken, werd dit bekend en was het grond voor ontslag. Hij vond echter een nieuwe betrekking aan de universiteit van Zürich (1852) en publiceerde daar zijn boek over de Napolitaanse inscripties. Twee jaar later werd hij benoemd aan de universiteit van Breslau en begon hij aan het schrijven van de Römische Geschichte (1854-1856), het werk dat hem beroemd maakte.

In 1858 volgde een benoeming in Berlijn, waar hij algemeen redacteur werd van het monumentale werk dat bekendstaat als het Corpus Inscriptionum Latinarum, de enorme verzameling Latijnse inscripties die de basis vormt voor elk hedendaags epigrafisch onderzoek. Drie jaar later werd hij opnieuw hoogleraar, een functie die hij vijfenveertig jaar zou bekleden.

Mommsen was medeoprichter van de liberale Deutsche Fortschrittspartei, die hij enkele keren in het parlement vertegenwoordigde. Zijn politieke opvattingen zijn herkenbaar in de Römische Geschichte, die een deel van zijn leesbaarheid dankt aan het feit dat de auteur behoorlijk vooringenomen is – en in feite gewoon even enthousiaste als slechte geschiedenis aflevert. De populares waren, in de ogen van Mommsen, een politieke partij zoals zijn eigen partij, terwijl Mommsens optimates de Romeinse conservatieven waren, die een opvallende gelijkenis vertoonden met de Pruisische Junkers, Bismarck voorop.

Spotprent op de Reichstagsauflösung van 1878; Mommsen uiterst rechts, met bril.

Voor Mommsen was Julius Caesar de incarnatie van wat Rousseau de législateur héroïque had genoemd: de Romeinse politicus had de corrupte adel weggevaagd en een rijk geschapen dat beter voldeed aan de behoeften van al zijn inwoners. In het Keizerrijk waren monarchie en democratie in evenwicht, meende Mommsen, die dit evenwicht zou hebben gewaardeerd in zijn eigen land. Het vierde deel van de Römische Geschichte, dat de Romeinse keizers had moeten behandelen, werd tijdens zijn leven niet gepubliceerd, omdat het teveel kritiek op het Wilhelminische Duitsland bevatte. Als wij tegenwoordig herkennen hoeveel van Mommsens beschrijving van de Romeinse Republiek in feite politiek is, komt dat omdat we op zijn schouders staan.

Mommsen is ook de auteur van het Römisches Staatsrecht (1871-1888) en Römisches Strafrecht (1899), boeken die nog steeds staan als een huis. Helemáál onomstreden was dit werk overigens niet, getuige de anekdote dat de auteur zich bij een bezoek aan München eens niet kon legitimeren, waarop een welwillende ambtenaar besloot dat de beroemde geleerde kon bewijzen wie hij was door wat vragen te beantwoorden over het Romeinse Recht (dat tot 1900 in Duitsland rechtskracht had en dat ambtenaren dus kenden). De ambtenaar vroeg dus aan de burger voor zijn loket wat definities, luisterde en constateerde dat een van de antwoorden onjuist was. “Maar het geeft niet. Dit bewijst dat u Herr Professor Mommsen bent, want hij is de enige die deze opvatting verdedigt.”

Mommsen maakte de eerste wetenschappelijke uitgave van de Res Gestae divi Augusti, de (onlangs ook in het Nederlands vertaalde) autobiografie van keizer Augustus, en bereidde de wetenschappelijke editie voor van het Corpus Iuris, de grote verzameling van Romeins Recht. In Die Örtlichkeit der Varusschlacht (1885) identificeerde hij correct waar de strijd in het Teutoburgerwoud had plaatsgevonden – de plek heet tegenwoordig Kalkriese. Hij was ook een van de initiatiefnemers van de Deutsche Limeskommission, van de reeks die bekendstaat als de Monumenta Germaniae Historica en van een wetenschappelijke uitgave van de kerkvaders. In zekere zin is hij een van de vaders van de als projecten georganiseerde wetenschap, een aanpak die zijn voor- en nadelen heeft.

In 1854, toen hij eenenveertig jaar oud was, trouwde hij met Marie Reimer. Het lijkt een gelukkig huwelijk te zijn geweest – het gezin zou althans bestaan uit zestien kinderen. Hun dochter Marie zou trouwen met de invloedrijke classicus Ulrich von Wilamowitz-Moellendorff; hun zoon Ernst trouwde met Clara Weber, de zuster van Mommsens beroemdste leerling, Max Weber. De historici Wilhelm, Theodor Ernst en Wolfgang A. Mommsen zijn kleinzoons en Hans en Wolfgang J. Mommsen zijn achterkleinzoons van Theodor en Marie.

In 1902 kreeg Theodor Mommsen de Nobelprijs voor de letteren. Je hoeft niet meer dan de eerste hoofdstukken van de Römische Geschichte te lezen om te weten waarom. Dat boek is echter niet zijn blijvende erfenis. Het is sterk verouderd ten opzichte van de norm die Mommsen zelf naar boven heeft verlegd. Belangrijker zijn het Corpus Inscriptionum Latinarum en zijn publicaties over het Romeins Recht. Mommsen overleed een jaar nadat hij de Nobelprijs in ontvangst had genomen.

Deel dit:

46 gedachtes over “Theodor Mommsen

  1. Luberta

    Wat een mooie anekdote, die van die “welwillende ambtenaar”!
    Goede nacht allen, – Luberta

  2. frayek

    Prachtig verhaal, dank. Vanuit de gedachte ‘nu we het toch over negentiende eeuwse historici hebben’: waarom wordt van Numa Denis Fustel de Coulange niet meer vernomen? Mommsen komt nog regelmatig om de hoek kijken, maar wat is er toch met Fustel aan de hand. Ook historici die zich met zijn onderwerp (De oude stad) bezighouden lijken van zijn bestaan niet te weten. Wat is dat toch?

    1. FrankB

      U zou JonaL een email kunnen sturen met het verzoek een gastartikel te schrijven. Ik heb nooit van deze Fransman gehoord; de Nederlandse Wikipedia kent hem niet (de Engelse wel).

    2. ik denk dat het probleem is dat Duitsland de Eerste Wereldoorlog verloor. Daarmee bedoel ik dat daarna de taal van de wetenschap eenzijdig Engels werd. De veeltalige wetenschap van de negentiende eeuw kwam ten einde.

      Dat is een enorme dreun geweest. Het bekendste voorbeeld is hoe Tawney het werk van Weber over het protestantse ethos verkeerd begreep. Dat heeft Tawney in een latere druk overigens gecorrigeerd.

      In de oude geschiedenis is zelfs dat niet gebeurd. Daar zijn alle verworvenheden van Weber simpelweg genegeerd (zie ook het laatste deel van mijn Xerxesboek) en dan heb ik het nog niet over mindere auteurs, die helemaal terzijde zijn geschoven.

      Duits of anderstalig. Pirenne wordt steeds herinnerd om wat hij verkeerd zag, want daar ging de discussie over in de jaren twintig, niet om wat hij goed had gezien. Dat de Germanen snel assimileerden, toch echt zijn belangrijkste inzicht, wordt nu voor vanzelfsprekend aangenomen zonder dat mensen weten dat dat van Pirenne komt. Fustel de Coulanges zou op soortgelijke wijze vergeten kunnen zijn, net als de Italiaanse geleerden van die tijd.

      Om Mommsen konden de Britten niet heen. Maar de anderen? Genegeerd of, zoals Pirenne, belachelijk gemaakt.

      1. Martin

        Ook tegenwoordig is Duits de grootste taal van Europa, ongeveer 100 miljoen mensen spreken het. Het is de taal van centraal Europa. Het is de moeite waard om het te leren want er is op alle gebieden heel veel literatuur in het Duits. Zie bv https://www.chbeck.de/

      2. Bert Schijf

        Jona Lendering heeft gelijk als hij de ondergang van het Duits als belangrijkste Europese taal van de wetenschap na de Eerste Wereldoorlog plaatst. Laten we ook de ondergang van het Habsburgse Rijk daarbij niet vergeten. Maar dat daarmee meteen de dominantie van het Engels ontstond waag ik te betwijfelen. Die zou ik eerder na de Tweede Wereldoorlog plaatsen. Die fout van Tawney is welbekend. Tawney was een Brit en die hebben nooit bekend gestaan om hun grote talenkennis. Tawney zal wel wat Duits hebben kunnen lezen maar niet goed genoeg. En laten we wel wezen: je hebt een flinke kennis van het Duits en vooral ervaring met die Duitse geleerdentaal nodig om Max Weber te begrijpen. Ik betreur het ten zeerste dat zelfs in Nederland de talenkennis zo eenzijdig is geworden. Dat gaat ons nog zuur opbreken, zei de brommende man.

        1. Henk Smout

          Moet dat ergens in huis hebben: ‘Vakblad voor biologen’ uit tweede helft jaren dertig met toelichting bij overzicht van wat Engelstalige literatuur dat niet iedereen dat beheerste.

        2. Rob Duijf

          ‘Dat gaat ons nog zuur opbreken, zei de brommende man.’

          Het is het zuur niet waard, maar ik brom graag met u mee…

      3. Ben Spaans

        Het is misschien goed hier eens te wijzen op de conclusies die Theodor’s achterkleinzoon Wofgang J. Mommsen trok over de politieke opvattingen van Max Weber in het Duitse keizerrijk. Daar komt een toch wat problematisch beeld uit naar voren. In Mommsen’ visie komt Max Weber naar voren als een toegewijde Duitse nationalist én zeker ook imperialist. In zijn vroege loopbaan was Max Weber geobsedeerd door de ‘Polenkwestie’ in laten we zeggen ‘Oost-Elbië’, waar hij -ais een van velen – vreesde dat Poolse landarbeiders bezig waren het Duitse volksdeel in die streken aan het overvleugelen waren. Ook was hij groot voorstander van Duitsland’s koloniale expansie. Hoewel zeker kritisch over het conservatieve gehalte van het keizerrijk, en voorstander van meer democratisering zag hij die eigenlijk vooral in dienst van de versterking van Duitsland als natie. Zijn ideeën over leiderschap, vooral het charismatische, zou, althans in Mommsens visie, mede de basis zijn geweest voor latere autoritaire denkbeelden.

        (Weber speelde een adviserende rol bij de opstelling van de Duitse grondwet van 1919 (‘Weimarconstitutie’) en had een sterk presidentschap voor ogen, dat er in Duitsland in die vorm niet kwam, maar dat in 1958 een belangrijke bron was voor de grondwet van de Vijfde Republiek in Frankrijk, met het karakteristieke presidentschap dat we kennen vanaf Charles de Gaulle.)

        Wolfgang J. Mommsen, ‘ Max Weber und die deutsche Politik. 1890-1920, (Tübingen1959 1e druk). Dit boek heb ik gelezen voor een werkcollege over het Wilhelminisch Duitsland in Leiden.

        https://en.m.wikipedia.org/wiki/Wolfgang_Mommsen

        1. Ben Spaans

          Wel moet gezegd worden dat Max Weber zich na november 1918 bepaalt niet in rechts-revanchistische richting ontwikkelde, hij getuigde bijvoorbeeld ten gunste van de revolutionair van de Beierse radenrepubliek, Ernst Toller. Weber’s overlijden in 1920 behoedde hem er in ieder geval voor een mening over het Nationaal-Socialisme te moeten vormen.

          https://de.m.wikipedia.org/wiki/Max_Weber

          1. FrankB

            Weber’s nationalisme zoals u dat beschrijft was zeker voor WO-1 zeer algemeen in Europa. Ik zie niet in waarom dat problematisch zou zijn, tenzij we 21e Eeuwse maatstaven gaan aanleggen. Dus deze keer sta ik aan de kant van Martin: wat telt is hoe hard zijn wetenschappelijke conclusies zijn.
            Ik wil maar zeggen, de politieke houdingen van Heisenberg en vooral Von Braun waren nog veel en veel problematischer.

            1. Ben Spaans

              Het gaat hier om 20ste eeuwse maatstaven, vooral die van Duitse historici die na 1945 kritisch naar de Duitse geschiedenis en zeker die van na 1871 gingen kijken.

    3. Terechte vraag!

      Klein foutje: het is Coulanges, niet Coulange.

      Hij was in de negentiende eeuw zeer bekend en zou dat nu ook nog horen te zijn. ‘La cité antique, Étude sur le culte, le droit, les institutions de la Grèce’ wordt nog geregeld uitgegeven en is in het Engels vertaald als ‘The Ancient City’.
      In het Frans wordt het als paperback uitgegeven door de uitgeverij Flammarion in de gele serie ‘Champs’ en het is nog volop verkrijgbaar. Ook zijn er internetuitgaven beschikbaar.
      Numa-Denys Fustel de Coulanges leefde van 1830 tot 1889. Hij schreef ‘La Cité antique’ in 1864.
      Hij heeft daarnaast een aantal andere boeken geschreven over de rechtssystemen van de Griekse stadsstaten. In ‘La Cité antique (1864)’ (ik heb het een jaar of vijf geleden gelezen) toont hij aan dat religie en familiale verhoudingen een cruciale rol gespeeld hebben in de vorming van de Griekse en Romeinse samenlevingen. Hij heeft ook een boek geschreven over de opkomst van het feodalisme. In hoeverre zijn opvattingen, zoals trouwens die van Mommsen, bij de moderne historici nog doorklinken, kan ik niet beoordelen. Wel vind ik het vreemd dat je inderdaad niet vaak zijn naam meer hoort. Hij wordt wel in Frankrijk als een van de majeure historici beschouwd, maar ook als een van de beste literatoren. Maar dat wist u waarschijnlijk allemaal al.

      1. Bert Schijf

        In haar boek Taferelen uit het burgerleven (2002) vertelt de Belgische historica Sophie De Schaapdrijver (voordat iemand zich geroepen voelt iets te zeggen, bij Belgische namen wordt ‘de’ met een hoofdletter geschreven) op bladzijde 27 dat de historicus Fustel de Coulanges in 1880 zijn studenten aan de Sarbonne voorhield; ‘Stel dat honderd specialisten het Franse verleden in partjes onder elkaar verdelen, komen ze dan aan het eind met een geschiedenis Frankrijk tevoorschijn? Ik betwijfel het ten zeerste. Ze zullen om te beginnen de samenhang tussen de feiten missen, en die samenhang is ook een historische waarheid.’ Aan die oude Fransen heb je nog eens wat.

        1. Bert Schijf

          Een lelijke schrijffout. De naam van de Belgische historica in Sophie De Schaepdrijver. Met ‘ae’ dus waaraan meteen te zien is dat ze Belgisch is.

      2. frayek

        Dank Roger! Dat soort academisch provincialisme zal het ‘m dus inderdaad zijn Jona. Blij te horen dat hij in Frankrijk wel nog herdrukt en gelezen wordt. Misschien mooi voor je te weten dat La cité antique ook in het Spaans vertaald is. Prachtig werk, zeker zou het ook nu nog bekend horen te zijn! Maar raadpleeg MacMullen, Lane Fox of Beard over hetzelfde onderwerp, en een galactische stilte is alles wat we vernemen. Dan ga je je afvragen, is het zó hopeloos verouderd? Heeft hij misschien misdaden tegen de mensheid gepleegd of zo? Blij te horen dat dat allemaal niet het geval is. Maar zo’n extreem provincialisme onder geleerden… is ook niet om vrolijk van te worden.

  3. Martin

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Duits-Deense_Oorlog

    Er staat dat Mommsen is geboren in een door de Deense koning bestuurd deel van Duitsland. Dat klinkt vreemd. Daar was strijd over mbt successie rechten, die in 1864 is beslecht.

    Er wordt in het noordelijke deel van Schleswig-Holstein ook nu nog Deens gesproken, net zoals er in Zuid-Tirol (Noord Italië) nog steeds Duits wordt gesproken.

    1. FrankB

      “Dat klinkt vreemd.”
      Ja. Alleen kunnen we dat JonaL moeilijk verwijten. Dus ter aanvulling: Mommsen werd in Garding geboren, volgens Wikipedia een stad (! er zijn tegenwoordig talloze dorpen in Nederland waar meer mensen wonen) in de huidige deelstaat Sleeswijk-Holstein. Alleen waren de twee in 1817 nog niet formeel, alleen bestuurlijk een eenheid. Holstein was lid van de Duitse Bond, Sleeswijk niet. Voor beide gebieden was de Deense koning opperbestuurder, omdat hij hertog was van het gebied. Politiek-bestuurlijk gezien was Garding dus geen deel van Duitsland.
      Alleen bestond Duitsland in 1817 helemaal niet in politieke zin *). Toen Mommsen geboren werd was de Sleeswijkse bevolking net bezig over te stappen van het Deens naar een Nederduitse taal (waartoe ook het Nedersaksisch, tegenwoordig weer onder de aandacht door de film met Herman Finkers) behoort. De huidige stand van zaken bestaat sinds 1920, toen Noord-Sleeswijk naar Denemarken ging en Zuid-Jutland ging heten.
      Behalve Deens worden in Sleeswijk-Holstein nog wel een paar talen gesproken, waaronder Noord-Fries, dat riskeert uit te sterven.

      https://de.wikipedia.org/wiki/Sprachen_und_Dialekte_in_Schleswig-Holstein

      Hoe het voor de Franse tijd in elkaar stak zal ik maar negeren, want daar valt helemaal geen touw aan vast te knopen.

      *) De Duitse Bond wel, sinds net twee jaar, en daar was de huidige Nederlandse provincie Limburg vanaf 1839 ook lid van.

      1. Martin

        Inderdaad, tussen 1806 en 1871 was er geen Duitsland, dat heeft veel invloed gehad op het verdere verloop van de geschiedenis.

        1. Frans

          Ik zou nog verder willen gaan: voor 1871 was er geen Duitsland, alleen de Duitse landen.

          1. Martin

            Voor 1806 was er het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, wat toch een beetje als “Duitsland” klonk. In de Duitse landen kwam het einde van dat Rijk hard aan, want nu was er niets meer, behalve dan in geestelijke zin.

            1. Frans

              Ja, maar een Rijk dat niet heilig, niet Rooms en eigenlijk ook geen rijk was, is toch niet helemaal hetzelfde. En uiteindelijk heeft de opheffing ervan de Duitse eenwording alleen maar vooruit geholpen.

          2. Henk Smout

            Al tientallen jaren heb ik in mijn woonkamer een ingelijste landkaart uit Wenen 1829 ‘Übersicht der Haupt-Post-Strassen in DEUTSCHLAND und in einem grossen Theile des übrigen Mittel-Europa’ (in Strassen en grossen kan ik helaas niet de combinatie van lange en ronde s weergeven).
            Er is een grens aangegeven met zuidelijk daarvan Kiel en Meldorf en ten noorden Friedrichstadt en Rendsburg.
            De RK van DAENEMARK staan zuidelijk van die grens.
            Voor de aardigheid vermeld ik nog dat D van DEUTSCHLAND in de tegenwoordig Belgische provincie Luxemburg, de E in het groothertogdom staat.

            1. Henk Smout

              In het midden van Strassen en grossen staan twee s’en waarvan de eerste een lange, met combinatie bedoelde ik niet een ligatuur wat de -AE- in DAENEMARK wel is en ook die weet ik niet op mijn toetsenbord te vinden.
              Inmiddels bedacht dat DEUTSCHLAND ook op een D eindigt en die staat onder de plaatsnaam Troppau, tegenwoordig Opava in het Silezische deel van de Tsjechische Republiek.

              1. Henk Smout

                Het teken ß heet in Duitsland Eszett en is wél een ligatuur.
                Op mijn landkaart staan in cursief schrift twee losse s’en waarvan de eerste een lange met mooie krul zowel boven als onder. De lange s in druk ziet er meestal uit als f zonder dwarsstreepje in het midden.

      2. Henk Smout

        Vroeger op de lagere school heb ik geleerd dat bijvoorbeeld Den Haag nooit stadsrechten heeft gehad.

        1. FrankB

          Daar blijkt vooral uit dat het onzinnig is om in de 21e Eeuw middeleeuwse maatstaven te hanteren aangaande steden.

          1. Henk Smout

            Betrekkelijk vaak kom ik plaatsjes met verbazend gering inwoneraantal tegen die stad heten.

        2. Erik Bouwknegt

          Den Haag heeft wel degelijk stadsrechten, en wel uit 1806, waarmee het als stad ouder is dan steden als Assen en Tilburg. Laat natuurlijk onverlet dat tegen die tijd stadsrechten niet meer waren dan een symbolische titel. En verleend door Lodewijk Napoleon, die als onze eerste koning wel vaker uit de geschiedenis wordt weggeschreven.

  4. Bert Schijf

    Een mooi verhaal. Verreweg de meest beroemde familie van Duitse historici. Wat mij vooral trof was dat Mommsen een voorloper was van het verzamelen van gegevens, d.w.z. Latijnse opschriften. Zo kan iemand dus beroemd blijven wegens het verzamelen van gegevens, terwijl wetenschappelijke publicaties, zoals dat hoort, verouderen. Dat vraagt tegenwoordig natuurlijk om digitalisering en zoekprocedures. De website waar naar verwezen wordt wekt echter niet de indruk dat het opschiet. Het is ook wel een enorme klus. En eigenlijk is het een Europees project waar de EU geld aan zou moeten geven.

    1. FrankB

      Aaaarggghh!
      Vergeef mij, ik ga even de taalnazi uithangen. Beroemdst, niet het Angelsaksische meest beroemd alstublief dankuwel.

  5. Jeff

    “In Die Örtlichkeit der Varusschlacht (1885) identificeerde hij correct waar de strijd in het Teutoburgerwoud had plaatsgevonden – de plek heet tegenwoordig Kalkriese.”

    Het woordje ‘correct’ lijkt me hier nogal over de top. De discussie over de vraag of de ‘Fundregion Kalkriese’ werkelijk de locatie van de Varusslag betreft is na Mommsen allerminst gestopt. (Mommsen baseerde zich destijds eigenlijk alleen op de toen bekende muntvondsten.)

    De discussie duurt nog steeds voort en ook bij het museum ter plaatse is men daar eerlijk over (de bijdrage van Mommsen wordt keurig gemeld):

    Die Suche nach dem Ort
    https://www.kalkriese-varusschlacht.de/varusschlacht/die-suche-nach-dem-ort/

    In het museum loopt een veelbelovend onderzoeksproject, waarbij een poging ondernomen wordt om van verschillende Romeinse legioenen een soort ‘metaal-DNA’ vast te leggen.
    Mocht dit project succesvol blijken, dan komen we mogelijk een stapje dichterbij de prangende vraag wat zich bij Kalkriese heeft voorgedaan.

    De aankondiging van het project (bericht is niet gedateerd, maar is uit de eerste maanden van 2017):
    Großes Forschungsprojekt in Kalkriese
    https://www.kalkriese-varusschlacht.de/forschung/projekt-forschung-in-museen/
    Let op de titel van het project: „Kalkriese als Ort der Varusschlacht? – eine anhaltende Kontroverse“

    Begin vorige maand een bericht op het museumblog, dat de bemonstering van de opjecten afgerond is:
    Tour de Germania – Unterwegs im Namen der Forschung
    https://www.kalkriese-varusschlacht.de/nl/museum/museumsblog/article/tour-de-germania-unterwegs-im-namen-der-forschung/2020/02/09/

    Doet allemaal natuurlijk weinig af aan het wetenschappelijke statuur van Mommsen, maar we zijn inmiddels wel wat jaartjes verder t.a.v. Kalkriese.

  6. Robbert

    Roemische Geschichte, een ongemeen spannend boek met ellenlange zinnen, ook in de kortere uitgave van bijna 1000 blz.
    Sterk verouderd, OK we zijn gewaarschuwd, maar het boek is nog steeds zeer goed leesbaar.

  7. “het Romeinse Recht (dat tot 1900 in Duitsland rechtskracht had en dat ambtenaren dus kenden)”

    “en bereidde de wetenschappelijke editie voor van het Corpus Iuris, de grote verzameling van Romeins Recht”

    Het is wonderlijk dat dat recht pas serieus bestudeerd werd vlak voordat het zou worden afgeschaft. Zouden ze dat recht soms hebben afgeschaft omdat ze toen pas zagen wat er in stond?

  8. Robert

    Bij al dat moois over de man zou je bijna niet durven toevoegen dat als hij oordeelde dat in zijn opinie het oorspronkelijke Latijn van een bron niet deugde, hij er geen probleem in zag die oorspronkelijke tekst naar zijn voorkeur aan te passen.

    1. Dat is wel een zonde die aan negentiende-eeuwers wordt toegeschreven, maar gek genoeg heb ik er nooit een voorbeeld van gezien. Dat wil niet zeggen dat de bewering onjuist is; het wil alleen zeggen dat ik het niet kan bevestigen.

      Bij de uitgave van de Digesten zijn wel voorbeelden van correcties die berusten op cirkelredeneringen.

    2. A. Harmens

      Bedoelt u het Latijn dat hij in de middeleeuwse handschriften vond? In de negentiende eeuw was men inderdaad meer geneigd om dingen in ‘correct’ klassiek Latijn te verbeteren. Dat zou nu niet meer zo snel gebeuren. In de meeste MGH-edities staan de oorspronkelijke lezingen nog wel in de voetnoten. Bedenk ook dat men bij tekstedities niet ontkomt aan keuzes. Middeleeuwse interpunctie zou ik ook niet zo snel laten staan. Als laatste verdediging zou je kunnen zeggen dat wij het maar gemakkelijk hebben met al die digitale reproducties van middeleeuwse handschriften. Protestantse geleerden kregen in de negentiende eeuw vaak geen toegang tot bibliotheken van katholieke instellingen, zoals de Vaticaanse bibliotheek.

  9. Roger Van Bever

    Weet je, Jona, wat ik nou zo wonderbaarlijk vind? De kolossale hoeveelheid werk die Mommsen, Fustel de Coulanges, Littré (op taalgebied), onze onderwijzer Van Dale en zoveel anderen verricht hebben met de schaarse middelen die ze ter beschikking hadden. Jouw biografie van Mommsen laat zien hoeveel zo’n man gedaan heeft.

Reacties zijn gesloten.