
De ceder is zoiets als papyrus: een bijna legendarisch stuk flora. De bomen kunnen wel veertig meter hoog worden en de stam kan drie meter dik zijn. De ceder is daarom ideaal om masten en kielen van te maken, wat dan ook al gebeurde in de Vroege Bronstijd. En ook later, zoals het Uluburunwrak. Verder leveren de bomen hars, die bruikbaar was als lijm en om amforen waterdicht mee te maken, zodat een soort retsina ontstond. Elke sigarenroker weet dat cederhout heerlijk ruikt en in de Oudheid gebruikte men het als alternatief voor wierook.
Hoewel de ceder tegenwoordig vooral voorkomt in met het Libanongebergte, groeide de boom in de Oudheid ook in het Taurusgebergte. Door ontbossing, die al in de Oudheid is begonnen, is dit gebied sterk verkleind. Tegenwoordig groeit de boom vooral in enkele beschermde reservaten in Libanon.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.