[Vandaag bestaat de Mainzer Beobachter tien jaar en daarom maak ik een persoonlijke balans op. De trouwe lezers van de blog zullen weinig nieuws tegenkomen, maar het is goed eens te kijken of mijn ambities overeenkomen met de praktijk. Dit is het tiende van twaalf stukjes; het eerste was hier.]
Omdat geesteswetenschappelijk onderzoek dat niet bij het publiek aankomt beter niet had kunnen worden uitgevoerd, heb ik jarenlang de Livius Nieuwsbrief uitgegeven, waarin ik elke maand het nieuws over de Oudheid samenvatte in de vorm van talloze linkjes. Al vrij snel begon ik er commentaar op te geven. Het nieuwtje hier was allang bekend (want het stond al daar) en dat bericht klopte echt niet (en wel hierom). Of er was weer eens een gevalletje oudheidkundige standaardoverdrijving. En uiteraard zouden archeologen nooit één keer iets bekendmaken als ze ook twee keer konden hengelen naar fondsen.
Ik haatte dat becommentariëren. Het is geen prettige aanblik hoe de oudheidkunde zichzelf om zeep helpt. Steeds vaker was ik na het versturen van de Nieuwsbrief neerslachtig. Aanvankelijk dwong ik mezelf de nieuwsbrief te openen met “het mooiste van de maand”: voor mij een herinnering dat er ook mooie dingen waren en voor de lezer een geruststelling. Later begon ik een aparte commentaarsectie, zodat de rest van de nieuwsbrief positief kon blijven.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.