
[Vandaag bestaat de Mainzer Beobachter tien jaar en daarom maak ik een persoonlijke balans op. De trouwe lezers van de blog zullen weinig nieuws tegenkomen, maar het is goed eens te kijken of mijn ambities overeenkomen met de praktijk. Dit is het vierde van twaalf stukjes; het eerste was hier.]
Ik denk dat ik het bovenstaande niet zo zou hebben geformuleerd toen ik in 1985 naar Amsterdam verhuisde om te studeren. Ik herinner me echter dat ik veel verwachtte van mijn wetenschappelijke vorming. Ik zou worden opgeleid om ooit mijn bijdrage te leveren aan de kennis die volken en generaties verbindt.
Nu waren de universiteiten kort daarvoor gereorganiseerd. In de “Tweefasenstructuur” duurden alle opleidingen vier jaar, ook als voordien zeven jaar nodig was geweest om het voor wetenschap vereiste niveau te bereiken. Opdat althans een deel van de studenten zo ver kon komen, zou er voor 10% van hen een tweede fase komen. Wie vier jaar had gestudeerd, heette “doctorandus 1”; wie ook de vervolgopleiding had afgerond, was “doctorandus 2” en kon solliciteren naar een promotieplaats.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.