1948, Israël en de Nakba

(© Israeli Government Press Office)

Israël en de Palestijnen. Er bestaan zo langzamerhand twee verhalen. Er is het oude verhaal, dat in de westerse wereld tot 1967 zonder vragen werd herhaald: de Joden waren na de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog teruggekeerd naar hun aloude land, waren laaghartig aangevallen door de Arabieren, maar weerstonden hun vijanden dapper.

Na de Zesdaagse Oorlog kwamen er vragen over het Palestijnse probleem, maar de eersten in Nederland die er iets over zeiden, werden met hoon overladen. Ze verdedigden immers standpunten van de terroristen die zich in 1964 in de PLO hadden verenigd. Geleidelijk kwam er echter meer oog voor de ellende van de Palestijnen, en inmiddels is er naast het eerste verhaal een tweede ontstaan, over Joden die zich vestigden in het aloude land van de Palestijnen en laaghartig dorpen ontruimden, en over de weerstand van het Palestijnse volk.

Wat de twee verhalen – in historisch jargon: “de twee narratieven” – gemeen hebben, is dat er selectief wordt omgegaan met de feiten. Waarom negeren de mensen die het tweede verhaal vertellen, zo vaak dat de Joden in 1947 het VN-delingsverdrag aanvaardden en dat de Arabische landen in 1948 niet vochten om de Palestijnse leiders te steunen, maar stukken van het Mandaatgebied wilden veroveren voor zichzelf? Misschien omdat Egypte en Jordanië de Gazastrook en de westelijke Jordaanoever later opgaven? Waarom erkennen Israëli’s en de aanhangers van het eerste verhaal zo zelden dat de Israëlische strijdkrachten in 1948 Arabische dorpen ontruimden, eerst uit militaire noodzaak, maar steeds meer om land over te nemen? De archieven zijn open, de Israëlische krijgsplannen zijn voor iedereen in te zien.

Soms zijn de twee narratieven bizar verstrengeld. Bijvoorbeeld als de overdrijving van de ene partij door de andere als feit wordt overgenomen. De zionisten die aan het begin van de twintigste eeuw naar Palestina kwamen, deden alles om geld te verwerven en overdreven enerzijds de armoede van het gebied en anderzijds hun eigen enorme succes om het gebied naar westers model op te stoten in de vaart der volkeren. Jeruzalem zou helemaal joods moeten worden, en daarvoor was Europees geld nodig.

Inmiddels presenteren ook de aanhangers van het tweede verhaal de komst van de Zionisten als een enorme ingreep. Dat was het zeker, maar wie zegt dat Jeruzalem tot een Joodse stad werd gemaakt, neemt Zionistische propaganda over. De Ottomaanse kadasters tonen dat de huizen in Jeruzalem voor 57% in Joods bezit waren. Verder waren er huizen voor de Turken, voor Armeniërs, Christenen en voor Moslims. Een Joodse stad, zou je zeggen, met niet-verwaarloosbare minderheden.

Soms lees je een analyse van iemand die, terecht, constateert dat de twee narratieven elkaar niet meer raken, en dat het toch echt belangrijk is om de feiten onder ogen te zien, zoals dit artikel. Het begon redelijk, al zou ik een ander openingsvoorbeeld hebben gekozen. Halverwege werd ik zelfs enthousiast, toen de auteur aangaf zich te realiseren dat er twee narratieven waren en dat alleen kennis van de feiten ons verder brengt. En toen kwam het slot, waarin hij terecht constateert dat de Palestijnen moeten erkennen dat het de Arabische landen waren die in 1947 het Delingsverdrag afwezen, en het daarbij laat. Dat de Israëlische legers in 1948 de zaken etnisch zuiverden, blijft onvermeld.

We moeten naar een ‘hoger’ perspectief, waarin beide verhalen kunnen worden opgenomen. Maar laat deze constatering dan niet alleen aanleiding zijn om de andere partij te wijzen op feiten die die andere partij gemakshalve vergeet, maar ook om de feiten onder ogen te zien die de eigen partij liever negeert.

Deel dit: