Faits divers (14): Palestina

Het sterrenbeeld Stier in Khirbet adh-Dhari (Jordan Museum, Amman)

In de reeks faits divers deze keer: driemaal de Oudheid van Israël / Palestina.

Tweemaal hetzelfde

Uiteraard beginnen we deze aflevering van de faits divers met wat er deze week weer verkeerd is in de Israëlische oudheidkunde. Nou, dat er een antieke horoscoop zou zijn ontsluierd (unveiled), zodat we een glimp opvangen van de mysterieuze sekte uit de woestijn van Juda. Deze oude tekst documenteert een wereldbeeld waarin iemands geboortedatum niet alleen iets vertelt over je toekomst, maar ook over je lichamelijke eigenschappen alsmede de balans van licht en duisternis in je geest.

Nou, hier wordt wat ontsluierd zeg! Het is gewoon de tekst die bekendstaat als 4Q186, waarvan drie fragmenten bekend zijn. Hier is wat de auteur heeft te melden over het sterrenbeeld Stier:

Lees verder “Faits divers (14): Palestina”

Misverstand: Tempelberg

Maquette van de tempelcomplex in Jeruzalem (Israel Museum, Jeruzalem)

Misverstand: De joodse tempel stond niet op de Tempelberg

Al sinds de zevende eeuw v.Chr., en mogelijk al eerder, draaide voor de Judeeërs het religieuze leven om de tempel van Jeruzalem. Het plateau waarop die heeft gestaan, is ook in de islam heilig, want volgens een middeleeuwse legende is de profeet Mohammed hiervandaan ten hemel opgestegen. De Al-Aqsamoskee is gebouwd om die gebeurtenis te herdenken.

Lees verder “Misverstand: Tempelberg”

Bar Kochba, het sterrenkind (5)

Na de opstand van Bar Kochba was Jeruzalem de basis van het Tiende Legioen Fretensis. Het embleem was een varken, wat door de Joden als belediging werd ervaren. (Davidson Centrum, Jeruzalem)

[Laatste deel van een verhaal over de Bar Kochba-opstand. Het eerste deel vond u hier.]

Ergens na 6 november 135, de datum van zijn laatste ons bekende brief, raakte Bar Kochba in Betar afgesloten van de buitenwereld. Het voornaamste verdedigingswapen zou volgens de rabbijnse bronnen het gebed zijn geweest van de hogepriester, de Eleazar die staat genoemd op de munten. Het is mogelijk dat de opstandelingen voor hem een als tijdelijk bedoelde tempel hebben gebouwd, maar van de vierkante ruïne die ooit op het plateau stond, is niets over dat zich leent voor archeologisch onderzoek. Hoe dan ook, de auteur van een rabbijns commentaar op het Bijbelboek Klaagzangen vermeldt dat Hadrianus, ontmoedigd doordat hij niet in staat was Betar te veroveren, overwoog naar huis te gaan.

Lees verder “Bar Kochba, het sterrenkind (5)”

Dalrymple, From the Holy Mountain

Sommige blogstukjes vergen wat voorbereiding, zoals dit. Een goede collega, wiens spirituele belangstelling wat uitgesprokener is dan de mijne, adviseerde me From the Holy Mountain te lezen, het boek dat de Britse auteur William Dalrymple (niet te verwarren met de conservatieve filosoof) wijdde aan de verdwijnende christelijke kerken van het Midden-Oosten. Ik heb het in één adem uitgelezen, en hoezeer het me aan het denken heeft gezet, blijkt wel uit het feit dat ik de afgelopen maanden al verschillende keren heb geblogd over aspecten van dit boek. Hier is bijvoorbeeld een uitleg van wat die kerken nu eigenlijk zijn.

De ondergang van de oosterse kerken stond al ergens op mijn radar. Mijn evangelische vriend Jan-Pieter van de Giessen heeft op zijn blog lange tijd elke vrijdag een overzicht gegeven van antichristelijk geweld, waarbij Turkije, Syrië en Egypte een vast onderdeel vormden. Zelf heb ik in Diyarbakir, de hoofdstad van Turks Koerdistan, eens te laat begrepen dat de terughoudendheid van een geestelijke, die me overigens vriendelijk te woord stond, niets had te maken met tekortschietende contactuele eigenschappen – zoals ik aanvankelijk dacht – maar alles met een begrijpelijk wantrouwen jegens belangstellenden. Ik schreef daar dit stukje al over.

Lees verder “Dalrymple, From the Holy Mountain”

1948 (3)

[Dit is het derde van drie stukjes over Benny Morris’ 1948; het eerste is hier.]

Wat waren de Arabische oorlogsdoelen? De simpele waarheid is dat men niet streed voor een Palestijnse staat. Die zou namelijk hebben moeten staan onder leiding van grootmoefti van Jeruzalem, Muhammad Haj Amin al-Husseini. Dit was een felle nationalist, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in nationaalsocialistisch vaarwater was gekomen. Koning Farouk van Egypte, koning Abdallah van Jordanië en de leiders van Syrië, Libanon en Irak wisten dat ze nooit zouden kunnen rekenen op steun van bijvoorbeeld Amerika, de Sovjet-Unie of Groot-Brittannië als ze zouden strijden voor een door de grootmoefti geleide Palestijnse staat.

In plaats daarvan annexeerden Jordanië en Egypte wat ze konden annexeren. Dat was de inspanning eigenlijk niet waard, en de Arabische leiders moeten dat hebben geweten. Ze konden echter niet anders dan zich in een heilloze oorlog storten. Toen het VN-delingsplan was aangekondigd, hadden ze opgeroepen tot geweld; na het bloedbad in Deir Yassin en nu Palestijnse vluchtelingen voor iedereen zichtbaar waren in de straten van Damascus, Amman en Cairo, was het uitgesloten dat men de daad niet bij het woord voegde. In feite waren de Arabische leiders verstrikt in hun eigen retoriek.

Lees verder “1948 (3)”

1948 (2)

[Dit is het tweede van drie stukjes over Benny Morris 1948. A History of the First Arab-Israeli War; het eerste is hier.]

De oorlog van 1948 had een lange voorgeschiedenis. Het geweld tussen de Joodse en Arabische bevolking van Palestina was al in 1913 – dit jaar een eeuw geleden – voldoende ernstig om de wederzijdse leiders te laten onderhandelen over manieren om het te bedwingen. Het leverde weinig op en in 1937 concludeerden de Britten dat het mandaatgebied Palestina onbeheersbaar was. Het beste kon het worden verdeeld, waarbij alleen de corridor van de kust naar Jeruzalem in Britse handen zou blijven.

Na de Tweede Wereldoorlog werd dit plan in aangepaste vorm overgenomen door de Verenigde Naties. Het Britse mandaat zou aflopen in mei 1948. De zionisten accepteerden het delingsverdrag onmiddellijk, terwijl de Arabische leiders het afwezen en ertoe opriepen de Joden met geweld de zee in te drijven.

In de winter van 1947/1948, toen de Britten bezig waren zich terug te trekken, laaide het geweld tussen de bevolkingsgroepen op. Je moet hierbij niet alleen denken aan vetes tussen Arabische en Joodse dorpen, maar ook aan aanvallen op de Britten, over wie Morris met merkbare bewondering schrijft. Ze konden het bij geen van de strijdende partijen nog goed doen, maar bleven het desondanks proberen.

Lees verder “1948 (2)”

1948 (1)

Mijn vader komt uit Arnhem. Hij heeft de veldslag in die stad meegemaakt en ook het vervolg: de evacuatie. In de verwoeste stad dreigden besmettelijke ziektes, de Geallieerden schoten nog vanaf de andere kant van de Rijn en de nog steeds intacte brug was een voorspelbaar doelwit voor bommenwerpers: drie goede redenen om de burgers weg te halen uit het frontgebied.

Misschien zeg ik iets controversieels, maar volgens mij deden de Duitsers daarmee niets dan hun humanitaire plicht, ook toen ze dwang gebruikten om mensen te laten vertrekken. Leuk was het zeker niet, maar ik denk dat niemand van ons de evacuatie zou typeren als oorlogsmisdrijf en ik denk dat dit ook heeft gegolden in de jaren veertig.

Lees verder “1948 (1)”

Libanese identiteiten (1)

De Sykes-Picot-overeenkomst
De Sykes-Picot-overeenkomst (Wikimedia Commons)

Wie de film Lawrence of Arabia heeft gezien, kent het verhaal. Tijdens de Eerste Wereldoorlog rukte de Britse generaal Allenby van Egypte op naar Palestina en Syrië. In zijn strijd tegen de Ottomaanse Turken kreeg hij de hulp van het leger van Arabische opstandelingen, gecommandeerd door de latere koning Faisal. Hem was toegezegd dat in de gebieden die op de Turken zouden worden veroverd, een Arabisch koninkrijk zou komen.

De Britten hadden echter meer afspraken gemaakt: met de Fransen was overeengekomen dat zij de veroverde zouden verdelen. Het kaartje toont deze zogenaamde Sykes-Picot-overeenkomst. Deze strijdige toezeggingen vormen de oorzaak van de huidge problemen in het Midden-Oosten.

Lees verder “Libanese identiteiten (1)”

De Libanese burgeroorlogen (4)

VN-secretaris-generaal Dag Hammerskjöld in Beiroet.
VN-secretaris-generaal Dag Hammerskjöld in Beiroet.

[Dit is het vierde deel van een serie van dertien artikelen. In het voorafgaande beschreef ik hoe een etnisch en religieus heterogene, jonge staat een instroom van Palestijnse vluchtelingen te verwerken kreeg. Het eerste deel is hier.]

Onder de officieren in het Egyptische expeditieleger naar Palestina, dat niet meer had weten te bereiken dan de annexatie van Gaza, behoorde Gamal Abdel Nasser, die tot de conclusie kwam dat de Arabieren zich moesten verenigen en in 1954 een staatsgreep uitvoerde. Hij was niet de enige die geloofde in Arabische eenheid. In Syrië had Michel Aflaq de basis gelegd voor de Baath-partij en in 1958 fuseerden de twee landen tot de Verenigde Arabische Republiek, die niet zelden steun aanvaardde uit de Sovjet-Unie. Tegelijk ontstond de Arabische federatie van Jordanië en Irak.

Lees verder “De Libanese burgeroorlogen (4)”

De Libanese burgeroorlogen (3)

Het Libanese parlementsgebouw

[Dit is het derde deel van een serie van dertien artikelen. In de eerste twee afleveringen beschreef ik hoe een etnisch en religieus heterogene, onafhankelijke staat ontstond. Het eerste deel is hier.]

In 1947 besloten de Verenigde Naties het Britse mandaatgebied Palestina te verdelen in een Arabisch en een joods deel. De joden aanvaardden dit, de Arabieren wezen het af en riepen ertoe op de joden terug te drijven in zee. Kort na de Holocaust konden de joden zo’n dreigement niet anders dan serieus nemen, en ze bereidden zich voor op oorlog. Het nodeloze bloedbad dat een radicale groep joodse strijders aanrichtte in Deir Yassin, leidde ertoe dat veel Palestijnse Arabieren naar Jordanië, Syrië en Libanon begonnen te vluchten.

Lees verder “De Libanese burgeroorlogen (3)”