
[Gisteren of vandaag zou deze planeet haar zeven miljardste bewoner erbij hebben gekregen. Een mooie aanleiding om een oud artikel over Robert Malthus, demografie en het ontstaan van de sociale wetenschappen af te stoffen. Dit stuk verscheen in 2007 in Filosofie en bedrijf.]
In dit artikel wordt geprobeerd de demografische en economische studies van de Britse geleerde Robert Malthus (1766-1834) te plaatsen in hun wetenschapshistorische context. Hij is een van de weinigen die erin is geslaagd het natuurwetenschappelijke, wetmatige verklaringsmodel toe te passen in de menswetenschappen. Tevens wordt geprobeerd de waarde van Malthus’ zwartgallige opvatting, dat de bevolking van een gegeven gebied de neiging heeft verder te groeien dan haar bestaansmiddelen toestaan, te evalueren aan de hand van de cijfers van het United Nations Population Fund.
Het Essay on the Principle of Population
Oorlog maakt vindingrijk. Niet zelden dwingt hij een minister van financiën de posten op de rijksbegroting te herschikken om soldaten te betalen. Creatief boekhouden is iets van alle tijden, maar de vindingrijkheid was nooit zo groot als in de laatste jaren van de achttiende eeuw. De oorlogen waren toen massaler dan ooit tevoren en ministers werden nog niet gehinderd door inzicht in de staatshuishouding. Onze economische wetenschappen zijn ontstaan uit verontwaardiging over de treurige staat van de toenmalige overheidsfinanciën.
Creatief was bijvoorbeeld het Engelse kabinet dat in 1795 te maken kreeg met een groeiend gat in de rijksbegroting. Engeland had twee jaar eerder de oorlog verklaard aan het door burgeroorlog en revolutie verscheurde Frankrijk. De Europese mogendheden hadden zich gezamenlijk op het weerloze land gestort, rekenend op een profijtelijke oorlog zonder veel bloedvergieten. Maar het was anders gelopen. De Franse bevolking was massaal in het geweer gekomen tegen de vijandelijke overmacht en de meeste aanvallers hadden zich schielijk uit de oorlog moeten terugtrekken. Engeland stond er nagenoeg alleen voor en het kabinet moest op zoek naar bezuinigingen. Zoals in zulke situaties vaker is gebeurd, besloot de regering onder het mom van decentralisering de sociale zekerheid uit te kleden. En zoals ook vaker is gebeurd, pakte dat verkeerd uit.
De armenwet, die de overheid verplichtte alle arme kinderen, ouderen en invaliden te ondersteunen, werd afgeschaft en daarvoor in de plaats kwam een regeling die elke parochie voorschreef geld in te zamelen om kinderbijslag te verstrekken aan de armen. De rijksoverheid had op deze manier een uitgavenpost minder en stimuleerde arme mensen kinderen te nemen. Hiermee hoopte de regering te bereiken dat de omvang van de bevolking zou toenemen, zodat Engeland ooit in staat zou zijn net zulke grote legers op de been te brengen als Frankrijk.
Voortaan zaten de anglicaanse geestelijken opgezadeld met de administratieve rompslomp van een wet die welbeschouwd slechts diende om kanonnenvlees te produceren. Dat was een allesbehalve christelijk doel en de bekendste criticus van het nieuwe systeem was dan ook de geestelijke Th. Robert Malthus (1766-1834). In 1798 publiceerde hij zijn Essay on the Principle of Population as it Affects the Future Improvement of Society, waarin hij voorspelde dat de gruwelijkste rampen zouden plaatsvinden als de wet niet snel werd ingetrokken.
Aan deze voorspelling lag een voor die tijd grondige demografische analyse ten grondslag. Het uitgangspunt was het gegeven dat de bevolking van de voormalige Engelse koloniën in Amerika zich in de voorgaande anderhalve eeuw elke vijfentwintig jaar had verdubbeld, dus volgens de reeks 1, 2, 4, 8, 16… Malthus meende dat dit de groeisnelheid van een bevolking was als er geen of weinig beperkingen waren. Daar stond tegenover dat de voedselproductie van een samenleving zou toenemen als een reeks 1, 2, 3, 4, 5… De bevolking van een land neigde er dus toe haar bestaansmogelijkheden te ontgroeien. Malthus redeneerde dat dit in de negentiende eeuw moest leiden tot enorme catastrofes. Hij schreef:
Hongersnood lijkt het laatste, huiveringwekkendste middel te zijn van de natuur. Wanneer de omvang van de bevolking veel groter is dan de capaciteit van de aarde om voedsel voor alle mensen te produceren, zal de mensheid op een of andere manier worden bezocht door een voortijdige dood. De menselijke zonden [d.w.z., oorlogen] zijn noeste en bekwame bewerkers van ontvolking. Ze zijn de voorlopers van het grote leger der vernietiging en maken de huiveringwekkende klus dikwijls zelf af. Wanneer zij echter tekortschieten in deze uitroeiingsoorlog, zullen ziekten, epidemieën, plaag en pest in vreselijke slagorde oprukken en duizenden en tienduizenden wegvegen. Mocht het succes daarna nog onvolledig zijn, dan loert de honger onontkoombaar in de achterhoede om met een machtige slag de omvang van de bevolking in evenwicht te brengen met de voedselproductie in de wereld.
Geboortebeperking was volgens Malthus de enige manier om oorlog, ziekten en honger te vermijden. Daarbij moeten we niet denken aan anticonceptie en abortus: die praktijken waren toen bijna dodelijker voor de moeder dan voor de vrucht. Malthus hoopte dat het aantal geboortes zou afnemen wanneer de mensen hun huwelijk zouden uitstellen tot het moment waarop ze in staat waren een gezin te onderhouden. Hij pleitte daarom voor gesubsidieerde scholen, waar iedereen naast de gebruikelijke vakken zou leren dat het kleine, laat gestichte gezin een weldaad was voor de samenleving.
Verder was hij van mening dat de nieuwe armenwet zo spoedig mogelijk diende te worden ingetrokken. Immers, de verstrekking van kinderbijslag zette de armen ertoe aan kinderen te verwekken, kinderen die alleen konden opgroeien in een wereld vol honger en ziekte. De nieuwe wet vergrootte de misère en was derhalve vooral wreed.
Zoals te voorspellen viel, had de Britse regering geen belangstelling voor Malthus’ ideeën. Ze had immers soldaten nodig en beschikte niet over voldoende middelen om scholen te financieren. Enkele overheidsdienaren namen deel aan een officieuze lastercampagne tegen de man die het had gewaagd de wijsheid van de wetgever in twijfel te trekken. Weinig onderzoekers hebben hun reputatie zo door het slijk zien halen als Malthus. De zielzorger die het bijbelse ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’ negeerde en zei dat echte christelijke naastenliefde bestond uit het níet geven van aalmoezen, was een makkelijk doelwit.
Bovendien was de deprimerende prognose van Malthus een provocatie van wat het gezonde verstand destijds leerde. Tot dan toe meende iedereen dat een groeiende bevolking automatisch zou leiden tot meer welvaart – er waren immers meer productiekrachten – maar dat de bevolking van een land van nature de neiging had af te nemen. Malthus stelde deze vanzelfsprekende ideeën ter discussie en werd daarom door menigeen afgedaan als querulant.
Maar hij was niet zo makkelijk uit het veld te slaan. In de volgende jaren droeg hij steeds meer bewijsmateriaal voor zijn theorie aan. Het Essay on the Principle of Population werd bij elke herdruk dikker, tot het ruim zeshonderd pagina’s telde, de appendices niet meegerekend. Langzaam maar zeker kreeg hij erkenning. Robert Malthus overleed – op hoge leeftijd getrouwd en als vader van een klein gezin – terwijl de regering bezig was de kinderbijslagwet in te trekken. Tegenwoordig geldt hij als de grondlegger van de demografische wetenschap.
Al is de sombere voorspelling van Malthus niet uitgekomen, zijn Essay betekende een wetenschappelijke doorbraak van de eerste orde. Hij had beweerd dat als niets de toename van de bevolking remde, haar omvang elke vijfentwintig jaar zou verdubbelen als een reeks 1, 2, 4, 8, 16… Dit is min of meer correct, al zouden wij het noteren als een jaarlijkse bevolkingstoename van drie procent en gebruiken wij de uitdrukking ‘exponentiële groei’. (De verdubbelingsreeks kan immers ook worden geschreven als 20, 21, 22, 23, 24.)
Malthus beweerde ook, dat dit groeicijfer in de praktijk zelden zou worden gehaald omdat er talloze remmende factoren waren. Het bewijs is contrafactisch: zou er immers een constante groei van drie procent per jaar zijn, dan moeten de huidige zes-en-een-kwart miljard bewoners van deze planeet afstammen van één echtpaar dat omstreeks 1200 leefde. Aangezien dat niet het geval is, moeten de groeicijfers lager liggen: voor zover bekend is de wereldbevolking in de eeuwen na 1650 jaarlijks met iets meer dan twee procent toegenomen, ofwel (zoals Malthus het zou verwoorden) elke drieëndertig jaar verdubbeld.
Dat Malthus gelijk had over de snelst mogelijke groei en terecht concludeerde dat de feitelijke groei lager was, is minder belangrijk dan zijn eenvoudige conclusie dat er sprake was van een regelmatige verdubbeling, die altijd – zij het met verschillende snelheden – optrad. Daarmee had hij de eerste natuurwet geformuleerd die toepasbaar was in de menswetenschappen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.