Nazi in de trein

Een paar maanden geleden keek ik onverwacht een Nazi-topstuk in de ogen. Zomaar, in de trein. Reinhard Heydrich zat recht tegenover me. De gelijkmatig terugwijkende haarlijn, de scherpe neus, het gladgekamde donkerblonde haar, de voor het smalle gezicht iets te brede mond, de onderzoekende ogen… zijn burgerkleding en bril hielpen hem niet: toen ik hem aankeek, wist ik meteen wie het was.

Uiteraard niet. De plaatsbekledend Reichsprotektor in Böhmen und Mähren is meer dan zeventig jaar geleden in Praag om het leven gebracht door Jan Kubiš en Jozef Gabčík. Maar de man die in de trein tegenover me kwam zitten, leek griezelig veel op het blonde beest.

Lees verder “Nazi in de trein”

De achtergrond op de voorgrond

Wie de eerste zes Bernie Gunther-romans had gelezen, waarover ik eerder blogde, kende diens biografie in de jaren 1936-1938 en in 1947-1952. De tussenliggende oorlogsjaren liet Kerr onbesproken, en ik denk dat hij daaraan verstandig deed. We wisten alleen dat Gunther aan het Oostfront dingen had gedaan die niet door de beugel konden en dat hij tewerkgesteld was geweest in Stalins gevangenenkampen. Dat was afschrikwekkend genoeg. Gunthers oorlogsjaren waren ook niet relevant. Een detective lees je om een aantal redenen – de plot, de humor en dit geval het historische sfeerbeeld – maar niet om de biografie van de protagonist.

In Field Grey (of Field Gray, als u de Amerikaanse versie koopt) wordt de lacune gevuld. Aan het begin – we schrijven inmiddels 1954 – moet Gunther van Cuba vluchten; hij ontfermt zich over een jonge prostituee die ook zo haar redenen heeft om naar Haïti te gaan; bij toeval worden ze aangehouden door de Amerikaanse marine; eveneens bij toeval blijkt een van de Amerikanen een bekende van de prostituee, die hem neerschiet; zo belandt Gunther in een reeks gevangenissen; als in een daarvan, ook alweer toevallig, Erich Mielke ter sprake komt, is dat de aanleiding voor een reeks flashbacks die teruggaan tot 1931. Dat is dan weer aanleiding tot een overzicht van Gunthers jaren in uniform (Feldgrau, zoals de titel aangeeft).

Lees verder “De achtergrond op de voorgrond”

Philip Kerr en Bernie Gunther

Brandenburger Tor, Berlijn

Ook in een politiestaat is behoefte aan politieagenten die zich niet laten leiden door de politiek. Het uitgangspunt van de Bernie Gunther-romans van Philip Kerr is dat de nazi-leider Reinhard Heydrich, ondanks al zijn politieke kuiperijen, begrijpt dat hij af en toe behoefte had aan een verdraaid goede detective. Het slachtoffer van dit inzicht is Bernie Gunther, die totaal geen zin heeft om voor het blonde beest te werken maar weinig keuze heeft. Over de Berlijnse privédetective heeft Kerr nu al acht romans heeft geschreven.

De eerste twee, March Violets (1989) en The Pale Criminal (1990), waren het nét niet. Niet alleen liet Kerr zijn held in het eerste boek twee zaken oplossen, aan het einde maakte de plot nog een draai die simpelweg te veel van het goede was. Het is een vergeeflijke fout die debutanten wel vaker maken: ze willen ál hun eieren kwijt. Ook het vervolg leed eraan dat Kerr te veel bezig was met het schetsen van het leven in het Berlijn van voor de oorlog.

Lees verder “Philip Kerr en Bernie Gunther”

Laurent Binet, HhhH

Je mag een gegeven paard niet in de mond kijken, maar voor Laurent Binets roman HhhH moet ik toch een uitzondering maken. Ik waardeer het dat ik het cadeau heb gekregen, maar ik heb het alleen uitgelezen omdat ik rekende op een spectaculaire conclusie, die echter uitbleef.

De merkwaardige titel is de afkorting van Himmlers hersens heten Heydrich, waarvan Binet zegt dat de Nazi’s dit gewoonlijk zeiden om de relatie tussen het hoofd van de SS en zijn rechterhand aan te duiden. Reinhard Heydrich gold als een van de gevaarlijkste mannen in het Derde Rijk, en het was een enorme klap voor het prestige van het nationaalsocialisme toen hij in Praag werd vermoord door twee Tsjecho-Slowaakse verzetstrijders, Jan Kubiš en Jozef Gabčík. Over deze aanslag gaat de roman, die in 2010 de Prix Goncourt voor een eerste roman kreeg.

Lees verder “Laurent Binet, HhhH”