
Ik schrijf momenteel een boek over de “scheiding van wegen” tussen jodendom en christendom. Zoals Ernest Renan in de negentiende eeuw al wist, was Jezus een jood en deed hij niets om een nieuwe religie te stichten. Voor vrijwel alles wat hij onderwees bestonden joodse parallellen, en sinds de ontdekking van de Dode Zee-rollen kunnen we dat “vrijwel” nog weglaten. Ook in het oeuvre van Paulus is niets te vinden dat duidt op het ontstaan van een nieuwe religie (meer…), al gaat het hier wel om teksten die je achteraf, als die religie er eenmaal is, zo zou kunnen interpreteren. In mijn boek, dat de werktitel Israël hersteld heeft, probeer ik te documenteren hoe die scheiding dan wel is gegroeid als noch Jezus noch Paulus ernaar streefden.
Hoe door-en-door joods de volgelingen van Jezus van Nazaret waren, blijkt als je het Nieuwe Testament leest met de aantekeningen van een vijftigtal geleerden onder leiding van Amy-Jill Levine en Marc Zvi Brettler, The Jewish Annotated New Testament. Het biedt, zoals je al verwachtte met zo’n titel, de complete tekst van het heilige boek, voorzien van een royale hoeveelheid toelichtingen. Het is het boek dat ik eigenlijk altijd al had willen hebben. Welbeschouwd is het schandalig dat we er tot 2011 op hebben moeten wachten.
Laat joden spreken over religie en ze maken grappen. In de Misjna, een collectie rabbijnse wijsheid, wordt ergens gesproken over het vieren van het poerim-feest, waarvoor de relevante heilige tekst, Esther, twee data noemt: een voor in de steden en een voor op het platteland. De rabbijnen discussieerden nu over de vraag wat het verschil is tussen een stad en een dorp. Ze bieden verschillende antwoorden, waarvan de laatste een grap moet zijn: het is een stad als er meer dan tien mensen zijn die niets om handen hebben (Megillah 1.3). Dat heeft iets te maken met het quorum van aanwezigen in de synagoge, maar ik weet zeker dat de samenstellers het schreven met op hun gezicht een grijns van oor tot oor.
Er is sindsdien weinig veranderd, want ook de auteurs van het joodse commentaar op het Nieuwe Testament zien het humoristische van hun activiteit. Er bestaat een mooi verhaal dat Jezus in Gadara (het huidige Umm Qays in Jordanië) enkele boze geesten uitdrijft, die vervolgens hun intrek nemen in een roedel zwijnen, die vervolgens de hellingen afrent en zich stort in het water van het Meer van Galilea. Soort zoekt soort, zou je denken: boze geesten in onreine dieren. De commentator heeft echter compassie en noteert bij Matteüs 9.32 laconiek “pigs can swim”.
De commentator heeft meer compassie met varkens, overigens zeer eerbiedwaardige wezens, dan Jezus, wat ik gecombineerd met de veronderstelling dat hij goddelijk zou zijn altijd nogal pijnlijk heb gevonden. Van een menselijke Jezus zou ik gegeven de tijd en de plaats natuurlijk niet anders kunnen verwachten.