
[Dit is het vijfde van naar het zich laat aanzien negen stukjes over het Ardennenoffensief, dat vandaag zeventig jaar geleden zijn grootste uitbreiding kende. Het eerste is hier.]
Een van de bizarste details uit Peter Caddick-Adams’ Snow and Steel is dat de Duitse soldaten nauwelijks beschikten over landkaarten en gebruik maakten van de toeristische Michelinkaarten, die een schaal hadden van 1:200.000. Ze waren altijd blij als ze Amerikaanse kaarten vonden, die 1:50.000 waren. Het vreemde is dat de Duitsers het belang van de Ardennen zowel in 1914 als 1940 hadden onderkend en alle gelegenheid hadden gehad om het goed te verkennen. Wat de verklaring ook zij, in 1944 benutte ook de Duitse infanterie de grote wegen, wat hun marsroutes voorspelbaar maakte – dat wil zeggen, toen de Amerikanen eenmaal over de verrassing heen waren en begrepen dat ze werden aangevallen.

De eigenlijke klap had in het noorden moeten vallen, waar het Duitse Zesde Leger van Sepp Dietrich vanaf Monschau richting Maas had moeten doorstoten. Het bestond uit twee strijdgroepen, waarvan de noordelijke Spa en Luik had moeten innemen en de zuidelijke had moeten doorstoten naar Hoei. Daarna zouden ze door Brabant moeten oprukken naar Antwerpen, maar geen van tweeën zou de Maas zelfs maar zien. Bij Rocherath-Krinkelt werd de noordelijke groep door twee Amerikaanse divisies, de Tweede en Negenennegentigste, tegengehouden en toen de Duitsers na tien dagen strijd de zaak meester leken, waren de Geallieerde versterkingen al in de buurt. Hiermee was het operationele doel van Herbstnebel gefrustreerd.
De zuidelijke groep, gecommandeerd door Jochen Peiper, had meer succes. Weliswaar lag hij vele uren achter op schema, maar toen deze veteraan van het Oostfront eenmaal op weg was, kon hij ook, gewend aan operaties in de kou, ver doorbreken. In Bullingen overmeesterde hij een brandstofdepot, zodat zijn tanks verder konden. Niet veel later bereikte hij Malmédy, dat werd verdedigd door een groep lichtbewapende Amerikanen, die zich al snel overgaven en, kort nadat Peiper verder naar het westen was getrokken, werden doodgeschoten. Het lijkt een terreurmaatregel te zijn geweest van de soort die aan het Oostfront normaal was en die de vijand schrik had moeten aanjagen – maar even contraproductief uitpakte als de toepassing van dit middel in onze tijd door ISIS.
Peiper bereikte de volgende dag Stavelot (138 burgerdoden), waar hij erin slaagde een duidelijk aangegeven benzinedepot over het hoofd te zien, en vond de bruggen over de Amblève waaraan Trois Ponts zijn naam ontleent vernietigd. Daarop besloot hij een omweg te maken, maar hij liep uiteindelijk vast: de benzine van zijn tanks was op. Het was pas de derde gevechtsdag, 18 december, en het Zesde Leger was niet verder dan vijftig kilometer ver gekomen.

In het diepe zuiden waren de Duitse successen al niet veel spectaculairder. Op de eerste dagen was het Zevende Leger van Erich Brandenberger erin geslaagd iets naar het westen op te rukken, maar de vier infanteriedivisies werden vanaf 21 december aangevallen door de tanks van Patton. Daarmee viel de dekking voor de centrale sector weg, waar het Duitse Vijfde Leger van Von Manteuffel wel degelijk voortgang had geboekt – mede door het al beschreven misverstand tussen de generaals Jones en Middleton. Toen de door Middleton toegezegde versterkingen, de tanks van de Zevende Pantserdivisie, aankwamen, konden ze alleen de Duitse opmars naar Sankt Vith nog vertragen. De stad viel op 23 december.
Het grootste succes was echter de doorbraak van twee Duitse pantserdivisies die bij Dasburg en Vianden de Our waren overgestoken en op 21 december Bastogne bereikten.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.