
In het zuiden van Nederland en in België staan kruisbeelden op de plattelandskruisingen. Ga je naar steden als Maastricht, Luik of Antwerpen, dan zijn er Mariabeelden. Het landschap is gekerstend. Het Midden-Oosten is niet anders. Waar christenen wonen, zie je afbeeldingen van de heiligen, en waar moslims wonen, zie je de afbeeldingen van inspirerende geestelijken. De grens tussen heiligen, geestelijken en politiek leiders is overigens vloeiend.
In Libanon zie je bijvoorbeeld vaak het portret van Musa as-Sadr, die in de jaren zeventig de sji’itische bevolkingsgroep organiseerde. Dat was nodig. Het bestel werd beheerst door soennieten en christenen, terwijl de sji’ieten in het zuiden van het land klem zaten tussen Israël en de Palestijnen, die in Libanon bases hadden. Israël en de Palestijnen beschoten elkaar, de sji’ieten zaten er tussenin en Musa as-Sadr overtuigde ze ervan niet te zwelgen in zelfmedelijden. Later meer over hem. Nu eerst zijn familie.
Je komt de As-Sadrs namelijk ook in Iran en Irak tegen. Ze vormen een dynastie en het is misschien aardig die eens aan u voor te stellen.
Van Libanon naar Perzië
De eerste is Sayyed Saleh Musawi Ameli, die u moet plaatsen in de achttiende eeuw, in Libanon. Sayyed is een eretitel voor afstammelingen van Mohammed. Als het geestelijken zijn, dragen ze geen witte maar een zwarte tulband. Musawi wil zeggen dat hij een afstammeling was van Musa, die bij de meeste sji’ieten geldt als de zevende imam. (Diens broer geldt eveneens als zevende imam; ik had het onlangs nog over deze Ismaël.) Ameli wil zeggen dat hij kwam uit Jabal ‘Amal, het zuiden van Libanon.
De Ottomaanse overheid – of beter: gouverneur Jazzar Pasha – vervolgde de sji’ieten en moordde een deel van Salehs familie uit. Saleh zelf wist uit een gevangenis te ontsnappen en vestigde zich in Najaf. Gelegen rond het graf van Salehs voorvader imam Ali is Najaf een van de belangrijkste religieuze centra voor de sji’ieten. Salehs twee overlevende zonen werden daar opgeleid tot vooraanstaande geestelijken. Van de afstammelingen van de ene zoon, Muhammad, vermeld ik alleen dat ze rond 1905 een rol speelden in de Constitutionele Revolutie in Perzië; het gaat me om de andere tak, die van Sadr al-Din (1779-1848), die het bracht tot grootayatollah in Isfahan.
Even een toelichting. Alle islamitische opleidingen, de madrassa’s, kennen drie graden: leerling, gezel, meester. Het is dezelfde drieslag als die van de middeleeuwse Europese universiteiten. In de sji’itische wereld is een ayatollah iemand die een bepaald specialisme volledig beheerst en een grootayatollah iemand die enkele velden volledig beheerst. Kortom, een groot wetenschapper.
De kinderen van Ismail
In dit geleerde milieu en in Isfahan werd in 1830 Ismail geboren, die studeerde in Najaf en Samarra bij Mirza Shirazi. Ik blogde al eens over zijn rol in de Tabaksopstand van 1891. Ismail gold als een marja, wat geen wetenschappelijke titel is, maar betekent dat iemand een voorbeeldig leven leidt dat een gelovige sji’iet wil navolgen. Dat betekent ook dat je aan zo iemand wat geld afstaat. Een zakenman rekent bijvoorbeeld aan het begin van het jaar uit hoeveel winst hij zal maken en als hij meer verdient, is een derde voor zijn geestelijk leidsman. (Hoe het zit bij minder winst, is me nooit uitgelegd.) Ismail werd een vermogend man.
De negentiende eeuw was de tijd waarin de mensen achternamen kregen. Ismail noemde zich naar zijn vader: as-Sadr dus. Die achternaam gaf hij door aan zijn vier zonen.
- Muhammad Mahdi (1879-1939). Over hem zo meteen meer.
- Grootayatollah Sadr al-Din (1882-1953), die zich vestigde in de Perzische heilige stad Qom en trouwde met een meisje uit de Al-Qumi-familie. Ik heb haar naam niet gevonden, maar haar vader was een van de oppositieleiders tegen de door een staatsgreep aan de macht gekomen Perzische koning Reza Pahlavi. Sadr al-Din as-Sadr en zijn vooralsnog naamloze bruid waren de ouders van de Musa as-Sadr waarmee ik mijn blogje opende.
- Muhammad Jawad (1884-1942), een geleerde.
- Ayatollah en marja Haidar (1891-1937), ook een geleerde.
De Iraakse taak
De familie bewoog dus tussen de Iraakse heilige stad Najaf en de Perzische steden Isfahan en Qom. Ze stond in hoog aanzien en speelde een belangrijke rol. Muhammad Mahdi, de oudste van de vier zonen van Ismail as-Sadr, gaf in 1920 leiding aan een opstand tegen de Britten, die in Irak een mandaatgebied hadden gekregen.
Muhammad Mahdi was niet de laatste die zich verzette tegen illegitieme heersers. Andere familieleden protesteerden tegen de Baath-partij. De vierde zoon, Haidar, had twee kinderen: een zoon Muhammad Baqir (de architect van het islamitische banksysteem) en een dochter Amina (ofwel Bint al-Huda). Ze waren erg uitgesproken in hun verzet tegen Saddam Hussein en zijn in 1980 gemarteld en opgehangen. Dat is als een grote schok door de islamitische wereld gegaan, zowel sji’itisch als soennitisch. Helemáál onbegrijpelijk was de executie niet: in het jaar daarvoor was in buurland Iran Ruhollah Khomeini aan de macht gekomen en ook de sji’ieten in Irak droomden van meer.
We zijn er nog niet. De eerste zoon, de Muhammad Mahdi die in 1920 een opstand had geleid, had een zoon Muhammad Sadeq (1906-1986), die weer een zoon Muhammad Muhammad Sadeq had (1934-1999). Opnieuw een grootayatollah en als zodanig een collega van de in het Westen bekendere grootayatollah Ali Al-Sistani. Beide gaven leiding aan de sji’itische gemeenschap in de jaren na de Amerikaanse invasie.
Irak nu
Tussen deze twee mannen was enige spanning, die is doorgegeven aan de huidige generatie. Al-Sistani geldt momenteel als de onbetwiste leider van de Iraakse sji’ieten. U kunt hem kennen omdat hij onlangs in Najaf de paus heeft ontvangen. Hij is echter niet de enige sji’iet met invloed. De zoon van Muhammad Muhammad Sadeq is de stokebrand Muqtada as-Sadr. Hij is getrouwd met een dochter van de door Saddam Hussein opgehangen Muhammad Baqir.
In de tijd van de Amerikaans invasie richtte Muqtada het Leger van de Mahdi op, een sji’itische militie met een eigen agenda. Toen de Amerikanen tijdens The Surge hun laatste tegenstanders hadden verslagen, bleken de sji’ieten de meeste winst te hebben geboekt. Het Leger van de Mahdi werd omgedoopt tot Vredesbrigade en je ziet het in Irak nog overal. Muqtada as-Sadr, het lachebekje hierboven op de foto rechts, werd daarmee een invloedrijk politicus, die zich keerde tegen al te grote Iraanse invloed.
Bij de laatste verkiezingen wist hij te verhinderen dat de pro-Iraanse partijen de regering zouden overnemen, maar zijn winst was te klein om zelf de lijnen uit te zetten. Het resultaat was een impasse en onlangs trok Muqtada zich terug uit de politiek.
Eerlijk gezegd heeft het me wat moeite gekost deze familiegeschiedenis te reconstrueren, maar in elk geval zijn de As-Sadrs belangrijke mensen in de sji’itische wereld. Ze zijn geleerd, vermogend, bereid te vechten tegen illegitiem gezag en bereid te sterven voor de sji’itische zaak. Ze zien geen spanning tussen islam en moderniteit. Het is uit deze familie dat Musa as-Sadr kwam, de oprichter van de Libanese Amal-beweging waarmee ik dit stukje begon. Later meer.
Ik had er nog nooit van gehoord, maar het is interessant.