
Rond 4000 v.Chr. begon de wereld complexer te worden. Daar was het een en ander aan vooraf gegaan. De akkerbouw had zich vanuit het Midden-Oosten verspreid tot aan de Atlantische Oceaan. De mensen waren gaan wonen in boerderijen, in dorpen en zelfs in steden. De geit, het varken, de koe, het schaap en het paard waren gedomesticeerd. Zuivel, bier en wijn waren aan het dieet toegevoegd, ambachtslieden hadden leren pottenbakken en beeldhouwen, smeden hadden ontdekt hoe ze koper en goud moesten bewerken. Rond 3000 kwam daar brons bij. De samenleving werd steeds diverser.
Zonder dat ik ook maar één spoor van bewijs heb, denk ik dat er een groep mensen moet zijn ontstaan die behoefte had aan luxe. Wie het breed heeft, wil het immers breed laten hangen. Die mensen zouden dan degenen kunnen zijn geweest die het prachtige aardewerk wilden hebben dat in het vierde en derde millennium werd vervaardigd.
In Egypte zochten de pottenbakkers het in mooie kleuren: ik heb al eens geblogd over het Naqada-aardewerk. In Sistan (het oosten van Iran) zien we mooie motieven, zoals op dit potje uit de tweede helft van het derde millennium, waarop een gestileerde boom en berggeiten zijn te zien. Het is gevonden in Shahr-e Soukhteh en te zien in het Nationaal Museum in Teheran.
[Dit was de 177e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
Zijstraatje maar kennen jullie Rousseaus opstel ‘Vertoog over de ongelijkheid tussen mensen’ (een opstel van onschatbare waarde voor eenieder die de moderniteit wil begrijpen want Rousseaus invloed daarop was immens en dit opstel is de basis van zijn denken)? Daarin beschrijft hij een speculatieve (gruwel voor historici, denk ik) geschiedenis van de mens om te duiden wat de mens is en hoe de mens gecorrumpeerd is geraakt door de ‘beschaving’ die begon met de landbouw en welk verhaal wat lijkt op Jona’s verhaal hierboven (alle ellende – zo betoogt Rousseau – is begonnen toen een man op het idee kwam een paaltje in de grond te slaan en te zeggen ‘dit is mijn land’; ja, Marx en andere socialisten kenden hun Rousseau).
Nou ja, daar moest ik dus aan denken bij dit stukje van Jona. 🙂