
Onder de Place Saint-Lambert in Luik is het Archeoforum, waar de resten van een Romeinse villa zijn te zien en voorwerpen vanaf de Late Steentijd tot op heden. Even verderop is het historisch museum Grand Curtius, dat een mooie archeologische collectie heeft uit oostelijk Wallonië, uitgebreid met voorwerpen uit andere delen van Europa. Beide instellingen zijn modern en mooi, en als u toch in Luik bent moet u er zeker heen, maar ik beken dat je wel veel van de Oudheid moet houden om er speciaal voor naar Luik te gaan. Tongeren is in dit opzicht aantrekkelijker. Waar ik in het Grand Curtius echter heel blij van werd, was dat er uitleg was van een seriatie.
Archeologen graven dingen op en de oudere voorwerpen liggen doorgaans onder de jongere. Als je maar genoeg materiaal hebt, kun je een ontwikkeling vaststellen. Op de foto hierboven loopt die van links naar rechts en op de foto’s die ik hieronder zal tonen, is – eigenlijk heel ergerlijk – het oudste boven en het jongste onder. Eerst de bijl die op de foto boven links is te zien: een vuurstenen bijl uit het Late Neolithicum. Dit voorwerp, een Flint Rechteckbeil, is afkomstig uit Denemarken.

Het volgende exemplaar, een zogeheten vlakbijl, komt uit de Vroege Bronstijd, die in Wallonië wat later begint dan in het Nabije Oosten en weer wat vroeger dan in Nederland. Als u deze bronzen bijl, waarvan de herkomst onbekend is, plaatst tussen 2200 en 1700 v.Chr. zit u ongeveer goed. U ziet dat het voorwerp ruwweg dezelfde vorm heeft als de stenen bijl hierboven.

In de Midden Bronstijd, in Wallonië tussen 1700 en 1400, begonnen de makers beter te begrijpen wat de mogelijkheden van brons waren. Het nieuwe materiaal bood mogelijkheden tot technologische en dus economische innovatie. Door, zoals is te zien op de volgende foto van een randbijl uit Elen in de Kempen, een rand toe te voegen, ligt het stuk beter in de steel en is ook minder materiaal nodig. Andere bijlen uit het rijtje in het Luikse museum tonen dat in de Midden Bronstijd ook decoraties werden aangebracht, wat suggereert dat bijlen andere functies kregen dan alleen praktische.

De volgende bijl, een hielbijl die is gevonden bij Kinkempois bij Luik, is een tikje jonger, maar komt nog steeds uit Midden Bronstijd. Het is goed te zien hoe het stuk metaal op een stuk hout kon worden geschoven. Ongetwijfeld zijn die stukken hout bewerkt met bijlen als deze, zodat je kunt zeggen dat de houtbewerkingstechniek profiteerde van de metaalbewerkingstechniek en andersom.

In de Late Bronstijd, die u in Wallonië tussen 1300 en 1100 mag plaatsen, kwam een andere aanzet van de bijl aan de steel in de mode, zoals te zien is bij de onderstaande vleugelbijl uit Rheineck aan het Bodenmeer in Zwitserland. Dit is een voorbeeld van wat vaak de Urnenveldcultuur wordt genoemd.

Helemaal aan het einde van de Bronstijd werd de bijl nog beter vastgemaakt aan de steel, namelijk door hem volledig hol te maken. Dat heet een kokerbijl. Die gingen minder snel verloren en kostten ook minder brons. Je ziet bij kokerbijlen (en ook bij hiel- en vleugelbijlen) vaak een ring, waarmee het mogelijk was nog een extra verbinding tussen steel en bijlblad te maken. De bijlen werden in de tijd tussen 1300 en 800 ook korter. Materiaalbesparing is de voor de hand liggende verklaring. Deze bijl komt uit Beringen.

Flint Rechteckbeil, vlakbijl, randbijl , vleugelbijl, kokerbijl: je herkent een ontwikkeling. De eerste die echt werk maakte van het opstellen van zulke seriaties was Oscar Montelius, over wie ik al eerder blogde. Het ging daarbij natuurlijk niet alleen om bijlen, maar ook om dolken, zwaarden, emmers, mantelspelden, aardewerk en wat er nog meer aan rijkdommen ligt in het bodemarchief. Het opstellen van die seriaties was geen sinecure, want Montelius moest er half Europa voor afreizen. Het resultaat was echter indrukwekkend: voor het eerst was er overzicht van de ontwikkeling van bepaalde voorwerpen. Oudheidkundigen konden vaststellen wat ouder en wat jonger was.

De volgende fase was het vinden van dateringen. De truc was aanvankelijk om vergelijkingen te maken. Een bijl als die uit Elen zou op de Balkan kunnen zijn gevonden in combinatie met zogeheten Laat Helladisch II (zeg maar Mykeens) aardewerk. Dat wilde zeggen dat ze ongeveer even oud moesten zijn. Nu is dit aardewerk ook gevonden in Egypte, waar er dan een scarabee bij zou kunnen liggen met de naam van deze of gene farao uit de vroege Achttiende Dynastie. En de Egyptische vorsten konden we dateren aan de hand van allerlei koningslijsten.
Zoals ik het nu vertel, klinken dit soort “schakeldateringen” eenvoudig, maar de chronologie van Egypte, van Helladisch Griekenland en van de Balkan zijn alle pas in de loop van de vroege twintigste eeuw voldoende bekend geworden. In de jaren zestig kwamen er koolstofdateringen bij, een methode waarover het laatste woord ook nog lang niet is gezegd. Daarbij heb ik het niet alleen over kalibratie aan de hand van jaarringen, maar ook over het feit dat die kalibratie inmiddels regionale variaties lijkt te kennen. Kortom, chronologie blijft in beweging. Deze puzzel vormt de kern van het avontuur dat archeologie heet en ik was blij dat het Grand Curtius een vitrine heeft aan de hand waarvan die puzzel valt uit te leggen.
[Met dank aan Luc Amkreutz.
De bestudering van het verleden is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]
Leuk, van deze manier om voorwerpen te dateren had ik nog niet gehoord. Vraag: voordat koolstofdateringen mogelijk werden, hoe werd seriatie geijkt?
Met schakeldateringen.
Daar mag je van mij ook een MoM aan wijden, want ik heb geen idee hoe dat gaat.
Hiero, vanaf het midden.
https://mainzerbeobachter.com/2016/03/10/de-vaart-der-volkeren-2/
FIjn, dank u wel.
Zie de link van van Manfred!
Nuttig stukje weer.
Mooi stuk, Jona! Ik heb hier thuis een paar stenen bijlen ui Nieuw-Guinea liggen, Geen vuursteen en de vormen verschillen van hetgeen jij laat zien.
Als je meer wil weten: ga ermee naar een ArcheoHotspot. Ze zijn ervoor.
Maar je kunt je voorstellen dat niet enkel technische vooruitgang de vormgeving van de materiële cultuur bepaalt, maar ook de cultuur van de maker/gebruiker, het veranderend doel van het voorwerp, de kosten/tijdsduur van de productie…etc
Zijn er jou voorbeelden bekend uit de prehistorische of Klassieke wereld van hypothetische seriaties die na ijking toch verkeerd bleken, of bijvoorbeeld ‘andersom’ moesten?
Ja, er is iets in de Steentijd, waar je zou kunnen spreken van “achteruitgang”, maar ik heb dat ooit lang geleden gelezen en weet het fijne er niet van.
De massa van een bijl is ook afhankelijk van de functie. Met een licht bijltje hak je geen boom om, maar om houtjes te klieven is hij geschikter dan een zware bijl. Timmerlieden hebben heel lang bijlen gebruikt ipv zagen [in de Russische literatuur komen dergelijke timmerlieden nog in de 19e eeuw voor] en ook daarvoor zijn vaak vrij specifieke bijlen nodig.
Als je dus ziet dat latere bijlen kleiner worden dan kun je ook veronderstellen dat er differentiatie in de functie van de bijl is opgetreden.
Dat ringetje bij de laatste bijl is wel een mooie oplossing voor het probleem dat iedere bijl heeft: hoe blijft de kop op de steel zitten.