Luchtoorlog in Friesland

Zoals de trouwe lezers van deze blog zich wellicht herinneren, heb ik deze zomer drie maanden in Friesland gewerkt en gewoond. Omdat Tresoar, mijn werkplek, ineens een avondsluiting kende, had ik onvoorzien nogal wat lege avonden en ik heb tientallen kilometers gefietst over het vlakke Friese land, waarbij ik op een gegeven moment belandde in IJlst, waar vlakbij het station een monumentje was voor twee Canadese vliegeniers die daar waren neergestort. Ik blogde erover.

Op een bordje stond zeer kort stond samengevat wat er was gebeurd. Het sprak me erg aan omdat ik niet houd van de van alles roepende strijdbare opschriften op oorlogsmonumenten, terwijl ik ontroerd ben als men het beperkt houdt tot het eigenlijke drama, dat al erg genoeg is.

Het monumentje was in een samenwerking met een lokaal comité geplaatst door de Stichting Missing Airmen Memorial Foundation (SMAMF) en ik had daarover in Leeuwarden een gesprek met bestuurslid Douwe Drijver. Hij vertelde me dat de stichting probeert “de overledenen een naam en een gezicht terug te geven”. Tijdens de oorlog zijn in Friesland en omliggende wateren zo’n 500 vliegtuigen neergestort, waarbij vliegeniers zijn omgekomen die lang niet altijd konden worden geïdentificeerd. De SMAMF probeert nu met locatie- en archiefonderzoek te achterhalen wie zijn omgekomen, probeert foto’s van de overledenen te verwerven en dan een gedenkteken te laten oprichten. Zoals in IJlst.

Of in Opeinde, waar op 11 december 1943 een Duitse Messerschmitt Bf-109 neerstortte. Drijver vertelde hoe de naam van de piloot viel te achterhalen en hoe in Duitsland familielieden konden worden gevonden. Voor alle zekerheid zou nog een DNA-test moeten worden gedaan om te controleren of de identificatie werkelijk juist was. Vervolgens kan dan op de Duitse militaire begraafplaats in Ysselsteyn het graf van een tot dan toe onbekende soldaat worden voorzien van een naam: Konstantin Benzien.

Of in het Noorderleeg tussen Hallum en de Waddenzee, waar op 16 juli 1943 een vliegtuig met zoveel geweld is neergestort dat het diep in de grond is geboord en het stoffelijk overschot van de inzittende niet meer viel te bergen. Men heeft het maar gelaten zoals het was: een veldgraf. De overledene, eenentwintig jaar oud, heette Georg Wilhelm en de SMAMF kon achterhalen dat hij “met de helm was getrouwd”, dat wil zeggen dat de bruidegom niet bij de ceremonie aanwezig was omdat hij was gesneuveld. Een postume huwelijkssluiting.

Of in Akkerwoude onder Dokkum, waar op 1 mei 1943 een Stirling-bommenwerper werd neergeschoten. De zes overledenen werden ter plekke begraven en er is herdenkingspaneel geplaatst. In 2005 vond een metaaldetectoramateur op de plek van de crash een ring, die Drijver en de zijnen een paar maanden geleden kregen aangeboden en die hun nogal wat hoofdbrekens kostte. Ze konden echter vaststellen van welke vliegenier het sieraad was geweest en zullen het voorwerp overdragen aan zijn zus, die nog in leven is. Tot het zover is, is de ring in het Fries Verzetsmuseum.

Dat museum is een van de partijen waarmee de SMAMF samenwerkt bij wat, welbeschouwd, een enorme klus is. Maar het moet gewoon gedaan worden – het is een morele plicht de gevallenen te blijven herdenken. Los daarvan zijn de families altijd blij als ze iets ontdekken over een verwant die niet terugkeerde uit de oorlog.

Voor Drijver was de aanleiding om zich hiermee bezig te houden het lezen van het boek Luchtoorlog boven Zuidwest-Friesland van Jan van de Veer, een van de eersten die zich bezighield met dit onderwerp. Sinds het verschijnen van dat boek zijn de archieven van de Britse luchtmacht open gegaan, wat een schat aan extra informatie heeft opgeleverd en de SMAMF helpt om vast te stellen welke vluchten er zijn geweest. Desondanks gaat het werk langzamer dan Drijver zou willen – maar toch, wie door Friesland fietst wordt in plaatsen als IJlst, Kleiterp, Het Noorderleeg of Akkerwoude herinnerd aan de mannen die in de luchtoorlog zijn gesneuveld.

[De Stichting Missing Airmen Memorial Foundation moet het hebben van subsidies. Mocht u een donatie willen doen, dan kunt u een bedrag overmaken op rekeningnummer NL35 ABNA 0569 5798 56 t.n.v. Missing Airmen Memorial, Leeuwarden. U vindt de brochure hier.]

Deel dit:

7 gedachtes over “Luchtoorlog in Friesland

  1. Marcel Meijer Hof

    Zijdelings: In Enschede wordt hard gewerkt om het ‘vergeten bombardement’ van 22-2-’44 op deze stad te herdenken – binnenkort 75 jaar geleden. Op die datum werden ook Nijmegen, Arnhem en de omgeving van Deventer op klaarlichte dag getroffen door geallieerd vuur. Een vergissing lijkt onwaarschijnlijk.
    De schade was enorm, ook in Enschede, het dodental onder de bevolking meer dan veertig. Recentelijk komen verhalen naar boven over geallieerde aanvallen op de scheepswerven van Rotterdam. Het sterke vermoeden bestaat, dat in Enschede een machinefabriek moest worden vernietigd.

      1. Marcel Meijer Hof

        Dank hiervoor ! Ik stuur de link ook door naar onze plaatselijke deskundige. Ik neem aan, dat hij ermee vertrouwd is.
        NB.: Hij, Eric Heijink, is ook degene die eerder dit jaar een officiële herdenking organiseerde in het bijzijn van de Britse ambassadeur en representanten van de RAF, naar aanleiding van de omgekomen bemanning van een neergestorte Lancaster op het centrum van Enschede.

  2. Stichtingen als “Stichting Missing Airmen Memorial Foundation”, en zo zijn er gelukkig nog veel meer in Nederland, zijn essentieel om de herinneringen aan omgekomen bemanningsleden te bewaren voor het nageslacht…
    Zo ben ik met mijn eigen project “World War II Allied Aircraft Crashes in The Netherlands and North Sea” – https://www.airwar4045.nl – ook al jaren bezig met het verzamelen en toegankelijk maken van informatie!

  3. Om mij moverende redenen houd ik me al een aantal jaren intensief bezig met een plaatselijke oorlogsgeschiedenis. Wat me opvalt is dit: hoe dichtbij je ook komt, hoeveel feiten je op een rij weet te krijgen, hoeveel verbanden je ook leggen kunt, het blijft onvoorstelbaar. Ook al zit je overledenen zo dicht op de huid dat je er zelf beroerd van wordt, ook al heb je gesprekken met degenen die nog leven, het lukt je niet om je werkelijk in hun beleving te verplaatsen. Nog geen tachtig jaar terug en het verleden is in die zin al ontoegankelijk geworden.

  4. Evert van Ginkel

    `Men heeft het maar gelaten zoals het was: een veldgraf.’ Het schijnt tegenwoordig heel erg te zijn als een op deze wijze omgekomen inzittende van een vliegtuig niet een `regulier’ graf heeft gekregen. Een tijd geleden was er een documentaire te zien waarin een (naoorlogse) nabestaande van een Britse vlieger tekeer ging tegen een Brabants klooster, waarvan het terrein de crashlocatie is van een bommenwerper. Wat was dit voor respectloos land, waar dat kon, dat een bevrijder op die manier in de grond bleef zitten? Waarom werd dat wrak niet terstond geborgen om de inzittenden (of wat daar, na de bergingsactie ten tijde van de crash van over was) een gepast graf te geven?
    Persoonlijk had ik meer op met de benadering van de kloosteroverste, die vertelde dat de kloosterlingen ieder jaar op de dag van de crash naar de plek trekken en daar de gesneuvelden in hun gebeden herdenken.
    Een andere documentaire, over de BIDKL, liet zien hoe twee van de vier medewerkers naar Engeland afreisden om een DNA-monster af te nemen bij een nogal verraste, naoorlogse, veronderstelde nicht van een bij het Kapelse Veer gevonden Britse gesneuvelde. Eindresultaat: hij was het niet.
    Ik zet dan ook vraagtekens bij de projecten die nu zijn opgestart om vliegtuigen te bergen, uitsluitend met het doel om stoffelijke resten te bergen; om DNA-onderzoek te doen van iedere onbekende gevallene, etc. Van 28 onbekenden op de erebegraafplaats in loenen kon langs die weg van drie personen alsnog de identiteit worden vastgesteld. Dat is mooi, maar wordt er gedacht aan de nabestaanden van de meerderheid van de onbekenden, die géén verheugende mededeling krijgen? Of aan de nabestaanden van de duizenden die nooit gevonden zullen worden, omdat er niets meer van ze over is -verpulverd in een bombardement, verbrand in een crematorium – of indertijd met een schip naar de bodem zijn gegaan? Een (oorlogs)scheepswrak, met al dan niet stoffelijke resten aan boord, wordt beschouwd als oorlogsgraf en laat men onaangeroerd (al lukt dat niet altijd, zie de `berging’ van `onze’ wrakken in de Javazee). Een bommenwerperbemanning móet van sommige kamerleden echter geborgen worden, onder welke omstandigheden dan ook, óók, als geen nabestaande erom vraagt. Krijgen we niet een onderscheid tussen edelgesneuvelden, die ten koste van alles moeten worden geïdentificeerd en bijgezet, en de tallozen bij wie dat nooit zal lukken?
    Gevoeld herdenken is een waardevolle emotie, en daar zou het over moeten gaan. Ik krijg, en dat zullen veel lezers me ongetwijfeld kwalijk nemen, een ongemakkelijk gevoel van rood-wit-blauw en Wilhelmus bij deze acties. Ik ben er vóór dat er moeite wordt gedaan om een nu aangetroffen stoffelijk overschot te identificeren en een begrafenis te geven. Ik ben voor het verzorgen en adopteren van oorlogsgraven, voor herdenkingen, voor het plaatsen van monumenten. Ik voel minder mee met zoekacties onder het vaandel van Nabestaanden en Bevrijders. Het complexe, verhaal van de oorlog wordt gereduceerd tot – voor een groot deel – opgewekte emoties. Met excuses aan de nabestaanden en met erkenning voor het slachtofferschap (liever dan `offer’) van zeer jonge mensen.

Reacties zijn gesloten.