
Taal verandert in alle tijden, maar tijdens een revolutie valt het misschien wat meer op dat onze woorden wijzigen van betekenis. Een Griekse auteur die daarop wees, is Thoukydides – of Thucydides, als u de Latijnse spelling wil gebruiken. Zijn observaties over veranderende taal, die ik hieronder citeer, zijn terecht beroemd.
De vraag is wat hij ermee wil zeggen en om dat te achterhalen is het zinvol eerst te kijken naar wat hij eigenlijk aan het doen is. Hij lijkt namelijk een historicus, maar dat is hij niet. Hij doet verslag van een reeks gebeurtenissen tussen pakweg 435 en 411 v.Chr., die wij aanduiden als de Archidamische Oorlog, de Siciliaanse Expeditie en de Dekeleïsche Oorlog, met daartussen enkele jaren die we kunnen typeren als een interbellum, waarin even goed veldslagen plaatsvonden zoals die bij Mantineia. Thoukydides nam alles samen en dan spreken we van de Peloponnesische Oorlog, maar als je je netten zo wijd werpt, moet je ook een later conflict, de Korinthische Oorlog, erbij nemen. Dat hij zijn netten te wijd of niet wijd genoeg werpt, toont dat hij niet werkelijk is geïnteresseerd in het verleden; wat hij wil is doorgronden wat er feitelijk gebeurt. Wat is een volksmenner? Wat vermag een goede toespraak? Wat is een oorzaak? En: wat is revolutie?
Dat tijdens een revolutie de betekenis van woorden verandert, is eigenlijk een terloopse constatering in een groter panorama waarin Thoukydides probeert te doorgronden wat een revolutie is. Alles staat dan op zijn kop. De vertaling van dit lange fragment is van Leo Lewin, die u eigenlijk op Twitter zou moeten volgen.
***
Het gebeurde maakte een extra gruwelijke indruk, om dat het de eerste keer was dat zich zoiets voordeed. Later raakte nagenoeg de hele Griekse wereld in beroering en waren er overal partijtwisten. Daarbij riepen de leiders van de gewone burgers altijd de Atheners te hulp en die van de heersende klassen de Spartanen. Als het vrede was geweest, hadden ze geen excuus gehad om op een van die steden een beroep te doen. Ze waren daar dan ook niet toe bereid geweest. Maar nu waren die twee met elkaar in oorlog. Als een van de groepen de machtsverhoudingen in een stad wilde veranderen, kon ze altijd gemakkelijk aan bondgenoten komen. Op die manier kon ze afbreuk doen aan de tegenpartij en tegelijkertijd de eigen zaak dienen.
Door burgeroorlogen kwam er dus veel ellende over de steden. Die ontstaat en zal steeds weer ontstaan zolang de aard van de mensen dezelfde blijft. Wel zijn er verschillen in ernst en ook in verschijningsvorm, afhankelijk van de wisselingen in de omstandigheden. Als er vrede en welvaart heerst, stellen zowel steden als individuele personen zich wat milder op. Ze verkeren dan immers niet in een situatie waarin ze wel gedwongen zijn tot handelingen die ze vrijwillig niet zouden verrichten. Maar oorlog maakt het de mensen onmogelijk om op een gemakkelijke manier in hun dagelijkse behoeften te voorzien. Daardoor is oorlog een strenge leermeester. Zij veroorzaakt bij de meeste mensen emoties die overeenstemmen met hun omstandigheden.
Er braken dus burgeroorlogen uit in de steden. Daar waar dat later gebeurde, had men gehoord wat er voor die tijd gebeurd was. Het gevolg was, dat men nog veel verder ging in het bedenken van buitengewoon handige manieren om de macht te grijpen. Hetzelfde geldt voor de gruwelijke manier waarop men wraak nam op elkaar. Men hield zich ook niet meer aan de gebruikelijke betekenis van de woorden. Als de feiten daarom vroegen, veranderde men die betekenis naar eigen goeddunken. Daden van roekeloze waaghalzerij werden beschouwd als een blijk van moed en trouw aan zijn kameraden. Voorzichtig afwachten gold als een fraaie omschrijving van lafheid. Een gematigd standpunt was een dekmantel voor gebrek aan moed. Wie inzicht toonde in alle kanten van een zaak, liet daarmee zien dat hij elke daadkracht miste. Felle emoties kenmerkten een echte man. Voorzichtigheid bij het smeden van boze plannen werd opgevat als een prachtig excuus voor wie niet wilde doen wat er van hem verwacht werd.
Iemand met radicale opvattingen werd altijd vertrouwd, wie zich tegen hem keerde was verdacht. Wie succes had met een complot, toonde zijn intelligentie en het was nog geweldiger als men het complot van een ander doorhad. Maar wie probeerde niets met complotten te maken te hebben, was een man die zijn eigen groep ondermijnde en doodsbenauwd was voor zijn tegenstanders. Kortom, wie een ander die kwaad in de zin had, vóór was, werd daarom geprezen, maar dat gold evenzeer voor degene die iemand zonder boze plannen daartoe aanzette.
Het was zelfs zo, dat bloedverwantschap een minder hechte band betekende dan het lidmaatschap van een politieke groep. Dat laatste was een sterker motief om zonder aarzelen tot ieder waagstuk bereid te zijn. Dergelijke clubs ontstonden immers niet ter ondersteuning van de geldende wetten en gebruiken, maar om de eerzucht van de leden te bevredigen en de bestaande orde aan te tasten. Het onderlinge vertrouwen berustte niet zozeer op regels van goddelijk recht, als wel op het onrecht dat men samen beging. Als iemand van de tegenpartij een goede toespraak had gehouden, waakte de partij die aan de macht was ervoor, dat er geen uitvoering aan werd gegeven. Van edelmoedigheid tegenover een dergelijke toespraak was geen sprake.
Men vond het belangrijker wraak te nemen, dan zelf geen kwaad te ondervinden. Er werden wel eens eden van verzoening gezworen, maar die golden slechts voor dat moment. Beide partijen legden die immers alleen af in een hopeloze situatie, als ze geen andere mogelijkheden hadden. Als de kans zich dan voordeed en men zag dat zijn vijand niet op zijn hoede was, vatte men moed. Voor wie zijn tegenstander dan voor was, smaakte de wraak extra zoet, als hij diens vertrouwen had geschonden en hem niet openlijk had aangevallen. Dat was veiliger, redeneerde men.
Maar belangrijker was, dat wie de strijd won door bedrog, bovendien de prijs kreeg voor de grootste listigheid. Mensen accepteren het gemakkelijker schurkachtig genoemd te worden maar slim, dan eerlijk maar onnozel. Voor het laatste schamen ze zich, op het eerste beroemen ze zich.
De oorzaak van dit alles was een streven naar macht, dat het gevolg was van hebzucht en eerzucht. Een andere factor was de felheid en de heftige rivaliteit die de betrokkenen bij de strijd beheersten. De leiders van de beide partijen in de steden kozen fraai klinkende namen voor hun streven. De ene partij sprak over een gelijk burgerrecht voor iedereen, de andere over een verstandig bestuur door de meest vooraanstaanden. Men gaf dus voor dat men de gemeenschap wilde dienen. In werkelijkheid was de gemeenschap de prijs die men probeerde te winnen.
Men greep iedere manier aan om elkaar te bestrijden en in die strijd de overhand te krijgen. Om dat te bereiken schrok men niet terug voor de meest afschuwelijke daden en als het erom ging wraak te nemen, ging men nog verder. Daarbij liet men zich niet weerhouden door overwegingen van recht of het belang van de stad. Het enige waar men op lette, was waar men op een bepaald ogenblik zin in had. Dat gold voor beide partijen. Men was bereid in een rechtszaak veroordelingen uit te spreken die ongegrond waren en ook om de macht te verwerven door geweld te plegen. Het enige waar het om ging was de onmiddellijke vervulling van het verlangen de andere partij de baas te blijven.
Kortom, geen van beide partijen hechtte waarde aan overwegingen van goed en kwaad. Wie fraaie bewoordingen wist te vinden voor lelijke daden, stond het hoogst in aanzien. En burgers die een neutraal standpunt innamen, werden door beide partijen om het leven gebracht. Men verweet hun dat ze geen partij wilden kiezen, of men gunde hun niet dat ze er levend vanaf kwamen
Zo leidden de burgeroorlogen tot alle vormen van slechtheid in de Griekse wereld. Argeloosheid, het voornaamste kenmerk van een edel karakter, werd weggehoond en verdween. Onderlinge tegenstellingen en wantrouwen heersten alom. Geen afspraak was voldoende sterk, geen eed afschrikwekkend genoeg, om verzoening te brengen. Als een partij het sterkst was, ging ze er toch van uit dat er geen enkele hoop bestond op een stabiele situatie. Daarom was haar voornaamste streven zichzelf te beschermen tegen het kwaad. Niemand was in staat de andere partij te vertrouwen.
Mensen met een niet zo grote intelligentie slaagden er meestal het best in zich te handhaven. Die waren bang dat ze zelf tekort zouden schieten en vreesden de gewiekstheid van hun tegenstanders. Ze wilden niet verslagen worden in een debat of het slachtoffer worden van boze plannen van hun vijanden, voordat ze er iets tegen konden doen. Daarom zetten ze alles op het spel en gingen over tot daden. Hun tegenstanders waren meestal niet bang voor hen. Ze gingen ervan uit dat ze wel op tijd zouden merken wat er aan de hand was. Ze meenden dat ze geen geweld hoefden te gebruiken om zich meester te maken van datgene wat ze door inzicht konden verkrijgen. Daarom waren ze niet op hun hoede en liepen ze een grotere kans vernietigd te worden.
De meeste van deze wandaden werden dus het eerst op Corcyra begaan.
***
[Thoukydides, De Peloponnesische Oorlog 3.82-85; vertaling L.J. Lewin. De (uitgestelde) Week van de Klassieken, met als thema “controverses”, is van donderdag 3 tot en met zondag 13 september.]
Zou je Thucydides kunnen zien als oorlogsjournalist?
Europees verslaggever in Londen?
Voor zijn onderwerpskeuze: ja. Hij kiest het zeer recente verleden. Voor zijn presentatie: nee. Anders dan Herodotos kiest hij niet voor hoor-en-wederhoor.
Waar je Herodotos, ondanks zijn belangstelling voor een wat dieper liggend verleden, met enige goede wil nog kunt beschouwen als een soort “vader van de journalistiek” (hoor-en-wederhoor, brede belangstelling, ietwat oppervlakkige analyse…) heeft Thoukydides eigenlijk geen navolgers gekregen. Jammer, want hij is wel de interessantere auteur.
Niet elke tekst over het verleden is geschiedvorsing, inderdaad.
Verdikkeme, waarom heb ik het zelf niet zo geschreven. Dit is de crux.
Ik houd het op politiek psycholoog, voor wat dit fragment betreft. Vergelijk
https://studiegids.universiteitleiden.nl/courses/78737/politieke-psychologie
Hij lijkt me een behoorlijk goede ook – als we er met een neutrale blik naar proberen te kijken zien we dat hij heel wat hypotheses formuleert die onderzocht kunnen worden.
Mijn e-mails laat ik gemeenlijk vooraf gaan met een van de daartoe klaarstaande filosofische gedachten en/of passende afbeeldingen – de kunsthistoricus denkt voor een deel in plaatjes.
Deze kleine verzameling wordt regelmatig ververst.
Hetgeen de oud-generaal hierboven in vertaling opmerkt over argeloosheid krijgt ruimte.
“Iemand met radicale opvattingen werd altijd vertrouwd, wie zich tegen hem keerde was verdacht.”
Dit is scherp opgemerkt van deze Oude Griek; dit is een sociaal proces dat in roerige tijden keer op keer in gang wordt gezet.
Is het dan toch waar dat de geschiedenis zich herhaalt? Nu burgeroorlogen in steden nabij sluipen, we allerhande radicale opvattingen horen en verhalen over complotten, nu strijd door bedrog wordt gewonnen en we alom “fraaie bewoordingen voor lelijke daden” en new speak horen?
…”heeft Thoukydides eigenlijk geen navolgers gekregen.”
Daar ben ik het niet mee eens. Bijvoorbeeld zijn methode om politieke argumenten en motieven weer te geven in redevoeringen van hoofdrolspelers is in de Romeinse geschiedschrijving royaal nagevolgd. Tacitus geldt ook stilistisch als navolger van Th. Th begint zijn werk overigens niet met de actualiteit, maar met een waardevolle samenvatting van de Griekse geschiedenis vanaf de Perzische oorlogen, waarin hij Herodotus meermalen corrigeert. Th.’s achtste boek vind ik overigens extra interessant omdat het onvoltooid is en daardoor in plaats van bewerkte redevoeringen authentieke onderhandelingen en concept-verdragen weergeeft.
‘Die [ellende] ontstaat en zal steeds weer ontstaan zolang de aard van de mensen dezelfde blijft.’
Thoukydides is een scherpe analyst. Het hele citaat dat je aanhaalt, kan gemakkelijk in de tegenwoordige tijd worden gezet.
Is het niet eerder zo dat wij DENKEN dat het actueel is?
Léo Lewin van Twitter kennende, verbeeld ik me met hoeveel instemming en genoegen hij deze mooie Thucidides passage vertaald moet hebben. Al zal hij zelf niet snel dermate apodictische uitspraken doen.
Dat kan. Als je dat wilt uitsluiten, zul je onbevooroordeeld de feiten moeten observeren.
Dit is een reactie op @CK.
Zou New Gingrich naast Jane Goodall ook Thucydides hebben gelezen? Het lijkt wel of je een – zij het gelukkig nog wat karikaturaal – verslag van de Amerikaanse presidentsverkiezingen leest.
Umwertung aller Werte. Nietzsche.
Machthebbers (al dan niet christelijk) zijn daar altijd goed in geweest.
Het boek van Thucydides is nu in de ramsj te koop voor €25.
Je kan Thoukydides niet verwijten dat hij de Korinthische Oorlog niet bij zijn verhaal, of laten we zeggen historische inkadering betrok als hij deze niet meer heeft meegemaakt toch?
Ik zag in een Haagse boekhandel vandaag Xerxes in Griekenland en Bedriegeljjk Echt zij aan zij met werk van Fik Meijer staan…zouden ze het er om doen…?🤔
Ik begrijp het eerste punt niet, al vermoed ik dat u aanneemt dat Thoukydides het begin van de Korinthische Oorlog niet heeft meegemaakt. Hij vermeldt echter de dood van iemand die in 395 nog in leven was en maakt ergens een opmerking dat de dingen zich blijven herhalen.
Overigens is die overleden meneer in 395 nog een interessante kwestie, leuk voor een MoM.
Dat Meijer en ik naast elkaar staan, tja. We hebben elkaar ook weleens een hand gegeven hoor. Maar het is jammer dat iemand zoveel exposure niet wat beter weet wat hij niet weet.
Ik meende begrepen te hebben dat Thoukydides voor 400 v. Chr. overleden moest zijn. Dat is dan blijkbaar niet zo en dat wist ik nog niet of is niet tot me doorgedrongen. Daar was de opmerking op gebaseerd.
Uw twee recente boeken zijn overigens goed te vinden op de oudheidplanken in boekhandels in Leiden en Den Haag. (Waar de L op de M volgt.)