Dit is vanzelfsprekend Maria van Magdala niet, maar een rijke vrouw uit Galilea zal er niet heel anders uit hebben gezien (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)
Maria van Magdala ofwel Maria Magdalena: iedereen heeft van haar gehoord. Desondanks weten we frustrerend weinig over haar.
Wat weten we wel? Om te beginnen: ze kwam uit Magdala ofwel Migdal (“toren”), een vissersdorp aan de Zee van Galilea. Het geniet enige bekendheid omdat er een scheepje is gevonden uit de eerste eeuw dat prompt werd aangeduid als de boot waarin Jezus had gevaren. Dat was zelfs voor Israëlische begrippen excessief. De Bijbel vermeldt geen verblijf van Jezus in het dorp.
Dat is schrikken: eergisteren is John P. Meier op tachtigjarige leeftijd overleden. Hij is de auteur van A Marginal Jew, een ooit als driedelig werk begonnen studie over Jezus van Nazaret die uitgroeide tot vijf boeken. Een maand of drie geleden informeerde ik bij mijn boekhandel of de verschijningsdatum van het zesde deel al bekend was, maar dat viel niet te zeggen. Nu weten we dus dat het er niet meer zal komen, al blijf ik hopen dat iemand anders het zal afronden.
Ieder zijn eigen Jezus
Het belang van the increasingly inaccurately named Marginal Jew Trilogy overstijgt de bestudering van de historische Jezus. Om dat te begrijpen, moeten we terug naar het centrale kentheoretische probleem van de oudheidkunde: dataschaarste. Anders dan bij veel andere wetenschappen zit de dynamiek in dit vak niet in de verwerving van nieuwe data maar bij de voortdurend veranderende manieren waarmee onderzoekers omgaan met vrijwel dezelfde, ergerlijk beperkte data. (Oké, archeologen krijgen wel steeds nieuwe data, maar ook daar zit de dynamiek in de voortdurend wisselende interpretatiemodellen.)
Genezing van een blinde (Catacombe van Petrus en Marcellus, Rome)
Ooit dineerde ik in Griekenland bij een familie thuis en toen het tijd werd af te ruimen, nam ik het tafellaken om het vanaf het balkon uit te kloppen. Mijn gastvrouw kwam ietwat lacherig op me af: “Dat hoeft niet, kruimels in de tuin trekken boze geesten aan”. Het was mijn eerste kennismaking met het Mediterrane volksgeloof in geesten. Een geloof dat ook in de oude wereld is gedocumenteerd. Bisschop Synesios van Kyrene, een heel geleerd en rationeel man, was er zeker van dat een moordenaar zich het beste kon aangeven om zich te laten executeren, opdat zijn geest niet zou blijven rondspoken. Ik neem zonder bewijs aan dat het geloof in geesten sinds de Oudheid via de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd continu aanwezig is geweest.
Alledaags antiek exorcisme
Dat ook Jezus boze geesten uitdreef, lijkt me een feit. Wat daarbij de empirische werkelijkheid is geweest, is niet belangrijk. Ik wil u best wel trakteren op wat obligaat gegemeenplaats over dat geesten niet bestaan en dat mensen met een geestelijke ziekte wellicht rust vonden bij Jezus’ charismatische persoonlijkheid, en wie weet is dat waar, maar aangezien de betrokkenen al een millennium of twee dood zijn, is het opstellen van een medische status nogal lastig. Ik laat die vraag, even onbeantwoordbaar als oninteressant, verder onbesproken. Wat te weten valt, is alleen dat zijn tijdgenoten dachten dat Jezus geesten kon uitdrijven.
Maaltijd met hond (Nationaal Museum van Bosnië, Sarajevo)
Iedereen wel eens een antieke bron leest, ontwikkelt voorkeuren. Sommige auteurs blijven je boeien, sommige verhalen blijven je intrigeren. Zoals deze passage uit het Evangelie van Marcus 7.24-30 (NBV21).
Exorcisme
Jezus vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. Hij zei tegen haar: “Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om het brood voor de kinderen aan de honden te voeren.”
De vrouw antwoordde: “Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen.”
Hij zei tegen haar: “Omdat u dit zegt … Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten.”
En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn.
Kleio, de muze van de geschiedschrijving (Archeologisch museum van Sousse)
De geschreven informatie uit de oude wereld is altijd te fragmentarisch, veel te fragmentarisch. De voornaamste reden is dat de mensen destijds niet schreven voor ons. Ze schreven nooit op wat ze vanzelfsprekend vonden. Een tweede reden waarom onze informatie zo fragmentarisch is, is dat zo veel geschreven teksten verloren zijn gegaan. Wat hadden we graag naast Plato’s woorden over Sokrates ook het rapport van de beul gelezen!
De koning als alcoholist
Omdat de informatie zo fragmentarisch is, is het moeilijk die te beoordelen. Gelukkig zijn er wat vuistregels, zoals het “criterium van de gêne”. Als een antieke auteur laat merken zich ongemakkelijk bij bepaalde informatie te voelen, is aannemelijk dat het iets is dat hij niet negeren kon. Dat wekt de indruk dat het betrouwbaar is. Een simpel voorbeeld: een van de biografen van Alexander de Grote, Aristoboulos, oordeelde dat de koning zo veel dronk omdat hij graag bij zijn vrienden was. Dat suggereert vrij sterk dat Alexander dronk als een tempelier.
Het hedendaagse Jezusonderzoek is gebaseerd op het inzicht dat er “vóór pasen geen voor en na bestaat”. Daarmee is bedoeld dat de evangelisten een lijdensverhaal kenden en daar vervolgens informatie aan hebben toegevoegd, die ze ontleenden aan de mondelinge traditie en die daarom niet zomaar in een chronologisch kader valt te plaatsen. De kruisiging vond plaats op een vrijdag in de lente van een jaar rond 30 na Chr.; de intocht, de Tempelreiniging en het Laatste Avondmaal zijn in de dagen daarvoor te plaatsen. In die week kunnen we “voor en na” onderscheiden, maar de voorafgaande gebeurtenissen laten zich niet werkelijk dateren. De evangelist Johannes plaatst ze in een kader dat is opgebouwd rond de joodse feestdagen, Marcus rijgt de gebeurtenissen aaneen in een reis van Galilea via Tyrus, Panias, de Jordaanvallei en Jericho naar Jeruzalem.
Is de informatie uit de mondelinge traditie al lastig chronologisch in te passen, ze staat ook nog eens onder de verdenking deels te zijn verzonnen. De gelijkenis over de bruidsmeisjes, waarvan de pointe is dat je moet zijn voorbereid op de onaangekondigde en onverwachte terugkomst van Christus, oogt als een reactie op het uitblijven van het Laatste Oordeel, waarin Jezus en zijn leerlingen zo vurig hadden geloofd. Er is ook informatie weggelaten: Jezus moet meer hebben gezegd over de halacha, omdat hij anders niet herkenbaar was als een joodse wijsheidsleraar, maar het interesseerde de evangelisten niet en er is daarom betrekkelijk weinig over bekend. (Al raad ik iedereen het vierde deel van Meiers in toenemende mate inaccuraat Marginal Jew-trilogie genoemde reeks van harte aan.)
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.