
De Germanen, die verdobbelden hun vrouwen: ik weet niet waar het idee vandaan is gekomen, maar het lijkt een misverstand dat is ontstaan door een passage uit Tacitus’ Germania. Die passage is overigens al bizar genoeg. Hier is ze, vertaald door Vincent Hunink:
Dobbelen doen de Germanen, wonderlijk genoeg, nuchter en als iets ernstigs. Met zoveel fanatisme in winnen of verliezen dat ze als alles is verspeeld bij de laatste en uiterste worp hun vrijheid en lichaam inzetten. De verliezer gaat vrijwillig in slavernij: hoe jong ook, hoe sterk ook, hij laat zich dan boeien en verkopen. Zo ijselijk consequent kan men zijn in iets verkeerds. Zelf spreken ze van “erezaak”. Zulke slaven verhandelt men, om ook zelf de smaad van zo’n zege kwijt te raken. (Tacitus, Germania 24)
Het is natuurlijk fouter dan fout, maar ik doe even een blogje van het type “een plaatje bij een praatje”, alsof archeologie de dienstmaagd der filologie nog zou zijn. Maar toch: hierboven ziet u een speelbord, gevonden in een moeras bij Vimose, tien kilometer ten noordwesten van het Deense Odense, en hieronder ziet u speelschijven, gevonden bij Nydam, dat ligt op Jutland. Ik zag ze op de expositie over de Germanen in het Rheinisches Landesmuseum in Bonn. De dobbelstenen waar Tacitus het over heeft, zag ik er niet, of ik ben vergeten er een foto van te maken.

Meer over de boeiende Germanenteksten van Tacitus leest u overigens hier.
[Dit waren voorwerpen 403 en 404 in mijn reeks museumstukken.]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.