
Vandaag even een stukje in mijn reeks over het Nieuwe Testament, meer specifiek over de Bergrede, nog meer specifiek over één van de zaligsprekingen waarmee de Bergrede begint. In de Nieuwe Bijbelvertaling luidt Matteüs 5.5:
Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen het land bezitten.
Dat is een echo van Psalm 37.
Wie nederig zijn, zullen het land bezitten
en gelukkig leven in overvloed en vrede.
Die psalm bevat verder een schets van de wereld die zal komen: doe het goede, stoor je niet teveel aan het kwade, want het zal uiteindelijk verdwijnen, geen zondaar overleeft. Utopie, natuurlijk.
Drie opties voor waarheid
Even een stap opzij. In de Oudheid verdeelde men beweringen weleens in drie categorieën:
- beweringen die onwaar waren omdat ze niet waar konden zijn (zoals gevleugelde paarden die ontstonden als druppels bloed in zeeschuim vielen),
- beweringen die waar waren omdat ze waar moesten zijn (de reeks priemgetallen is oneindig)
- en beweringen die waar zijn konden omdat mensen ervoor konden kiezen de dingen zo te doen.
Die laatste waren niet noodzakelijk waar of noodzakelijk onwaar (wat ze in feite oninteressant maakte) maar vertelden iets over de keuzes die de mensen maakten en dus over wie ze werkelijk waren. Ze veronderstelden een wils-act. Daarom vielen in die categorie zowel geschiedenis als het heldendicht, wat helpt verklaren waarom antieke geschiedschrijvers figuren als Herakles en Theseus opvoeren als historische personages.
Messianisme
Terug naar de Zaligsprekingen. Wij zouden ze afdoen als utopieën, maar dat is niet hoe de mensen er destijds naar keken. Ze waren niet noodzakelijkerwijs waar en evenmin noodzakelijkerwijs onwaar. Dat de zachtmoedigen het land – in veel vertalingen: de aarde of de wereld – zouden bezitten, was iets dat mogelijk was als er een wils-act was.
De ellende was dat het land deels in handen was van de Romeinen (Judea in het zuiden en Samaria in het centrum) en deels in handen van een gewantrouwde vorst, Herodes Antipas (Galilea in het noorden). De wils-act zou moeten komen van een persoon die in staat was de verhoudingen aan te passen. Die persoon kon niemand anders zijn dan God zelf, of iemand die door hem was gestuurd: de messias.
Dit stukje was dus al met al een complexe manier om te zeggen dat de aankondiging dat de zachtmoedigen het land zouden bezitten, een messiaanse klank heeft. Dat aspect ontbreekt in de Qumran-parallel (4QBéatitudes), waarin wijze mensen sowieso gelukkig zijn.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
“de aankondiging dat de zachtmoedigen het land zouden bezitten” is dus een veronderstelling, met een waarschijnlijkheid die door verschillende mensen verschillend kan worden ingeschat. De oude Grieken meenden inderdaad dat je alleen met wiskunde absolute waarheden kon ontdekken.