Hoe Matteüs Marcus bewerkt

Het Meer van Gennesaret

Een van de bekendste verhalen uit het Nieuwe Testament is dat over Jezus die over het water wandelt. Zulke natuurwonderen behoren tot het standaardrepertoire van antieke charismatische wijsheidsleraren. De pointe is dat zulke lieden meer inzicht hadden in de aard van de werkelijkheid dan anderen, en daardoor wonderlijke dingen konden doen. Wie met gezag sprak, bewees het door met een scheermes een aambeeld doormidden te snijden, vuur te spugen, boeien van zich af te schudden of over water te lopen.

De anekdote over de over het water wandelende messias is overgeleverd door zowel Marcus als Johannes, wat betekent dat ze twee keer is geattesteerd en vermoedelijk een redelijke ouderdom heeft. Ook omdat de twee evangelisten het verschillend vertellen. Hier is Johannes’ versie.

Lees verder “Hoe Matteüs Marcus bewerkt”

Palmzondag

Jeruzalem, gezien vanaf de Olijfberg; de Gouden Poort is rechts van het midden

Het Nieuwe Testament bevat twee verslagen van Jezus’ triomfantelijke intocht in Jeruzalem, de gebeurtenis die bekendstaat als Palmzondag. Er is een beknopt verslag in het evangelie van Johannes en een wat langer verslag in dat van Marcus, dat door Matteüs en Lukas is uitgewerkt. Eigenlijk zou je het in een synopsis moeten lezen, maar ik kan hier geen vier teksten naast elkaar neerzetten. Toch ga ik de teksten eens vergelijken.

Bij Marcus begint het verhaal op de Olijfberg. Dat is geen gewone plek. Volgens de profeet Zacharia is het de plek waar God verschijnt op de dag des oordeels, voordat hij persoonlijk over de wereld zal komen regeren.noot Zacharia 14.4; vgl. Ezechiël 11.23. We weten dat de kring rond Jezus verwachtte dat dit einde der tijden heel snel zou aanbreken.

Lees verder “Palmzondag”

De kerststal als venndiagram

Kerstmis als Venndiagram

Kerstmis is pas compleet met een kerststal. En ik dacht: ik doe er eens een venndiagram bij. De peuter uit het evangelie van Matteüs aan de ene kant, de baby uit het evangelie van Lukas aan de andere kant, en verder het kerststalletje, dat aan de twee bijbelse verhalen niet alleen een drietal gekroonde hoofden maar ook een dierentuin toevoegt. Welke diepere bedoeling de uitvinder van het stalletje, Franciscus van Assisi, met die uitbreiding heeft gehad, weet ik niet.

Ik blogde verschillende keren over kerstmis. Om te beginnen over het verhaal van Matteüs: over magiërs, over de kerstster, over het aantal wijzen uit het oosten, over koning Herodes en over diens zoon Herodes Archelaos. Ook Lukas heb ik behandeld: de volkstelling, het gastenverblijf, de herders en de lichtmetafoor. Verder zijn er nog wat kerstgerelateerde misverstanden op deze pagina.

Lees verder “De kerststal als venndiagram”

Zarathuštra

Een moderne afbeelding van Zarathuštra

Een doodenkele keer heb ik op deze blog de persoon van de Iraanse profeet Zarathuštra genoemd. De Grieken noemden hem Zoroastres en de Romeinen maakten daar Zoroaster van. De op zijn onderricht teruggaande religie, het zoroastrisme, noemde ik wat vaker. Misschien is het zinvol eens wat uitgebreider in te gaan op de profeet, zijn leer en de godsdienst. Over een paar dagen is het immers kerstmis en je kunt er goud, wierook & mirre onder verwedden dat er weer iemand is die de wijzen uit het oosten zal identificeren als zoroastrische sterrenwichelaars.

Om die koe even bij de hoorns te vatten: de evangelist Matteüs noemt magoi, en dat zijn inderdaad Iraanse religieuze specialisten, maar geen astrologen. Een maguš, zoals het beroep in het Iraans heet, was iemand die gebeden en hymnen kon reciteren. Iranologe Heleen Sancici-Weerdenburg definieerde magiërs als specialisten in de Iraanse mondelinge tradities. Bepaald geen sterrenwichelaar dus. De toenmalige specialisten in de sterrenkunde heetten in het Grieks chaldaioi, astrologoi of mathematikoi. Geen magoi. Als magiërs een ster hebben gevolgd om ergens in het verre westen een pasgeboren koningszoon te aanbidden, kun je daar dus geen zoroastriërs van maken, al is die uitleg al te vinden bij Marco Polo.

Lees verder “Zarathuštra”

De farizeeën in context

De farizeeën stonden aan de wieg van het jodendom van de synagogen, zoals deze in Sepforis

Dit is de laatste van drie blogs over de farizeeën. In het eerste behandelde ik hun geschiedenis en in het tweede hun opvattingen. Daarmee ga ik nu verder.

Twee beweringen van Josephus zijn dat de farizeeën sober leefden en dat ze grote invloed hadden op de gewone mensen. Het eerste kan best waar zijn, maar je denkt niet meteen aan een sobere levenswijze als je in het Evangelie van Johannes leest dat farizeeën bedienden uitsturen om zaken te regelen (Jh 7.32, 7.45).

Josephus’ andere opmerking, dat de farizeeën populair waren bij de gewone mensen, lijkt niet onjuist maar is selectief, omdat vaststaat dat leden van de beweging ook de hoogste posities bekleedden: we lezen over farizeeën die spreken met de hogepriester, we treffen farizeeën aan als leden van hoge raadscolleges en we lezen hoe ze het Sanhedrin samenroepen. Er is zelfs een hogepriester van wie aannemelijk is dat hij tot de beweging behoorde, Gamaliëls zoon Jezus. Dit alles wil niet zeggen dat de farizeeën niet populair waren bij gewone mensen, maar dat dat ze tevens goed lagen bij andere bevolkingsgroepen.

Lees verder “De farizeeën in context”

De ideeën van de farizeeën

Zoals Jezus de beroemdste Jood is, zo is Paulus de beroemdste van alle farizeeën (Catacombe van Petrus en Marcellinus)

Ik vertelde twee weken geleden over de geschiedenis van de farizeeën. Het is tijd eens te kijken naar hun opvattingen. Dat is nog niet zo makkelijk want uit het farizeïsme is weliswaar het rabbijnse jodendom voortgekomen, dat farizese opvattingen documenteert, maar ook aanpaste. We kunnen de getuigenissen uit de Mishna, Tosefta en Talmoed niet zo maar gebruiken om de voorgeschiedenis van het rabbijns jodendom te schetsen.

Een complexe voorgeschiedenis. Ik schetste vorig keer fasen van afsplitsing, invloed, oppositie en macht, terwijl van de twee hoofdstromingen alleen het huis van Hillel – ofwel de helft van de farizese ideeën – de catastrofe van 70 n.Chr. overleefde.

Lees verder “De ideeën van de farizeeën”

Een geschiedenis van de farizeeën

Een geleerde met een boekrol (Catacombe van Petrus en Marcellus, Rome)

In het Nederlands is “farizeeër” een scheldwoord. Dat komt door een donderpreek in het Evangelie van Matteüs 23, waarin Jezus uithaalt naar de farizeeën en schriftgeleerden van zijn tijd, die hij typeert als obstakels, hypocrieten, muggenzifters en huichelaars. Laat “adderengebroed” even op u inwerken om te realiseren hoe beledigend die term is.

Het is al sinds de negentiende eeuw bekend dat de scheldkanonnade nooit in deze vorm kan zijn uitgesproken. Het is materiaal uit Matteüs’ bewerking van de bron-Q. De erop gebaseerde beeldvorming is echter blijven bestaan. De Joodse auteur Flavius Josephus helpt ook al niet: de man had een diepe afkeer van alles wat vies, voos en farizees was en hij laat zich in zijn Joodse Oorlog eigenlijk systematisch negatief over hen uit. Pas later, toen hem duidelijk moet zijn geworden dat het toekomstige jodendom een farizees karakter zou krijgen, konden er een paar aardige woorden vanaf, zoals de opmerking dat hij zich liet inspireren door de farizese voorschriften (Uit mijn leven 12). Hier staat het tegengestelde van wat er lijkt te staan: hij zegt hier dat hij een sadducee was, want zoals Josephus zelf ergens laat vallen volgden de sadduceeën doorgaans de farizese halacha.

Lees verder “Een geschiedenis van de farizeeën”

De genezing van een blinde (1)

Genezing van een blinde, of beter, twee blinden (meer; Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

De wereld van het Romeinse Rijk – of beter: de hele Oudheid – is te beschouwen als een derdewereldsamenleving. Dat geldt voor de materiële welvaart, voor de demografie en voor de gezondheid. Het vleesarme dieet betekent dat mensen vaak vitamine-A-gebrek leden en dus een verhoogd risico hadden op blindheid. Er zijn dan ook talloze verhalen over mensen die ervan worden genezen of juist abrupt hun gezichtsvermogen verliezen.

Dat er anekdotes circuleerden over Jezus als blinden-genezer, is dus alleen maar logisch. Het zijn er zelfs drie en het aardige is dat ze vrij oud lijken. Dat wil niet per se zeggen dat ze dus werkelijk teruggaan op Jezus, maar wel dat er al heel snel verhalen circuleerden over zulke genezingen. De vraag hoe Jezus mensen van blindheid genas, en of deze opschorting van de natuurwetten een bovennatuurlijke ingreep was, is oninteressant. In elk geval ligt ze buiten het bereik en de belangstelling van de historicus.

Lees verder “De genezing van een blinde (1)”

Judas Iskariot

Dertig Tyrische sjekels (Bibelhaus, Frankfurt)

Ik denk dat er, met de mogelijke uitzondering van Maria Magdalena, geen nieuwtestamentische bijrolspeler is die meer de aandacht heeft getrokken dan Judas Iskariot. Een deel van de verklaring is natuurlijk dat zo weinig over hem bekend is. Je kunt er van alles bij verzinnen.  En dat is in de afgelopen eeuwen dan ook gedaan. We weten echter weinig met voldoende zekerheid. Hij behoorde tot Jezus’ inner circle, De Twaalf. De evangelist Johannes weet dat Judas de gemeenschappelijke kas beheerde (12.6 en 13.29). Verder weten we dat Judas Jezus uitleverde aan de autoriteiten en dat hij kort na Jezus’ marteldood ook zelf dood was.

Iskariot

En o ja, zijn bijnaam was Iskariot. Maar we weten niet wat het betekent. Eén verklaring is in elk geval weinig plausibel: dat het zou zijn afgeleid van sicarius, “dolkdrager”. Er zijn namelijk maar heel weinig Latijnse leenwoorden in het Aramees en Hebreeuws. Je moet dan ook nog verklaren waarom de twee eerste letters zijn verwisseld. Zoiets komt wel voor maar is ongebruikelijk.

Lees verder “Judas Iskariot”

Jezus’ vrouwelijke leerlingen

Jezus en de samaritaanse vrouw (Catacomben van Praetextatus, Rome)

Ik heb wel vaker verteld dat rond Jezus drie (vermoedelijk overlappende) groepen volgelingen zijn aan te wijzen. De binnenste cirkel stond bekend als De Twaalf. Zij zouden aan het hoofd staan van de stammen van Israël als dat eenmaal, in de messiaanse toekomst, zou zijn hersteld. Hun namen staan in diverse lijsten, zoals Marcus 3.14-19 en Matteüs 10.2-4. Met één afwijkende naam staan ze ook in Lukas 6.14-16 en Handelingen 1.13. De tweede groep, te onderscheiden van de vorige, bestond uit de apostelen, “afgezanten”, twee aan twee uitgezonden. Ze zijn genoemd in Lukas 10:1. Dat hierbij vrouwen waren, blijkt uit Romeinen 16.7, waar Junia staat vermeld.

En dan waren er de leerlingen. Dat moeten er vele zijn geweest. Over sommige hebben we een roepingsverhaal, zoals dat over Natanaël (Johannes 1.43-51) en Levi (Lukas 5.27-28). Ook bij deze groep lijken vrouwen te zijn geweest. Ik zou althans niet weten hoe je anders moet denken over Maria van Magdala, Johanna, Salome, Susanna of Maria en Martha. Ze volgden Jezus, desnoods zonder chaperonne. Ze bleven bij hem tot bij zijn marteldood en graf. Ze financierden Jezus vanuit hun eigen vermogen (Lukas 8.3). Als je de lasten van het leerling-zijn draagt, zul je de onderwijzingen toch minimaal de moeite van het overwegen waard gevonden moeten hebben.

Lees verder “Jezus’ vrouwelijke leerlingen”