
[Het Nieuwe Testament bevat een verhaal over een vrouw die een albasten flesje breekt en de inhoud uitgiet over het hoofd van Jezus. Eh, albast? Is dat geen steensoort? Mijn goede vriend Richard Kroes legt uit hoe het zit.]
***
Bierfles
Soms hebben onopvallende gebruiksvoorwerpen in een antieke tekst – of eigenlijk: elke literaire tekst – een functie. Wij herkennen die functie echter niet altijd omdat we niet dezelfde materiële cultuur hebben als de schrijvers. Gebruiksvoorwerpen verschillen nu eenmaal per cultuur. Daarom herkennen wij niet meteen wat het albasten flesje symboliseert dat de evangelist Marcus vermeldt.
Toen hij in Betanië in het huis van Simon – degene die aan een huidziekte had geleden – aanlag voor de maaltijd, kwam er een vrouw binnen. Ze had een albasten flesje bij zich dat gevuld was met zeer kostbare, zuivere nardusolie. Ze brak het flesje open en goot de olie uit over zijn hoofd. (Marcus 14.3; NBV21)
Dit is onmogelijk. Albast is weliswaar vrij zacht, maar nog steeds een steensoort. Dat een vrouw een stenen kruikje met haar blote handen heeft kunnen breken, is bijzonder onwaarschijnlijk. En stel dat het haar wel was gelukt, dan was het een bloederige bende geworden. U bent waarschijnlijk in staat een bierflesje met blote handen te breken, maar weet wel beter. De vrouw had een hamer kunnen gebruiken, maar dat maakt de situatie er alleen maar onwaarschijnlijker op.
Alabastron
Toch staat het er echt, ook in de grondtekst. U hoeft niet eens Grieks te kennen om te raden dat alabastron “albasten kruikje” betekent. In het Middellandse Zee-gebied zijn eindeloos veel van die kruikjes opgegraven. Archeologen hebben vastgesteld dat ze dienden om cosmetica in te bewaren. Ze leken wat op een dikke reageerbuis: lang en smal. Een aantal vaasjes is teruggevonden met spatels, wat suggereert dat er zalf in zat.
Dat men destijds cosmetica bewaarde in smalle albasten kruikjes, is logisch. De smalle vorm maakt dat je de kostbare inhoud heel precies kunt doseren. Maar er zijn ook andere dan praktische redenen, namelijk om te benadrukken hoe speciaal de inhoud is. Dan kom je al snel uit op albast. Het is niet alleen makkelijk te bewerken, het is ook licht doorschijnend, heeft mooie kleuren en is opgebouwd uit “laagjes” die zorgen voor een aparte tekening.
Een museumconservator kan u met gemak typische alabastra laten zien. Alleen zijn die niet altijd van albast. Al enkele eeuwen vóór het begin van de jaartelling begonnen pottenbakkers ze te maken van aardewerk. In het begin bootsten ze de typische “laagjes”-tekening na, maar al snel herinnerde alleen de vorm van het vaasje nog aan de eerste stenen exemplaren. Wat bleef, was een versiering die de inhoud van het flesje benadrukte. In de eerste eeuw waren er dus “albasten” vaasjes van zilver, glas, faience en alle soorten en stijlen aardewerk die er waren. Het woord alabastron duidde niet meer op het materiaal, maar op de functie: het was dé aanduiding voor een cosmeticaverpakking. Het woord alabastron vertalen met “albasten flesje” is dus correct, maar inhoudelijk fout.
Oude vertalingen
Dat blijkt ook uit Latijnse Bijbelvertalingen die zijn gemaakt vóór de Vulgaat in West-Europa uitgroeide tot standaardvertaling. Een vijfde-eeuws handschrift vertaalt alabastron met ampullam, “ampul”, en uit de vierde of vijfde eeuw hebben we een vertaling met vas, “pot”. Deze handschriften stammen ongeveer uit dezelfde tijd als de Vulgaat, maar geven oudere teksten weer.
Het verhaal in Marcus heeft parallellen in de andere evangeliën en ook daar zien we alternatieven in de oude Latijnse vertalingen. In Matteüs 26.7 komen we vasculum, “potje”, tegen en bij de vertalingen van Lukas 7.37 opnieuw ampullam en vas. Alleen in Johannes 12.3 is het flesje vervangen door een pond nardusbalsem. Sommige Latijnse vertalingen, waaronder de Vulgaat, kiezen voor een leenwoord, alabastrum. De lezer moet maar begrijpen wat er is bedoeld.
Een soortnaam wordt een merknaam. Zulke transformaties komen vaker voor vermoed ik, maar ik niet kan zo gauw een Nederlands voorbeeld bedenken. Maar wie in Amerika China koopt, koopt niet het land China, maar porselein.
“Dit is onmogelijk. ”
Ha, ik nam onmiddellijk, dwz zonder na te denken, aan dat het flesje aan de bovenkant was afgesloten met iets dat wel met de blote handen af te breken is.
Excuses voor de reactie hier maar ik schrok er van dat je zo bent toegetakedl
Een gebroken neus is niet niks
Harry ten Brink
Heb je er wat aan dat ik je sterkte wens?
Dit is een prachtige bijbeltekst waar heel wat over te vertellen valt. Enkele reflecties.
1/ Wees voorzichtig met letterlijke interpretatie van vertalingen. Zo vermelden een aantal Nederlandse vertalingen inderdaad het ‘breken van een albasten flesje’, andere hebben het over het ‘verbrijzelen van het albasten vaasje’. Dit klinkt al heel anders.
2/ Er staat ook nergens dat de vrouw het kruikje met haar blote handen heeft gebroken. Wees voorzichtig met invullingen die niet in bronteksten staan.
3/ Wees heel voorzichtig met het letterlijk interpreteren van bijbelteksten. De auteurs hadden niet de bedoeling om gebeurtenissen feitelijk of historisch exact te beschrijven. Hun bedoeling was wél om via deze teksten hun geloof in een bevrijdende God uit te drukken. Ze projecteren hun geloof op vroegere periodes, ze zijn dus wel historisch gesitueerd. Maar objectieve geschiedschrijving was het laatste van hun zorgen.
4/ Meer specifiek zijn de teksten uit het NT geschreven om lezers ervan te overtuigen dat Jezus de Christus was, de Messias die in de Joodse Bijbel was aangekondigd. De evangelies staan dan ook bol van verwijzingen naar oudtestamentische teksten. Nemen we Mc 14,3 als voorbeeld. De Nederlandse exegeet wijlen Egbert Roos merkt op dat het woord ‘alabastros’ slechts één keer in de Septuaginta voorkomt nl. in 2 K 21,13 waar God Jeruzalem waarschuwt, vlak voor de verwoesting van de tempel. Het identieke woordgebruik bij de evangelisten is opmerkelijk. Volgens Roos symboliseert de vrouw die het kruikje breekt de verwoesting van Jeruzalem. Die werd door de Romeinen verwoest in 70 n.C. Deze gebeurtenis was ronduit traumatisch voor het ganse Joodse volk. We moeten ons realiseren dat de evangelisten hiervan op de hoogte waren. Ook al schreven ze over Jezus die rond of kort na 30 n.C. was gestorven.
5/ In hetzelfde vers 14,3 schrijft Mc dat het flesje nardus(olie) bevat. Dit woord komt in Tenach enkel nog in het Hooglied voor. Hier staat het innig engagement van twee geliefden centraal. Nog volgens Egbert Roos symboliseert de zalving met nardus door de anonieme vrouw het innig engagement van die twee geliefden: de dochter van Sion en haar geliefde, de Messias. Of hoe het lot, de vernietiging van beiden verweven wordt met elkaar.
Voor een zo breedsprakige reactie (u kunt zelf een blog beginnen?) vind ik dat Marcus er wat karig af komt met een ‘Mc’.
Overigens is de waarschuwing van een (te) letterlijke opvatting van sommige teksten terecht, maar alles symbolisch gaan opvatten is in mijn opinie net zo gevaarlijk. Elk gebroken stuk aardewerk met de val van Jeruzalem associëren lijkt mij onzinnig zonder directe relatie.
Mijn excuses voor de afkortingen.
Mc = Marcus, 2 K = 2de boek Koningen.
Bijbelteksten mag je niet als feitelijk exact of historisch objectief gaan interpreteren. Anders kom je gauw in de problemen omdat deze teksten onvolledig zijn en veel tegenstrijdigheden bevatten. Bijbelteksten zijn theologische teksten. Ze willen het geloof van een volk in hun God uitdrukken.
Dit betreur ik nu precies aan dit artikel van Richard Kroes. Ik twijfel helemaal niet aan zijn vakkennis maar ik vind het jammer dat hij de archeologie gebruikt om een bijbeltekst als waar of vals te weerleggen. En dan nog op basis van een moderne Nederlandse vertaling. Gebruik/misbruik van wetenschap om bijbelteksten als waar of onjuist te bestempelen; ik dacht dat we de problematische periode van Bijbelse archeologie al lang achter ons hadden gelaten.
Ik neem als voorbeeld de uittocht uit Egypte (boek Exodus) en de woestijntocht (Leviticus en Numeri). De kans bestaat dat die historisch nooit gebeurd zijn. Daar zijn goede redenen voor. 1 – Zo werd er geen enkel archeologisch bewijs van een uittocht of woestijnverblijf van een miljoen mensen aangetroffen. 2 – Er is ook geen enkele contemporaine geschiedschrijving gevonden die naar zo’n grootschalige uittocht uit Egypte verwijst, ondanks de goed gedocumenteerd Egyptische geschiedschrijving. 3 – De genoemde bijbelteksten over een God die bevrijdt werden wellicht in de 6de eeuw v. C. geschreven door gedeporteerde joden die in volle geloofscrisis verkeerden, in het heidense Babylonië, ver weg van hun thuisland. Dit is een klein millennium (!) na de vermoedelijke feiten. In deze context hebben zij hun geloof in een bevrijdend God uitgewerkt en neergeschreven. Met Egypte als symbool van onderdrukking.
Tot slot nog dit. We kunnen nauwelijks overschatten hoeveel symboliek Bijbelse teksten bevatten. Voor ons zijn ze nauwelijks herkenbaar. Toenmalige joden, die de Wet, de Profeten en de Geschriften haast uit het hoofd kenden, waren verwijzingen naar bepaalde teksten meteen duidelijk. Dit gold ook voor de vroegste Jezusvolgelingen en de lezers van de evangelies, die nog volop jood waren. Nu vergt het kennis van de oorspronkelijke Oud-Griekse nieuwtestamentische teksten en de Septuaginta om die op te sporen. Gelukkig zijn we in ons taalgebied gezegend met een rijke exegeseliteratuur!
Ik vermoed dat albast De olie en daarmee ook de geur doorgeeft zonder dat het potje daarvoor geopend hoeft te worden.