Het zojuist geciteerde verhaal van de blinde in Jericho bevat een aantal opmerkelijke details. Om te beginnen is er het simpele feit dat Marcus de blinde identificeert. In de vier evangeliën zijn degenen die door Jezus worden genezen zonder uitzondering anoniem, met twee uitzonderingen: Lazarus, van wie je je kunt afvragen of het gaat om een genezing, en Bartimeüs zoon van Timeüs.
Overigens is “Bartimeüs” gewoon Aramees voor “zoon van Timeüs”. (Vergelijk de eveneens Aramees-Griekse naam Bartolemeüs, “zoon van Ptolemaios”.) Misschien verklaart deze dubbele informatie waarom Matteüs het aantal blinden verdubbelt, al kunnen daar ook andere en meer plausibelere verklaringen voor bestaan.
Genezing van een blinde, of beter, twee blinden (meer; Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)
De wereld van het Romeinse Rijk – of beter: de hele Oudheid – is te beschouwen als een derdewereldsamenleving. Dat geldt voor de materiële welvaart, voor de demografie en voor de gezondheid. Het vleesarme dieet betekent dat mensen vaak vitamine-A-gebrek leden en dus een verhoogd risico hadden op blindheid. Er zijn dan ook talloze verhalen over mensen die ervan worden genezen of juist abrupt hun gezichtsvermogen verliezen.
Dat er anekdotes circuleerden over Jezus als blinden-genezer, is dus alleen maar logisch. Het zijn er zelfs drie en het aardige is dat ze vrij oud lijken. Dat wil niet per se zeggen dat ze dus werkelijk teruggaan op Jezus, maar wel dat er al heel snel verhalen circuleerden over zulke genezingen. De vraag hoe Jezus mensen van blindheid genas, en of deze opschorting van de natuurwetten een bovennatuurlijke ingreep was, is oninteressant. In elk geval ligt ze buiten het bereik en de belangstelling van de historicus.
Zwaard uit Pompeii (Museo archeologico nazionale, Napels)
Een tijdje geleden plaatste ik hier een stukje over de scène in de evangeliën van Marcus en Johannes waarin een vrouw Jezus zalft met olie die niet minder dan 300 denariën zou hebben gekost, een bescheiden jaarloon (Marcus 14 en Johannes 12). Bij Marcus klagen enkele aanwezigen over de verspilling, bij Johannes is er maar één klager, Judas. Er is nog een scène waar Johannes expliciet is over een persoon die Marcus niet vermeldt: bij Jezus’ arrestatie vermeldt Johannes de bij Marcus afwezige Petrus.
De arrestatie van Jezus
Hier is het verhaal volgens Marcus.
Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de Twaalf, in gezelschap van een met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten was gestuurd. Judas, die hem zou uitleveren, had met hen een teken afgesproken. Hij had gezegd: “Degene die ik kus, die is het. Neem hem gevangen en voer hem weg onder strenge bewaking.” Toen hij eraan kwam, liep hij recht op Jezus af, zei: “rabbi!” en kuste hem. Ze grepen hem vast en namen hem gevangen. Een van de omstanders trok een zwaard, haalde uit en sloeg de dienaar van de hogepriester een oor af. (Marcus 14.43-47; NVB21)
Ik denk dat er, met de mogelijke uitzondering van Maria Magdalena, geen nieuwtestamentische bijrolspeler is die meer de aandacht heeft getrokken dan Judas Iskariot. Een deel van de verklaring is natuurlijk dat zo weinig over hem bekend is. Je kunt er van alles bij verzinnen. En dat is in de afgelopen eeuwen dan ook gedaan. We weten echter weinig met voldoende zekerheid. Hij behoorde tot Jezus’ inner circle, De Twaalf. De evangelist Johannes weet dat Judas de gemeenschappelijke kas beheerde (12.6 en 13.29). Verder weten we dat Judas Jezus uitleverde aan de autoriteiten en dat hij kort na Jezus’ marteldood ook zelf dood was.
Iskariot
En o ja, zijn bijnaam was Iskariot. Maar we weten niet wat het betekent. Eén verklaring is in elk geval weinig plausibel: dat het zou zijn afgeleid van sicarius, “dolkdrager”. Er zijn namelijk maar heel weinig Latijnse leenwoorden in het Aramees en Hebreeuws. Je moet dan ook nog verklaren waarom de twee eerste letters zijn verwisseld. Zoiets komt wel voor maar is ongebruikelijk.
De martelares Vibia wordt het Paradijs binnengeleid (Hypogeum van Vibia, Rome)
Historici zijn simpele zielen. Ze willen alleen vaststellen wat er is gebeurd. Ze ontlenen daaraan geen inspiratie, ze voelen – althans professioneel – geen aandrang er een oordeel over te geven. Dat laten ze over aan anderen en die zijn niet zelden diepzinniger in hun analyse. Simpele historicus die ik ben, beperk ik me in mijn reeks over het Nieuwe Testament tot een enkele vraag: ik wil slechts weten wat er feitelijk is gebeurd, gezegd of gedacht. Daarvoor benut ik enkele ingeburgerde criteria die een zekere mate van objectiviteit moeten garanderen.
Criteria
Een daarvan is de meervoudige attestatie: als iets in één bron staat, is dat minder betrouwbaar dan als het in diverse onafhankelijke bronnen staat. Zo bezien is het lege graf een interessante kwestie, want het staat in twee bronnen: de evangeliën van Marcus en Johannes. (Matteüs en Lukas zijn afhankelijk van Marcus.) Twee is meer dan één, zou je denken, maar je wil toch eigenlijk meer vermeldingen zien. Vandaar dat ik het meestal typeer als het punt waar de historisch-kritische methode op zijn grenzen stuit.
De gelijkenissen of parabels golden lange tijd als de beste voorbeelden van Jezus’ prediking. Het klonk zo logisch: een van het platteland afkomstige messias gebruikte natuurlijk eenvoudige beelden en vormen, ontleend aan het dagelijkse leven. De vorig jaar overleden onderzoeker John P. Meier heeft dat beeld genuanceerd. Met de bestaande methoden is van de meeste gelijkenissen niet te zeggen of ze teruggaan op de historische Jezus. Ik legde het al eerder uit en laat dat verder rusten, maar niet zonder te hebben opgemerkt dat het feit dat we bepaalde zaken met de gangbare criteria niet kunnen authenticeren, niet wil zeggen dat ze onhistorisch zijn. Het wil slechts zeggen dat we het niet weten kunnen. Misschien verbetert de methode. Dat kan. Waarschijnlijk moeten we echter gewoon accepteren dat er grenzen zijn aan de kenbaarheid van de Oudheid. Zo simpel.
Een van de gelijkenissen die, bij de huidige stand van de methode, geldt als authentiek, is de parabel van de wijngaard, ook wel bekend als de boze pachters. Ze is te vinden in het evangelie van Marcus en de redenatie waarom ze authentiek moet zijn, is redelijk complex.
Jezus en de samaritaanse vrouw (Catacomben van Praetextatus, Rome)
Ik heb wel vaker verteld dat rond Jezus drie (vermoedelijk overlappende) groepen volgelingen zijn aan te wijzen. De binnenste cirkel stond bekend als De Twaalf. Zij zouden aan het hoofd staan van de stammen van Israël als dat eenmaal, in de messiaanse toekomst, zou zijn hersteld. Hun namen staan in diverse lijsten, zoals Marcus 3.14-19 en Matteüs 10.2-4. Met één afwijkende naam staan ze ook in Lukas 6.14-16 en Handelingen 1.13. De tweede groep, te onderscheiden van de vorige, bestond uit de apostelen, “afgezanten”, twee aan twee uitgezonden. Ze zijn genoemd in Lukas 10:1. Dat hierbij vrouwen waren, blijkt uit Romeinen 16.7, waar Junia staat vermeld.
En dan waren er de leerlingen. Dat moeten er vele zijn geweest. Over sommige hebben we een roepingsverhaal, zoals dat over Natanaël (Johannes 1.43-51) en Levi (Lukas 5.27-28). Ook bij deze groep lijken vrouwen te zijn geweest. Ik zou althans niet weten hoe je anders moet denken over Maria van Magdala, Johanna, Salome, Susanna of Maria en Martha. Ze volgden Jezus, desnoods zonder chaperonne. Ze bleven bij hem tot bij zijn marteldood en graf. Ze financierden Jezus vanuit hun eigen vermogen (Lukas 8.3). Als je de lasten van het leerling-zijn draagt, zul je de onderwijzingen toch minimaal de moeite van het overwegen waard gevonden moeten hebben.
Dit is vanzelfsprekend Maria van Magdala niet, maar een rijke vrouw uit Galilea zal er niet heel anders uit hebben gezien (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)
Maria van Magdala ofwel Maria Magdalena: iedereen heeft van haar gehoord. Desondanks weten we frustrerend weinig over haar.
Wat weten we wel? Om te beginnen: ze kwam uit Magdala ofwel Migdal (“toren”), een vissersdorp aan de Zee van Galilea. Het geniet enige bekendheid omdat er een scheepje is gevonden uit de eerste eeuw dat prompt werd aangeduid als de boot waarin Jezus had gevaren. Dat was zelfs voor Israëlische begrippen excessief. De Bijbel vermeldt geen verblijf van Jezus in het dorp.
Ook in Oxyrhynchos las men Sallustius’ Oorlog tegen Jugurtha (Neues Museum, Berlijn)
In het vorige stukje vertelde ik iets over de werkzaamheden van Bernard Grenfell en Arthur Hunt aan het begin van de vorige eeuw in Oxyrhynchos. Ze slaagden erin vele tienduizenden papyri te bergen voordat ze unprovenanced op de zwarte markt zouden komen, waar ze geen wetenschappelijke waarde meer zouden hebben. In dit tweede blogje iets meer over wat de betekenis is van hun vondsten. Eerst het christelijke materiaal dat de belangstelling van de opgravers het meeste had, daarna de rest.
Christelijke teksten
Tot op heden zijn uit Oxyrhynchos vijftien fragmenten uitgegeven van het Evangelie van Mattheüs en veertien van het Evangelie van Johannes. De andere canonieke evangeliën, Marcus en Lukas, zijn met elk twee exemplaren vertegenwoordigd en dat is dus minder dan de tien exemplaren van de Herder van Hermas, een christelijke tekst die nooit tot de canon is gerekend maar in Oxyrhynchos dus goed was vertegenwoordigd. Hier hebben we een doorkijkje naar een pluriform christendom uit de periode voor er behoefte was aan orthodoxie.
(Tussen haakjes: een van de twee Marcus-fragmenten is de beruchte Eerste-eeuwse Marcus. U zult zich herinneren hoe Dirk Obbink een bevriende oudheidkundige manipuleerde om de prijs op te drijven.)
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.