
[Het Nieuwe Testament bevat een verhaal over een vrouw die een albasten flesje breekt en de inhoud uitgiet over het hoofd van Jezus. Eh, albast? Is dat geen steensoort? Mijn goede vriend Richard Kroes legt uit hoe het zit.]
Breken?
Toch blijft het vreemd dat de vrouw het alabastron, een cosmeticaflesje dus, breekt, een detail dat alleen Marcus vermeldt. Je kunt het flesje toch gewoon openen? Tenzij breken en openmaken hetzelfde zijn: “openbreken” dus. Dat is nu net het geval met één type cosmeticaflesje dat we kennen uit de eerste eeuw na Chr. Onder archeologen staat dit type bekend als “Isings vorm 10”, genoemd naar de oudheidkundige die ze als eerste heeft beschreven. We spreken ook wel van “parfumbollen”: glazen bollen zo groot als een mandarijn. Isings-10-flesjes zijn bekend uit de hele Romeinse wereld.
Ze hebben een smal tuitje dat de zalfmaker met een vlam dichtsmolt, zodat de inhoud goed bleef. Net als met ampullen voor injectievloeistof in onze tijd moest men bij gebruik dat dichtgesmolten tuitje openbreken. Archeologen vinden ze dus meestal leeg en met een afgebroken hals.
Zulke flesjes gebruikte men natuurlijk niet voor alledaagse dingen, maar alleen voor kostbare zalven. Parfumbollen zijn dan ook zelden gemaakt van blank glas, maar vrijwel altijd voorzien van versiering. Er bestaat een variant in de vorm van een elegant vogeltje, “Isings vorm 11”. De gebruiker moest de spits toelopende staartpunt afbreken om hem te openen.

De oude Latijnse versies bewijzen dat sommige vertalers nog begrepen dat het alabastron uit Marcus 14.3 werd opengebroken. Het Griekse καὶ συντρίψασα τὴν ἀλάβαστρον, “en nadat zij het zalfflesje brak”, is in sommige vertalingen weliswaar het letterlijke …et fracto… of …et confrigens…, maar de vertaling …et aperiens… komt voor, “en terwijl ze opende”.
Bier of champagne
Het albasten flesje uit Marcus 14.43 was van glas. Daarmee is één raadsel opgelost, namelijk hoe de vrouw het kon breken. Het blijft echter een rare tekst. Voordat je een biertje inschenkt, haal je de dop van de fles. Dat is zó logisch dat geen schrijver het vermeldt. De woorden “ze brak het flesje open” zijn eigenlijk overbodig.
De zaak verandert als we niet aan bier denken maar aan champagne.
Het is niet moeilijk om in verhalen vermeldingen te vinden van ploffende champagnekurken. Ook dat is een overbodige mededeling, want het is slecht champagne schenken met de kurk in de fles. De vermelding heeft echter wel een functie: ploffende champagnekurken zijn de aankondiging van uitbundige feestelijkheid.
Dat zal ook ongeveer de functie zijn geweest van “ze brak het flesje open”. De eerste-eeuwse toehoorder, die wist wat alabastron was en wat erin zat, herkende onmiddellijk dat de evangelist hier nog eens extra de nadruk legde op de kostbaarheid van de narduszalf. Hij werd zo als het ware dubbel gewaarschuwd voor het verloop van het verhaal: met de letterlijke vermelding van “kostbare, zuivere nardusolie” én met de klank van brekend glas. Verderop in de tekst blijkt dat de inhoud wel driehonderd denariën waard was, wat leidt tot commentaar van de toeschouwers. Driehonderd denariën was een jaarloon voor een gewone arbeider. De vrouw die Jezus zalft, moet schatrijk geweest zijn.
Onbegrip
De parfumbol en het vogeltje zijn niet lang in de mode geweest. Na de tweede eeuw raakten ze in onbruik. Mensen uit later tijden, die niet meer wisten wat “het openbreken van een glazen zalfflesje” betekende, begrepen de evangelietekst dus niet goed meer. Deze ontwikkeling is te herkennen in de Aramese vertalingen van Marcus. De oudste, te vinden in een handschrift met de naam Codex Sinaiticus Syriacus, stamt uit de late vierde eeuw en geeft een vertaling weer uit de derde eeuw. Het Griekse werkwoord is hier weergegeven met tbr, dat “breken” betekent. In de derde eeuw begrepen de mensen vermoedelijk nog wat bedoeld was. Partumballen waren nog maar een, twee generaties geleden in onbruik geraakt.
De Peshitta-vertaling uit de vroege vijfde eeuw, vertaalt alabastron met pth, “openen”. Deze vertaler begreep dus nog wat de tekst betekende, maar realiseerde zich dat zijn lezers het niet meer zouden begrijpen als hij koos voor een meer letterlijke weergave. Met de Peshitta hebben we dus te maken met een overgangsfase in het begrip van de tekst.
In 616 n.Chr. kwam een derde Aramese vertaling tot stand, de Harklensis, vernoemd naar vertaler Thomas van Harqel. We weten zeker dat zowel de geleerden als de gewone lezers in die tijd niet meer bekend waren met de materiële cultuur achter Marcus 14.3. Thomas vertaalt dan ook weer zo letterlijk mogelijk het Grieks met r‘š, “breken”.
“De parfumbol en het vogeltje zijn niet lang in de mode geweest. Na de tweede eeuw raakten ze in onbruik. ”
Dit doet mij glimlachen. Modetrends in onze moderne tijd duren heel wat korter.
Boeiend, hoeveel informatie valt te peuren uit zo’n welbeschouwd onbenullig woord.
Boeiend! Het is wonderlijk hoe blij ik kan worden van zulke voor mijn dagelijkse leven volstrekt nutteloze informatie.
Leuk artikel.
En wie was die vrouw met deze zalvende olie?
Maria Magdalena?
Zij werd immers wel met een pot(je) zalvende vloeistof afgebeeld.
Maria van Magdala werd in de loop der tijd helaas vereenzelvigd met andere vrouwen in het Nieuwe Testament, waaronder een anonieme zondige vrouw uit Lucas 7,37–39. In de christelijke traditie heeft men van deze ‘metgezellin van de Heer’ een hoer gemaakt. Daarvan getuigt heel veel kunst en de wijze waarop zij er wordt uitgebeeld: soms met uitdagende kledij, soms berouwvol, soms met cosmetica in haar handen…
Maar geen van deze identificaties wordt nog algemeen aanvaard. Integendeel, uit de Bijbelse teksten blijkt dat Maria Magdalena de allereerste getuige was van de Opstanding van de Heer. Wat veel zegt over haar bevoorrechte positie die ze reeds in vroegchristelijke gemeenschappen genoot.
Eigenlijk zit er wel een blogje in Maria Magdalena. Ze is een historisch onpersoon, met als bijvoorbeeld Aspasia. Iemand waar iedereen zijn eigen ideologie op projecteert en die er zelf niet langer toe doet.
Twee blogjes. Want die Aspasia is zo’n onpersoon (leuk woord) dat ik er nog nooit van heb gehoord.
Ze was de geliefde van Perikles https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Aspasia
Belangrijker nog: ALLES wat over haar is geschreven, dient politieke belangen. Net als Maria Magdalena dus, al zijn de belangen daar religieus.
Is wikipedia nu een iets betrouwbaarder bron geworden nu je er zelf in wordt aangehaald als autoriteit…?😉
Hoe gaat het met de opgelopen kwetsuren?
Ik schrik er altijd van als mensen het internet gebruiken als bron. Het is er (nog altijd) niet geschikt voor. Dat universiteiten studenten er naartoe sturen en LiviusOrg laten citeren als autoriteit, is gewoon verkeerd. Al begrijp ik dat voor veel studenten de boeken die ze zouden moeten lezen, niet langer te betalen zijn. Je zou willen dat de universiteiten die boeken dan ter beschikking stelden; ze hebben fondsen genoeg, zoals we binnenkort weer zullen zien in de trotse persberichten over de eindejaarcijfers.
Wat mij betreft: ik herstel boven verwachting snel, al draag ik make-up om de blauwe plekken in mijn gezicht te camoufleren!!
De Engelse Wikipedia heeft een behoorlijk lang stuk over haar en er zijn verscheidene moderne romans over haar geschreven. Ik heb er één gelezen, maar kan me de naam van de (vrouwelijke) auteur niet meer herinneren. Een hoop stereotypen (al leerde ik dat pas later van JonaL), dat weet ik nog wel.
Wat een buitengewoon leuk en boeiend stuk! Bijna Sherlock Holmes achtig beredeneerd!
Een obscure bijbelzinsnede van vijf woorden blijkt een spannende zoektocht. Wat een heerlijk begin van de dag. Veel dank, Richard Kroes!
Schrikken van internet als bron heeft niet zo veel zin meer denk ik. Voor directe naslag, en er is daarvoor uiteindelijk veel meer dan Wikipedia beschikbaar, is het onvermijdelijk geworden. Alleen hele gespecialiseerde gedrukte bronnen zullen bv. ‘Aspasia’ kunnen opleveren.
Er is verder toch wel heel veel officieel wetenschappelijk werk op het Web te vinden, gedeeltelijk maar ook verrassend vaak geheel.
Bijvoorbeeld de pdf-bestanden over de vermelding van dierennamen in de Griekse bronnen (geheel) of dat van voornamen die bij Joodse personen voorkwamen tussen tussen zeg 200 v. Chr.-200 n. Chr. (gedeeltelijk).