Arm en straatarm in Rome (3)

Een zakkendrager, iemand uit het plebs (Nationaal Museum, Beiroet)

[Volgens de propagandisten zou Rome in de vroege keizertijd een stad van marmer zijn geweest, maar de werkelijkheid was anders. Dit is het derde deel van een vijfdelige reeks over armoede en extreme armoede. Het eerste deel was hier.]

Plebs sordida

Tegenover het ‘fatsoenlijke’ plebs stond het plebs sordida, het ‘smoezelige’ plebs. De armoede van deze restcategorie was structureel. Het waren sloebers, aangeduid als egentes (nooddruftigen) of inopes (mensen zonder bezittingen). Immigranten waren oververtegenwoordigd. Hoewel het vrije mensen betrof, liepen zij het risico om zoveel schulden op te bouwen, dat zij zichzelf of hun kinderen in slavernij moesten uitleveren. Voor het plebs sordida was een dak boven het hoofd niet vanzelfsprekend, evenmin als kleding of een volle maag. In plaats van dure tarwe weken de arme mensen vaak uit naar gerst, kikkererwten en lupinezaad (noot 1). MacMullen (1974) gaat ervan uit dat een derde van de totale bevolking, met inbegrip van de slaven, voortdurend in grote schaarste leefde. Uitgaand van de 200.000 die ik hierboven berekende, includeert hij dus een deel van het plebs frumentaria.

De dagloners waren onder het plebs sordida misschien nog het beste af. Zij werkten als oproepkracht, bijvoorbeeld voor aannemers in de bouw en de wegenbouw. Enige vakbekwaamheid zal hiervoor nodig zijn geweest. Het inkomen van de dagloners zal tussen de twee tot drie sestertii per dag hebben bedragen, het equivalent van acht tot twaalf broden (van één as per stuk) (noot 2).

Een trede lager op de maatschappelijke ladder vinden we onder het plebs sordida mensen die ad hoc-klusjes deden, de conducticii. Hun inkomen schat ik op één à twee sestertii per dag (noot 3). Het gaat om werkzaamheden die niet tot een carrière leidden: fecaliën naar de rand van de stad sjouwen of andersoortige vrachtjes en pakketjes transporteren. Overdag mochten er geen karren in de stad rijden, bepaalde uitzonderingen daargelaten. Dan bleef er twee mogelijkheden over: de (muil)ezel met een drijver of een mens als lastdrager.

Terwijl circa 40% van de grafstenen in Rome geen beroep vermeldt, kregen de allerarmsten helemaal geen gedenksteen: de berooiden, lichtekooien, gauwdieven en bedelaars. Deze miseri waren vermoedelijk al blij met gemiddeld één sestertius. Het was niet uitzonderlijk als moeders in deze kringen hun baby’s als slaaf verkochten, te vondeling legden of gewoonweg op een mesthoop achterlieten omdat de extra mond niet gevoed kon worden.

Sommigen waren gehuisvest in de volkswijken, zoals de Subura. Anderen woonden onder bruggen, in de portieken en de kelders van insulae, onder de bogen van publieke bouwwerken en in zuilengalerijen bij winkels. Weer anderen vonden hun onderkomen in aanleunhutjes naast monumenten, in krotten aan de randen van de stad en in de grafmonumenten aldaar; die laatste ruimtes dubbelden als toiletten en afwerkplekken van prostitué(e)s (noot 4). Of men sliep in de buitenlucht.

Bij Martialis lezen we dat de allerarmsten kliekjes toegestopt kregen van de slaven die in de keukens van de rijke huishoudens werkten. Een ordentelijke begrafenis was voor deze onderlaag geen vanzelfsprekendheid. De kans was groot dat iemand uit deze bevolkingslaag na overlijden gedumpt werd op een vuilnisbelt buiten de stad en ten prooi viel aan de zwerfhonden.

[Wordt vervolgd]

Noten

  1. V. Harris, Rome’s Imperial Economy: Twelve Essays (2010) 41.
  2. R. Whittaker, “The Poor”, in A. Giardina (ed), The Romans (1993) 275 gaat uit van drie sestertii per dag voor een ongeschoolde arbeider, maar hij specificeert de periode niet.  A. Scobie, “Slums, Sanitation, and Mortality in the Roman World” in: Klio 68/2 (1986) noemt eenzelfde bedrag op p. 431.
  3. V. Harris, Rome’s Imperial Economy: Twelve Essays (2010) 45.
  4. R. Whittaker, “The Poor”, in A. Giardina (ed), The Romans (1993) 283.

[Oorspronkelijk door Dirk-Jan de Vink gepubliceerd op de beëindigde website Grondslagen.net.]

Deel dit:

Een gedachte over “Arm en straatarm in Rome (3)

  1. “lichtekooien”
    Beetje archaïsch. Prostituee is een heel normaal woord.

    Ik heb wel eens gehoord dat Rome sterk afhankelijk was van migratie door een vrij hoog sterftecijfer, waarschijnlijk onder de hier beschreven groep?

Reacties zijn gesloten.