Ruspina: Titus Labienus verslaat Caesar

Het slagveld ten westen van Ruspina

Als ik u zeg dat het 4 januari was en daaraan toevoeg dat het was toen Julius Caesar (voor de derde keer) en Marcus Aemilius Lepidus het consulaat bekleedden, en als ik dat omreken naar “onze” 17 oktober 47 v.Chr., dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Hij was de dag begonnen met een foerage-expeditie, waarbij hij 400 ruiters en 150 boogschutters meenam en dertig cohorten. Die waren niet op de volle sterkte van 430 man; vermoedelijk bestonden ze uit ongeveer 300 legionairs, merendeels rekruten met daartussen veteranen. Als Caesar werkelijk ging foerageren met ruim 9000 man, en er persoonlijk leiding aan gaf, hield hij rekening met een aanval. Die inderdaad kwam. Gelukkig was het een infanterieleger dat hem naderde, zodat Caesars mannen, die een uur ten westen van hun basis bij Ruspina waren, niet bang hoefden te zijn te worden omsingeld.

Titus Labienus

Romeinse standaarddrager (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

De commandant van het leger dat hem naderde, was de Titus Labienus die in Gallië Caesars rechterhand was geweest. Hij had de rang van propraetor en dat betekende dat de volgende stap in zijn loopbaan het consulaat was, maar in 50 v.Chr. stelde Caesar zich kandidaat voor een tweede consulaat. Dat blokkeerde Labienus’ carrière. Caesar benoemde hem tot gouverneur van de Povlakte, een ambt dat hij tot dan toe zelf had bekleed, maar blijkbaar wilde Labienus niet wachten. Toen Caesar de Rubico was overgestoken, had Labienus zich aangesloten bij de legitieme regering en de wapens opgenomen tegen de rebel. Hij was aanwezig geweest in Farsalos, was nu dus in Afrika en was in tactisch opzicht Caesars gelijke.

In de slag bij Ruspina overtrof Labienus zijn oude commandant. De auteur van De Afrikaanse Oorlog erkent dat Caesar zijn tegenstander verkeerd inschatte: Labienus leidde een leger dat grotendeels bestond uit cavalerie, maar had die compact opgesteld, waardoor Caesar meende te doen te hebben met een infanterieleger. Daarom had hij zich niet teruggetrokken. Anders gezegd: Labienus had ervoor gezorgd dat de 9000 legionairs op open terrein waren gebleven, kwetsbaar voor omsingeling.

Aanvallen

Om dat te verhinderen kon Caesar alleen zijn eigen linie zo breed mogelijk maken, wat betekende dat die minder diep was. Bovendien konden Labienus’ ruiters toch om de flanken heen komen.

De centra van de linies raakten slaags, toen plotseling Numidische infanteristen samen met de ruiters uit de dichte eskadrons naar voren stormden, en al hun spiesen naar de legioensoldaten wierpen. De Caesarianen vielen hen aan, waarop de ruiters van de vijanden terug vluchtten; maar de infanteristen bleven weerstand bieden, totdat de ruiters met een nieuwe charge hun infanterie te hulp kwamen. (Afrikaanse Oorlog 15; vert. Hetty van Rooijen)

Terwijl Labienus’ gemengde infanterie-cavalerie-centrum Caesars centrum vastpinde, overvleugelden Labienus’ ruiters Caesars flanken. De omsingeling was al snel compleet en Caesars manschappen verloren alle hoop. Volgens een anekdote moest Caesar een van de standaarddragers, die had besloten het op een lopen te zetten, weer in het gelid zetten: “De vijand is de andere kant op!”

Een verzonnen gesprek

Labienus reed met onbedekt hoofd op en neer langs de voorste linie. Hij spoorde zijn mannen aan en richtte zich van tijd tot tijd tot Caesars legioensoldaten. “Wat wil je toch, rekruut?” riep hij dan. “Ben je zo’n kleine woesteling? Heeft die kerel jullie ook met z’n praatjes erin geluisd? Hij heeft jullie verdomme in groot gevaar gebracht! Ik heb met jullie te doen!”

Een soldaat zei: “Ik ben geen rekruut, Labienus, maar een veteraan van het Tiende!”

“Ik herken de standaards van het Tiende niet,” zei Labienus. Daarop zei de soldaat: “Je zult gauw genoeg merken wat voor iemand ik ben.”

Met die woorden wierp hij zijn helm af, zodat hij door hem kon worden herkend, richtte zijn speer op Labienus, slingerde hem met alle kracht weg, dreef hem diep in de borst van zijn paard en zei: “Nu weet je, Labienus, dat het een soldaat van het Tiende is die je aanvalt!” (Afrikaanse Oorlog 17)

Deze anekdote is talloze malen naverteld en werd daarbij natuurlijk steeds mooier. Bij Appianus lezen we bijvoorbeeld dat Labienus van het slagveld moest worden weggedragen. Hier zijn twee incidenten samengevoegd: Labienus raakte gewond toen hij later Lepcis Parva aanviel. Vermoedelijk is echter de oorspronkelijke tekst al een verzinsel. Anders zouden we de naam van de veteraan wel hebben vernomen, een detail dat doorgaans wordt vermeld.

Vermoeidheid

Omdat de ruiterij van Labienus, van wie we maar zullen aannemen dat hij niet van het slagveld is weggedragen, Caesars legionairs van voren en achteren aanviel, draaiden de achterste soldaten zich om. Aan beide zijden begon de vermoeidheid zich te doen voelen.

De vijanden kwamen niet terug voor een gevecht van man tegen man, terwijl de paarden van Caesars ruiters uitgeput raakten door de recente zeeziekte, dorst, vermoeidheid, hun kleine aantal en hun verwondingen, en steeds trager werden bij hun achtervolging van de vijanden. (Afrikaanse Oorlog 18)

Volgens De Afrikaanse Oorlog waren het Caesars tegenstanders die het contact verbraken en Caesars manschappen in staat stelden terug te keren naar Ruspina. Het lijkt erop dat er nog een gevecht is geweest, maar het is niet helemaal duidelijk wat hiermee kan zijn bedoeld.

Het einde

Een andere onduidelijkheid is waarom er een einde kwam aan het gevecht. Appianus, die heeft geschreven dat Labienus gewond van het veld was weggedragen, meent dat diens rechterhand

vond dat hij zijn leger genoeg getest had en dacht te kunnen winnen wanneer hij maar wilde. Hij beëindigde de strijd en zei tegen zijn staf: “Laten we de overwinning niet stelen van onze opperbevelhebber Scipio.” (Burgeroorlogen 2.95; vert. John Nagelkerken)

In elk geval keerden Caesars soldaten terug. Ze hadden hun formatie behouden en de rekruten hadden gevechtservaring opgedaan. Maar ze hadden niet kunnen foerageren en een nederlaag geleden. Er zat voor Caesar weinig anders op dan hopen op versterkingen, het fort bij Ruspina verder uitbouwen en heel voorzichtig foerageren. Toch had de nederlaag een voor Caesar positief gevolg. Daarover volgende week.

[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]

PS

Als u nog niet verveeld bent door Caesar, dan kunt u natuurlijk een bezoek brengen aan de Caesar-tentoonstelling in Amsterdam, maar u kunt ook een Caesar-cursus komen doen in Haarlem. Die verzorg ik en die is op vier woensdagavonden in november. Inschrijven kan hier.

Het museum in Amsterdam heet Hart en de zaal in Haarlem heet ook Hart, maar dat is toeval.

Deel dit:

5 gedachtes over “Ruspina: Titus Labienus verslaat Caesar

  1. Marijn Taal

    Labienus had Caesar hier dus misschien kunnen verslaan? Waarom is hij daar toch niet voor gegaan?

    1. Frans Buijs

      Misschien omdat het verhaal dat hij gewond raakte toch geen verzinsel was. Als ik het stukje lees vind ik de aanwijzingen dat dat allemaal uit de duim gezogen zou zijn, ook niet heel sterk.

      1. Al speculer3end zou ik zeggen dat het eerste deel van het verhaal (waarin Labienus de soldaten van Caesar aanspreekt) best wel eens waar kunnen zijn. En dat kon de geschiedschrijver van Caesar natuurlijk niet onweersproken laten.

  2. Ben Spaans

    Waarom zette Prigozjin niet door naar Moskou?

    Er hangt wel iets over Caesar van: zelfs tegenslagen pakten uiteindelijk in zijn voordeel uit, niet?

  3. Robbert

    Jona: “Hij (Labienus) was aanwezig geweest in Farsalos”…
    Dat is erg neutraal opgemerkt over de grote verliezer van Farsalos, die na het eerste treffen zijn getalsmatig oppermachtige cavalerie in het niets liet verdwijnen.
    … “en was in tactisch opzicht Caesars gelijke.”
    Daar lijkt het mi. niet op. In Gallie was Labienus zeker zeer succesvol, maar strijdend tegen Galliers, niet tegen JC. In Farsalos: zie boven. In Ruspina, een overwinning? maar verre van beslissend. Thapsus en later Munda: nederlagen.

Reacties zijn gesloten.