
[Dit is het tweede deel van een reisverslag uit 2004; het eerste deel is hier.]
Het is leuk de eerste in tweeduizend jaar te zijn die de Perzische Poort bewust ziet, maar veel interessanter is wat toevallig op je weg blijkt te liggen. Niet de bestemming is het doel van de reis, maar de mensen en dingen die je tegenkomt. Daarom hebben reisboeken steevast titels als The Road to Mandalay, The Road to Wigan Pier of The Road to Shangri-La, en heten ze nooit Arrival. Natuurlijk, we gingen op reis om Alexanderlocaties te bezoeken en ons te documenteren voor mijn boek over de ondergang van het Perzische rijk, maar dat vormde eigenlijk slechts een excuus om op pad te gaan. Het verleden als aanleiding om het heden te verkennen.
Dat heden staat in Iran in het teken van de shi’a, een hoofdstroming binnen de islam. De Europese media schrijven er nogal negatief over, maar wij hebben niets meegemaakt dat dit rechtvaardigt. In de heilige stad Qom, waar de moskee officieel verboden terrein is voor niet-moslims, raakten we via een tolk in gesprek met een hoyatoleslam die royaal de tijd nam onze vragen te beantwoorden. Ik weet nog niet zo net of je in het Vaticaan even gemakkelijk een bisschop mag uithoren.
Natuurlijk zijn er culturele verschillen. De meeste zijn makkelijk te verhelpen met goede wil, een lach en wat uitleg. Ik was verrast toen ik bij terugkeer een brief ontving van iemand die me in Iran had getutoyeerd maar nu mijn achternaam gebruikte. Mijn verbazing maakte plaats voor geamuseerdheid toen ik me realiseerde dat hij, hoewel Engels schrijvend, probeerde de beleefdheidsvorm van het Farsi te gebruiken. Andere verschillen zijn pijnlijker. Het komt op ons onaangenaam, zelfs beledigend over als de zojuist genoemde hoyatoleslam de dames in ons gezelschap niet aankijkt en een gids zegt tot zijn spijt in een openbaar gebouw de vrouwen geen hand te mogen geven. Theoretisch weet je dat het gaat om blijken van respect, maar het blijft ergerlijk en de verplichte hoofddoek blijft gedurende ons bezoek aan Iran zwaar wegen.
En toch. Van de verschillende landen waar we op zoek naar Alexanderlocaties doorheen zijn gekomen, was Iran het meest fascinerend. Zo belandden we in Isfahan in het Ashurafestival, dat te vergelijken is met de christelijke Goede Vrijdag: een herdenking van het lijden van iemand die wegens zijn geloofsovertuiging is doodgemarteld. Al in de dagen die eraan voorafgaan zendt de radio speciale muziek uit en zijn er processies waarbij lange rijen mannen zichzelf als blijk van droefheid met een metalen knoet op de rug slaan. Het klinkt morbide maar het gaat om bossen kettinkjes en de pijn blijft beperkt tot een dreun op de schouders. De sfeer is dan ook allerminst bedrukt en op de herdenkingsdag zelfs feestelijk. Er worden hapjes uitgedeeld, iemand loopt met een soort wierrookbrander tussen de menigte door, er wordt thee geschonken, er is muziek en de moskeeën serveren na het middaggebed een eenvoudige maaltijd, waarbij ook wij welkom zijn. Er wordt veel gelachen en een van onze reisgenoten, een geoloog die cantor is in een katholieke kerk, wisselt e-mail-adressen uit met de jongen die dezelfde functie bekleedt in de Vrijdagsmoskee. Als westerling trek je al snel meer aandacht dan de acteurs die het passiespel opvoeren – in zekere zin jammer, want dat was nu net wat we zelf graag hadden gezien.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.