
[Dit is het laatste deel van een artikel over de archeologie van Iran; het eerste is hier.]
Historici en archeologen maken meestal onderscheid tussen historie en prehistorie, dat wil zeggen de perioden waarover we wel en geen geschreven bronnen hebben. Het oudste tijdvak is vanzelfsprekend minder goed bekend. Maar juist uit Iran valt op dit gebied veel nieuws te verwachten.
Tot een jaar of tien geleden gold als vanzelfsprekend dat de eerste stedelijke beschavingen, met het eerste schrift, in het vroege derde millennium waren ontstaan in het zuiden van Irak. Ook Sousa bloeide toen al. De stedelijke leefwijze bloeide vervolgens in het tweede millennium, zoals we zien in Haft Tepe en de ziggurat van Chogha Zanbil. De eerste bijstelling van dit beeld was dat bij Tall-e Malyan en Tepe Sialk vondsten werden gedaan uit het tweede millennium, terwijl het derde millennium bekend werd door vondsten uit Tepe Hesar, verschillende al genoemde sites en reliëfs als die te Sar-e Pol-e Zaheb. De verstedelijking ging sneller en vond plaats over een groter gebied.

Inmiddels wordt het beeld dat het allemaal begon in Irak, sterk bijgesteld. Bij Gohar Tepe en de zogenaamde ‘Burnt City’ zijn de resten gevonden van enorme nederzettingen uit het vroege derde millennium v.Chr. Het paradepaardje is echter Jiroft, dat even oud is, maar waarvan de diepste strata nog moeten worden onderzocht. Daar is minstens één geschreven tekst opgegraven, en er zijn rapporten over een enorme ziggurat.
Het probleem is dat de pers zich vaak erg gemakkelijk door archeologen laat misbruiken om, via een sensationeel bericht, indruk te maken op de financiers; dat de vondsten minder spectaculair zijn, kan wel worden toegegeven in een wetenschappelijk rapport. In Jiroft lijken echter wel degelijk belangrijke vondsten te worden gedaan, en het valt te verwachten dat we de komende jaren nog veel archeologisch nieuws zullen vernemen uit Iran.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.