Voorislamitisch Iran (7): het einde

Een laatantieke Perzische helm (Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

[Dit is het zevende deel van een artikel over de archeologie van Iran; het eerste is hier.]

Iran moet in de Sassanidische tijd een enorm economische en culturele bloei hebben doorgemaakt. Archeologen hebben vastgesteld dat allerlei gebieden werden ontgonnen en kunsthistorici roemen het fantastische edelsmeedwerk uit deze tijd. Het betaalverkeer lijkt eveneens verbeterd te zijn – ons woord ‘cheque’ komt uit het Perzisch.

Mithra, Shapur II, Ahuramazda; Shapur vertrapt Julianus (Taq-e Bostan)

De oorlog met Rome laaide van tijd tot tijd op. Shapur II (reg. 309-379!) verdreef de Romeinen uit het gebied ten oosten van de Tigris. Een reliëf in Taq-e Bostan toont de koning met de goden Mithra en Ahuramazda, met aan hun voeten de verslagen Romeinse keizer Julianus.

De terreinwinst was echter maar klein en grote delen van Irak lagen braak, als een soort bufferzone. Beide partijen besloten voortan af te zien van verdere oorlogen. Tegelijkertijd bloeide de handel: luxeproducten uit het verre China bereikten de Romeinse markt via de Zijderoute, dwars door het Sassanidische Rijk.

Dit betekende dat de traditionele tussenhandelaren, de Arabieren, minder profiteerden. Het lijkt er sterk op dat het een tijd erg slecht ging op het Arabische Schiereiland; de islamitische traditie bewaart herinneringen aan de erbarmelijke sociale omstandigheden uit deze ’tijd van de onwetendheid’ en de opkomst van de Islam was een reactie op deze humanitaire ramp. Ook andere tussenhandelaren, de nomaden op de Centraal-Aziatische steppe, raakten in het gedrang en vergrootten het bereik van hun zwerf- en plundertochten. Zo ontstond de federatie van de Hunnen, die een belangrijke rol zou spelen bij de ondergang van het Romeinse Rijk in West-Europa.

Khosrau en Heraclius

De Sassanidische vorsten meenden te kunnen profiteren van de zwakte van hun westerbuur, en koning Khusrau II ontketende aan het begin van de zevende eeuw een enorme oorlog tegen de oostelijke restanten van het Romeinse imperium, die meestal worden aangeduid als het Byzantijnse Rijk. Hij nam Antiochië, bezette Jeruzalem, plunderde Alexandrië en verscheen zelfs aan de Bosporus, zonder dat hij Constantinopel kon innemen. De Byzantijnse keizer Heraklios hield echter het hoofd koel, want hij begreep dat Khusrau’s plundertochten weliswaar schokkend en schadelijk waren, maar dat de Sassaniden de troepen niet bezaten om de gebieden blijvend te annexeren. In 627 verdreef hij de Perzen en viel hij hun eigen land aan. Khusraus overwinningsmonument bij Behistun werd nooit voltooid, en zijn naam is vooral bekend geworden als die van de kwade genius uit het sprookje van Shirin en Fahrad.

Beide rijken waren nu verzwakt, en de Arabieren profiteerden daarvan. De Byzantijnen kwamen er met het verlies van Egypte, Palestina en Syrië genadig vanaf, maar de Sassaniden gingen ten onder. Tussen 628 en 632 heersten niet minder dan tien vorsten en de laatste, Yazdgard III, bleek geen partij voor de islamitische legers. In 636 ging Irak verloren en zes jaar later werden de Sassanidische legers beslissend verslagen bij Nehavand.

[Wordt vervolgd]

Deel dit: