Karel ende Elegast (1)

Handtekening van Karel de Grote. Dit soort monogrammen waren de Late Oudheid en Vroege Middeleeuwen heel gangbaar en zeggen niets over Karels veronderstelde analfabetisme.
Handtekening van Karel de Grote. Dit soort monogrammen waren in de Late Oudheid en Vroege Middeleeuwen heel gangbaar en zeggen niets over Karels veronderstelde analfabetisme.

Ik vertelde al eens dat een oude vriend ongeneeslijk ziek is. Hij leest graag en bezit een bibliotheek om jaloers op te zijn. Dat leidt tot soms wat wrange cadeaus: al ik aanstalten maak weg te gaan, drukt hij me vaak nog een boek in handen. “Ik heb het niet meer nodig.” Inmiddels bezit ik ongeveer een meter boeken meer dan ik boekenplanken heb. Mijn laatste aanwinst droeg daar gelukkig slechts een paar millimeter aan bij: Karel ende Elegast.

En ineens was ik weer in 4 vwo, al herinner ik me niet of we de geestige ridderroman destijds klassikaal hebben gelezen of dat ik ervan heb kunnen genieten voor mijn literatuurlijst. Het is in elk geval een ontzettend geestige tekst, die de vraag bij me deed opkomen wat er vorige maand in Christiaan Weijts is gevaren dat hem deze ridderroman deed typeren als verstoft monument. Hij betoogde dat er op de middelbare school andere teksten moesten worden gelezen, opdat kinderen het lezen leuker zouden vinden. Me dunkt dat ze dan juist de Karel ende Elegast moeten lezen: een verhaal dat zowel spannend als grappig is, en bovendien helpt het heilige eigen gelijk van onze eigen tijd wat te relativeren.

Samenvatting: een engel beveelt Karel de Grote om op het dievenpad te gaan; de koning ontmoet zo de eerder door hem verbannen vazal Elegast, die bij nader inzien een hart van goud blijkt te hebben; ze breken in bij Karels zwager Eggerik en ontdekken dat deze een staatsgreep voorbereidt; in een gerechtelijk duel verslaat Elegast Eggerik. Eind goed, al goed.

Misschien een simpel verhaal, maar het wordt verteld in een hoog tempo en is ideaal om jonge mensen te tonen wat literatuur is. Om te beginnen is niets wat het lijkt. De koning blijkt een dief. De banneling blijkt de held. De zwager van de koning blijkt een verrader. Het verhaal is vaak ironisch: Karel zwerft door het woud en is verward, herinnert zich de slimme Elegast die in dit soort situaties wel raad zou hebben geweten, wenst dat de balling bij hem was en heeft niet in de gaten dat die wens meteen wordt vervuld door de anonieme ridder die hem tegemoet komt rijden.

Leuk is ook het portret van de Karel de Grote. Aan het einde is hij de kundige bestuurder die efficiënt een staatsgreep weet af te wenden, maar als hij eenmaal buiten het paleis is, is hij eigenlijk een enorme stuntel. Wel een stuntel overigens die het bizarre van zijn avontuur weet te herkennen. Waarom wil God dat hij gaat stelen? Hij heeft toch al meer dan ieder ander?

Elegasts karakter en kaliber worden geschetst als Karel, die eigenlijk geen zin heeft in het dievenavontuur, hem voorstelt in te breken in zijn eigen paleis. Elegast moet er niets van weten:

Hi zeide: “Dat moet mi God verbieden.
Hi en leeft niet, die ’t mi riede
dat ik den konink dade schade.
Al heefti mi bi kwaden rade
mijn land genomen ende verdreven,
ik zal hem wezen al mijn leven
gestade vriend na mine macht.”

en

“Hi es mijn gerechte here.
Daad’ ik hem anders dan ere,
ik mocht ’s mi schamen vor Gode.
Men mocht ’s mi geraden node.”

Daar sta je dan als Karel de Grote. Heb je je verlaagd tot diefstal en wil je inbreken, blijkt de man die je verbannen had, een man van principes. De ideale vazal, trouw aan zijn heer, zelfs nadat je hem onrechtvaardig blijkt te hebben behandeld. Niets is wat het lijkt. Een paar regels verderop komt de volgende schok: Elegast stelt voor in te breken bij Karels zwager Eggerik:

“’t Eggeriks van Eggermonde
mogen wi stelen zonder zonde.
Die des koninks zuster heeft,
het es schade datti leeft:
Hi heeft den menigen verraden
ende brocht in groten schade.”

Niets is wat het lijkt: Karel moet zijn eigen familie eens wat beter leren kennen. Eerlijk gezegd vermoed ik dat een goede voorlezer, waarvan er rond 1200 toch vele moeten zijn geweest en waarvan er vele rondlopen op onze middelbare scholen, met de tekst kon spelen en ik denk dan met name aan één passage: een op het eerste gezicht sarcastische vraag van Elegast aan zijn klungelige mede-dief. “Ben jij echt een dief? Het is een wonder dat ze jou nog niet hebben betrapt!” Dit valt zo voor te lezen dat de luisteraars méér horen dan er staat, namelijk zó dat ze begrijpen dat Elegast, die al heeft gezien dat Karel een unieke wapenrusting draagt, in de gaten heeft wie zijn anonieme collega feitelijk is. Niets is wat het lijkt.

Ik heb al wat geciteerd, want één van de troeven van Karel ende Elegast is een stoer soort taalgebruik: iemand meent dat zijn leven nog geen “twee peren” waard is, Karel krijgt te horen dat hij “van stelen niet een haar” weet, een arme bezit “land noch leen” en waar wij zouden zeggen “ik mag hangen”, luidt het ineens “ik wille mijn kele windewaait”. Ik sluit allerminst uit dat een puber in 4 vwo sommige van deze sappige uitdrukkingen nog weken te pas en te onpas door zijn taal zal vlechten.

[Wordt overmorgen echt vervolgd, hoewel ik ook morgen over Karel ende Elegast blog]

Deel dit:

4 gedachtes over “Karel ende Elegast (1)

  1. Manfred

    Ik ben het met Christiaan Weijts eens. Het was een kwelling. Het was niet eens lezen maar een les in ontcijferen. En al die moeite voor zo’n suf verhaaltje. Alsof je de Donald Duck in spijkerschrift moet lezen.

  2. Oom Paspasu

    Ik heb destijds Karel ende Elegast met veel plezier gelezen en daarnaast, hoewel we slechts één voor de lijst moesten, nog twee Middelnederlandse werken. Maar ja, Donald Duck en spijkerschrift hebben ook mijn interesse.

    Off topic: Wat is de bron voor het Sumerische spreekwoord uit de tweet? Ik vind wel (in het handige Electronic Corpus of Sumerican Literature): “A man’s waterskin is his life. A man’s sandals are his eyes. A man’s wife is his supervisor (?). A man’s son is his protective shade. A man’s daughter is his eager servant (?). A man’s daughter-in-law is his policeman.”
    http://etcsl.orinst.ox.ac.uk/cgi-bin/etcsl.cgi?text=t.6.1.19&charenc=&lineid=t.6.1.19.c7#t.6.1.19.c7

  3. mnb0

    Toen ik tiener was waren er allerlei oude teksten waar ik geen barst aan vond. Het zal JL wellicht verdrieten, maar Vondel was he-le-maal niks. Ze hadden Bredero moeten nemen. Karel ende Elegast daarentegen was leuk. Het hielp natuurlijk dat er een overbekend thema in zat: het elitaire karakter dat zich verkleed als pauper. Zo leerde ik al vroeg de waarde van creatief jatwerk kennen.

Reacties zijn gesloten.