De D66 en de Oudheid

d66_logo

Het is pertinent onwaar dat alles van waarde weerloos is. Waardevolle dingen, zoals de humaniora, zijn kwetsbaar. Daarom verdienen ze bescherming. Valt die weg, dan zijn ze overgeleverd aan de PVV, die op het A4tje dat voor verkiezingsprogramma moet doorgaan aangaf dat er geen geld meer mocht naar de kunsten. Of overgeleverd aan de VVD, die heeft aangekondigd studierichtingen zonder arbeidsmarktperspectief te willen opheffen. Lees: het gros der geesteswetenschappen, waarna de overblijvende disciplines geïsoleerd staan en eveneens instorten.

Ik zou willen kunnen geloven dat het wel los zal lopen, maar dat zou wensdenken zijn. Wat namelijk vaststaat is dat de VVD heeft ontdekt dat “beuken op geesteswetenschappen” een slimme tactiek is. Het dwingt links iets te verdedigen waarvan het electoraat niet goed weet waartoe het dient. Door publieksvoorlichting achterwege te laten, hebben de geesteswetenschappers iets van waarde weerloos gemaakt. Het is prijs schieten voor de VVD.

Omdat ik daarom somber ben gestemd, ben ik de verkiezingsprogramma’s gaan lezen: welke partij staat een beleid voor dat de humaniora – meer in het bijzonder: de oudheidkunde – nog wel beschermt? Vandaag: de D66, de partij die het duidelijkst onder ogen ziet hoe groot de problemen inmiddels zijn.

De laatste twee kabinetten hebben afgerekend met cultuur. Het rijk en gemeenten en provincies bezuinigden elk bijna een kwart op hun budget. Dat is niet zonder gevolgen gebleven. Van de instellingen die sinds 2013 geen structurele rijkssubsidie meer ontvangen is de helft gestopt. Voor het overgrote deel gaat het om instellingen in de podiumkunsten. Musea, theaters en productiehuizen teren veelal in op eigen vermogens. Er zijn zo’n twintigduizend banen verloren gegaan en door beperkte loonstijging hebben de mensen die nog wel een baan hebben ook meebetaald. Er is niet alleen in het vet gesneden, het mes is te vaak tot het bot gegaan.

Daar is geen woord Spaans bij. D66 wil daarom in het herstel van de cultuur “gericht investeren”, waarbij men denkt aan “versterkt ondernemerschap” en draagvlak bij het publiek. Daar herken ik wel iets in (lees maar hier) maar ik weet niet of ik erg enthousiast ben over de uitwerking die de D66 wil geven aan dit idee: “investeren in kwaliteit met internationale uitstraling, zoals toporkesten en beeldbepalende toneel- en dansgezelschappen”. Denk ook eens aan amateurtoneel, waarde democraten. Jullie moesten eens weten hoe belangrijk het buurthuis is.

Dan is er de museumparagraaf, waarin erop wordt gewezen dat het Aankoopfonds en het Mondriaanfonds een belangrijke rol spelen om de collecties aan te vullen met nieuwe werken. Even verderop lezen we dat de D66 de fondsen wil vergroten om digitalisering mogelijk te maken, maar het wordt niet duidelijk of ze ook worden uitgebreid om nieuwe werken aan te kopen. Iets concreter is de partij over een heel belangrijke andere kwestie:

Door als overheid garant te staan voor een groter deel van de verzekering voor topstukken kunnen nog meer museumbezoekers in Nederland genieten van de mooiste werken.

Helemaal mee eens, al hoop ik dat we dat “mooiste” niet letterlijk hoeven nemen. Onze musea zijn er namelijk niet slechts om mooie voorwerpen te tonen, maar ook om interessante dingen uit te leggen. Mijn eigen laatste museumbezoek was in Wijk bij Duurstede, waar de vondsten uit Dorestad worden geëxposeerd. Enkele daarvan vond ik esthetisch aantrekkelijk, maar allemaal waren ze interessant.

Het verkiezingsprogramma van de D66 bevat een zinvolle opmerking over de onderzoekstaken van de musea.

Goed collectiebeheer is wellicht niet meteen zichtbaar voor de buitenwereld, maar wel een kerntaak van een museum en een voorwaarde voor succesvolle tentoonstellingen later. We moeten er dus voor waken dat de bezuinigingen die de sector te verduren heeft gehad ten koste gaan van het aantal conservatoren en de opleidings- en onderzoekstaken van een museum.

Goed gezien. Ik ben dit verder alleen in het programma van de PvdA tegengekomen. Ik had echter graag gelezen hoe de democraten concreet willen waken. Even vaag zijn ze over het erfgoed: ze willen een integrale benadering – maar hoe die moet worden bereikt, wordt niet duidelijk. Erfgoed, zo lezen we

… moeten we koesteren. Dit vraagt om afstemming tussen het rijk, de provincie en de gemeente, tussen rijksinstellingen en hun lokale omgeving, maar ook tussen de verschillende ministeries – het vraagt om een integrale benadering.

Nog meer vaagheid: om jonge mensen en nieuwe Nederlanders deel te laten nemen aan het gesubsidieerde culturele aanbod, worden de instellingen opgeroepen tot “vindingrijkheid en initiatief”, terwijl de overheid meer subsidie moet geven aan “brede festivals en genres die buiten de traditionele kunstuitingen vallen” alsmede “experimenten met nieuwe vormen van presentatie en manieren om het publiek te bereiken”.

Is het D66-programma dus al met al weinig concreet als het gaat om cultuur, de paragraaf over wetenschap biedt hier en daar meer houvast. De partij streeft naar grotere toegankelijkheid en noemt daarbij “een begrensd collegegeld voor laatbloeiers”. Goed plan, zeker voor de oudheidkundige disciplines, waar regelmatig wat oudere studenten aanschuiven en nuttige inzichten uit andere vakterreinen inbrengen. Goed ook omdat de oudheidkundige disciplines vakken zijn die, ook voor mensen die zijn afgestudeerd, permanente bijscholing vergen: denk bijvoorbeeld aan de doorbraken in het DNA-onderzoek, waarvoor je, als je als archeoloog of oudhistoricus je vak wil bijhouden, echt terug behoort te gaan naar de collegebanken. Een samenleving die een kenniseconomie wil zijn, moet laatbloeiers en bijscholing faciliteren: de D66 heeft dat goed gezien.

Vertrouwd vaag is dan weer “het verlagen van barrières tussen het hbo en wo, zodat studenten flexibeler van het gehele hoger onderwijsaanbod gebruik kunnen maken”. En o ja: “de door het nieuwe leenstelsel vrijvallende middelen zullen ook in de toekomst voor de kwaliteit van het hoger onderwijs gereserveerd blijven”.

Dat laatste laat de vraag onbeantwoord die meteen na de invoering van het leenstelsel al werd gesteld: waaraan wil het Rijk die middelen precies besteden? Het ministerie heeft de afgelopen dertig jaar allerlei experimenten gefinancierd, maar doorgaans waren dat politieke speeltjes. Ik ben er bepaald niet van overtuigd dat de Nederlandse politiek weet hoe ze de vrijvallende middelen zinvol kan investeren en breng deze suggestie nog maar eens onder de aandacht.

Samenvattend: ik had veel verwacht van het verkiezingsprogramma van de D66, want ik vind het een sympathieke club, waarvan ik weet dat ze hart heeft voor cultuur en wetenschap. Het programma is echter vaag, veel te vaag. Dat het wemelt van de germanismen (“toekomstbestendig”) en clichés (“ons culturele erfgoed is het tastbare verleden dat we kunnen doorgeven aan toekomstige generaties”) wil ik door de vingers zien, maar indien mijn stem uitsluitend zou worden bepaald door oudheidkundige belangen, zou ik geen stem op de D66 overwegen.

Deel dit:

8 gedachtes over “De D66 en de Oudheid

  1. mnb0

    Als je het van D66 moet hebben is het inderdaad slecht gesteld. Districtenstelsel, gekozen burgemeester ….. die partij blinkt uit in het wegonderhandelen van alles waar het zegt voor te staan. Ik zie geen reden te veronderstellen dat dat met cultuur en wetenschap anders zou zijn.

  2. Gherardus Havingha

    Sympathieke serie.

    Maar in Nederland Coalitie-land is hiervoor eigenlijk een soort beslissingsmatrix nodig:

    – Partij 1 en Partij 2 zouden in de regering kunnen komen samen met Partij 3.
    – Al deze partijen vinden X, Y, en Z van Zus en Zo
    – Zus en Zo wordt onderhandeld/uitgeruild met Dit of Dat
    – En uiteindelijk krijg je dus niet wat je had verwacht (zoals belastingverhoging bij de VVD)

  3. Zouden we niet eerst eens moeten vaststellen waarvoor onderwijs, kunst en wetenschap eigenlijk dienen en voor wie? Zo hebben de verschillende ideologieën verschillende visies op waar onderwijs überhaupt toe dient.

    Zo ziet het liberalisme onderwijs als beroepsopleiding zodat het onderwijs de werknemers moet leveren waarnaar vraag is onder werkgevers. Daarom hameren liberalen erop dat het onderwijs moet aansluiten bij de arbeidsmarkt en de wensen van werkgevers. En in het kader van het utilitarisme had ik al gewezen op het onderscheid tussen het ‘volkse’ utilitarisme (alle genot is gelijkwaardig) en het elitaire utilitarisme (sommige genietingen zijn waardevoller dan andere) waarbij iedereen moet krijgen tot de verfijndere genietingen van kunst en wetenschap.

    Het conservatisme wil à la Plato een samenleving waarin verschillende geledingen/standen adequaat worden bediend: bv. ambachtsopleidingen voor ambachtslieden (het gewone volk) en universiteiten om een intellectueel-culturele elite te leveren die het land kan besturen en leiden.

    Het socialisme ziet onderwijs vooral als een middel tot emancipatie (resulterend in voldoendes voor iedereen zodat iedereen een titel krijgt en niet meer inferieur is).

    Daarnaast is het maar de vraag of onderwijs en gesubsidieerde cultuur nodig is om de intellectueel-culturele ontwikkeling te maximaliseren. Linkse mensen geloven uiteraard heilig in dat verband, maar ik betwijfel het. Zoals ik al t.a.v. Beethoven aangaf, is begin 19de eeuw kunst en broodwinning ontkoppeld (resulterend in de typische beeldvorming van de kunstenaar als arme sloeber): de kunstenaar schept niet omdat hij een betaalde opdracht krijgt maar omdat hij nu eenmaal uit innerlijke noodzaak moet scheppen. Je kunt je zelfs afvragen of subsidiëring van kunst niet eerder elke oprechte schepping ondermijnt. In ieder geval zijn de meeste grote kunstenaars geniale werken blijven produceren, ook als ze geen cent subsidie van de overheid kregen. In de filosofie zien we zelfs dat de hele moderne filosofie is gedragen door denkers die a) geen universitair onderwijs/carriere hebben genoten en b) geen cent subsidie kregen (maar bv. voor hun broodwinning wiskundeles aan scholieren gaven en in hun vrije tijd dikke boeken schreven). Je bent nu eenmaal leergierig of niet (en zo ja, dan lees je toch wel) en als je geniale ideeën hebt dan schrijf je die toch wel op, ook als je daarvoor geen geld krijgt. Gesubsidieerde kunst en filosofie levert alleen maar a) veel te veel talentloze kunstenaars en filosofen op die hun rotzooi over het publiek blijven uitstorten omdat ze er nu eenmaal voor betaald krijgen b) politiek correcte slappe hap omdat men wel de opdrachtgevers moet behagen.

    Mogelijk is oudheidkunde een minder geïnspireerd en meer bewerkelijk vak dat als zodanig heel veel geld nodig heeft om iets te kunnen produceren, maar voor onder andere kunst en filosofie lijkt me subsidie helemaal niet nodig, integendeel (en ik ben een hartstochtelijk liefhebber van kunst en filosofie). Bij al deze stukjes van Jona over de verschillende politieke partijen en hun cultuurparagraaf zit me dan ook dwars dat telkens alles op één hoop wordt gegooid op basis van de suggestie dat alles beter zal gedijen als we er veel geld tegen aan gooien. Soms kan meer geld een meer fundamenteel probleem, bv. dat onze modern-westerse cultuur misschien ‘op’ dus uitgeput is (zodat alleen een nieuwe religieus-culturele bezieling nieuwe creativiteit kan en zal geven), niet oplossen.

  4. Kees

    Met dat “investeren in kwaliteit met internationale uitstraling” preludeert de EU-rofiele D66 op een verenigde naties van Europa, waarin ook het kunst-, cultuur- en wetenschapsbeleid in Brussel gemaakt mag wordt en niet meer in de provincie Nederland.

  5. Robbert

    Ik geniet met mate van kunst, cultuur en wetenschap en persoonlijk ervaar ik een enorm overaanbod in Nederland en omstreken. Mag het een onsje minder zijn?

      1. Van de wetenschappelijke artikelen wordt een derde nooit meer geciteerd. Ook zijn er cijfers over slechte en slordige publicaties.

        Iets minder publicaties en iets meer rust zou leiden tot meer kwaliteit.

  6. frank bikker

    Voorlopig zie ik bij D66 in mijn woonplaats (Amstelveen), dat ze (mede) verantwoordelijk zijn voor de afkalving van de openbare bibliotheek, de meest laagdrempelige vorm van cultuur voor iedereen. Geschoolde mensen worden ontslagen, abonnementsgelden worden verhoogd, ondersteuning van het plaatselijk onderwijs is verminderd, collectie is verslechterd en diverse filialen zijn gesloten, waardoor de fysieke afstand tot de bibliotheek voor de ouderen en de jeugd is vergroot. Dit allemaal onder het motto: We hebben toch internet! Of vergis je niet in de opkomst van de Ereader . Tevens werkt D66 van harte mee aan het inkrimpen van de Volksuniversiteit, muziekschool, kunstuitleen en aan het intrekken van allerlei subsidies aan culturele amateurverenigingen, terwijl ze de op 1 na grootste partij zijn in deze gemeente.

    Ze mogen dus een prachtig programma hebben op papier, maar in de praktijk is veel ingeruild ter wille van het pluche. Hoe zei mijn vader het ook al weer? Holle vaten , klinken het hardst?

    Conclusie; Op lokaal niveau zijn ze niet te onderscheiden van de VVD, ondanks het “redelijk alternatief” gekeuvel van D66 in Den Haag.

Reacties zijn gesloten.