Nationale Wetenschapsagenda (slot)

Alle samenwerkende wetenschappen (Universiteitsmuseum, Groningen)

Omdat ik naar het ziekenhuis moest, heb ik de laatste weken enkele eerder voorbereide stukjes over de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) online geplaatst. In totaal zijn op deze kleine blog twintig vragen behandeld. Eén vraag heb ik onhandeld gelaten omdat die al op een andere manier was gesteld en voor een andere vraag moet ik nog iets verifiëren. Ik kom in het nieuwe jaar dus nog op de Nationale Wetenschapsagenda terug. Voor het moment wil ik Suzanne Adema bedanken, die een taalvraag voor haar rekening nam, en uiteraard ben ik ook blij met de commentaren die de lezers hebben gegeven. Dit is een leuke manier om, zolang mijn actieradius wat beperkt is, contact te houden met de buitenwereld.

Het laatste stukje eindigde met de constatering dat de historisch gegroeide geschiedbeelden er nog steeds zijn, samen met de al even historisch gegroeide grenzen tussen de oudheidkundige subdisciplines. Dat beschouw ik als een ernstig probleem, dat we in 2016 vaker zijn tegengekomen. In de discussies over de vraag of Julius Caesar in Kessel heeft gevochten viel bijvoorbeeld op dat, terwijl classici en historici zich afvroegen hoe letterlijk we Caesar (die met droge ogen schrijft dat er benoorden de Alpen eenhoorns leven) mochten nemen, archeologen diens beschrijvingen zonder nadere argumentatie opvatten als letterlijk bedoeld. Met deze twee problemen – enerzijds de scheiding tussen Oost en West en anderzijds het onderscheid tussen materiële en tekstuele informatie over dezelfde samenleving – zitten we al sinds de negentiende eeuw opgezadeld. Is daar iets aan te doen?

Niet zolang de subdisiciplines zich in zichzelf kunnen blijven terugtrekken. Om een voorbeeld te geven dat wat onaardiger klinkt dan ik het bedoel: classici die claims maken over de uniciteit van de Griekse cultuur, zullen door hun collega’s niet worden bekritiseerd, aangezien die evenmin veel weten van de gelijktijdige culturen. Is het menselijkerwijs al onvermijdelijk dat we in een informatiebubbel leven, het is door de verkorting van de studieduur in de jaren tachtig alleen versterkt. De al veertig jaar klinkende roep om interdisciplinariteit bewijst dat er op dit vlak veel te weinig gebeurt.

Het nut van de Nationale Wetenschapsagenda

Daarom zijn wetenschapsagenda’s nuttig. Eén van de voordelen is immers dat ze wetenschappers kunnen verbinden. De agenda van 2011 was daar zelfs op ontworpen, bij de huidige is het gebeurd doordat de samenstellers de vragen hebben samengevoegd tot “clustervragen”. Het was logisch dat dit zou gebeuren, want burgers hebben geen boodschap aan de grenzen van vakgebieden. Ze vragen dus naar de Oudheid en niet naar “de Oudheid bezien met de beperkingen van een classicus” (archeoloog, oudhistoricus).

Een ander voordeel van de Nationale Wetenschapsagenda, in feite haar bestaansreden, was dat ze burgers beter bij de wetenschap kon betrekken en zo draagvlak kon scheppen.

Een derde voordeel was, tot slot, dat wetenschappers konden ontdekken welke vragen er zoal leefden. Toen de vragenronde werd aangekondigd, waren er weliswaar onderzoekers die daar schamper over deden (“wat weet een burger daar nou van?”), maar ik kan niet anders dan zeggen dat de kwaliteit van de vragen alleszins redelijk was.

Teleurstelling

Hoopvolle ambities dus en nog gerechtvaardigd ook. Maar dan: het teleurstellende resultaat. Hoewel de wetenschappelijke instellingen worden betaald voor voorlichting, hebben voor zover mij bekend alleen Klaas Pieter Hart van de TU Delft en Marc van Oostendorp van het Meertens Instituut de moeite genomen te antwoorden (hier en daar). Begin volgend jaar zal nog een boekje verschijnen: Hoe zwaar is licht? En dan valt het doek.

Dat betekent dat zo’n elfduizend vragen onbeantwoord blijven en zo’n elfduizend burgers teleurgesteld zijn. Hart en Van Oostendorp constateerden al dat de Nederlandse wetenschap hierdoor wel erg onverschillig overkomt. De mogelijkheid traditionele grenzen te nuanceren, draagvlak te winnen en beter te communiceren met degenen voor wie de wetenschap is bedoeld… het laat de wetenschapsdames en -heren Siberisch. Kortom, de wetenschap heeft een kans gemist.

Vragen waarover hier is geblogd

Deel dit:

5 gedachtes over “Nationale Wetenschapsagenda (slot)

  1. Maurits de Groot

    Je collega-wetenschappers zullen je wel een zeurpiet vinden, maar ik vind het net als jij schandalig. Hoe zet je dit op de publieke agenda? Hoe zorg je dat burgers massaal antwoorden eisen op hun vragen? Dit blog heeft natuurlijk een beperkt bereik, dus dat zet onvoldoende zoden aan de dijk. Wetenschapsredacteuren van kranten hebben een groter bereik. Twitter mobiliseren? De hashtag #ikwilantwoord lijkt me wel aardig.

  2. Frank Helmich

    In NWA Route 4: oorsprong van het leven op Aarde en in het heelal, zijn we nu in het stadium gekomen waar de verbindingen echt vorm moeten krijgen. Omdat Route 4 (nu omgedoopt tot Origins Center) loopt van celbiologie tot astrofysica, moeten we eerst elkaars taal leren spreken voor we voortgang kunnen boeken en daar zijn we dus mee begonnen. Blijven de relevante vragen onbeantwoord? Waarschijnlijk niet, maar de meeste zullen niet al in 2017 beantwoord worden. De natuur doorgronden vraagt geduld en noeste arbeid. Wordt wat mij betreft vervolgd, met in eerste instantie een KNAW symposium over alle onderwerpen van route 4 (31-8 t/m 1-9 2017).

    Frank Helmich (voorzitter kerngroep NWA route 4)

Reacties zijn gesloten.