NWA: De eeuwige stad

De bij mijn weten oudste vermelding van de "urbs aeterna", uit de tijd van keizer Mazentius (r.306-312) (CIL 6.33856)
De bij mijn weten oudste vermelding van de “aeterna urbs”, uit de tijd van keizer Maxentius (r.306-312) (CIL 6.33856)

In mijn reeks rond de vragen van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) vandaag:

Welke mechanismen spelen een rol bij de vorming van een identiteit in Rome gedurende de overgang van de Oudheid naar de Middeleeuwen?

Ik heb, toen ik deze reeks begon, aangegeven dat ik de vragen niet beantwoorden kán, om de doodeenvoudige reden dat het vragen aan de wetenschap zijn. Vragen waarop dus nog geen antwoord is en eigenlijk ook nooit een definitief antwoord zal bestaan, om de al even doodeenvoudige reden dat wetenschap niets anders is dan een methode om de vragen wat te verleggen. En anders is het de onwetendheid van de blogger wel die ervoor zorgt dat een antwoord moet uitblijven. Op de bovenstaande vraag kan ik het antwoord zéker niet geven. (Morgen zullen we hetzelfde meemaken.)

De vragensteller wijst erop dat de bewoners van Rome in de Late Oudheid leefden in een stad vol “oude instituties, tradities en een stadslandschap die hun glorieuze verleden weerspiegelden”. De Senaat kwam nog steeds samen, een oeroud feest als de Lupercalia werd nog altijd gevierd en overal stonden oude gebouwen. De keizers stelden er ook nog een eer in om in Rome te bouwen. Maxentius en Constantijn deden dit nog grootschalig. Daarna werden de subsidiestromen verlegd.

Eerst werd de residentie naar Constantinopel verplaatst, wat betekende dat er minder geld naar Rome ging. De tweede verandering vond plaats in 382, toen de centrale overheid een einde maakte aan de subsidiëring van de heidense culten. Dit wil niet zeggen dat er nooit geld was – in de vijfde eeuw verbleef het keizerlijk hof weleens in Rome – maar het werd minder. Bovendien nam, zoals de vragensteller toelicht, de bevolkingsomvang af. Misschien is het als een reactie op de waarneembare veranderingen dat in de vierde eeuw de uitdrukking urbs aeterna opduikt, “de eeuwige stad”.

De woonkazernes, waarin het ooit krap wonen was geweest, lijken te zijn omgebouwd tot ruime eengezinswoningen. Het aanzien van de stad veranderde. Tempels waren verlaten, op opvallende plaatsen waren kerken gebouwd en soms werd al een tempel in gebruik genomen als kerk.

In 410 plunderden de Visigoten Rome, maar de schade werd nog hersteld. In 455 deden de Vandalen het nog eens dunnetjes over – en dit keer was de schade te groot om alles te restaureren, zodat er sindsdien ruïnes staan in de stad. Terwijl de stad van haar goud en zilver was ontdaan, begonnen rijke senatoren kleine kerken te bouwen, waarbij het marmer uit oude gebouwen werd gerecycled. Kunsthistorici spreken van spolia, wat letterlijk wil zeggen dat het gaat om buit. Buit dus die de christenen hadden behaald op de heidense goden, die hun tempels niet hadden verdedigd.

De stad bleef echter prestigieus. De Ostrogotische vorst Theodorik de Grote heeft verschillende gebouwen gerepareerd. Tijdens de zesde-eeuwse oorlogen was de stad belangrijk genoeg om te veroveren én te verdedigen, wat ertoe leidde dat bijvoorbeeld marmeren standbeelden aan stukken werden geslagen om te gebruiken als katapultstenen. De bevolkingsomvang nam echter af en na de zesde-eeuwse oorlogen was er nauwelijks nog geld. Paus Gregorius I gaf aan het einde van die eeuw boekenplanken vol manuscripten mee aan zijn bezoekers, aangezien Rome het onderhoud van de bibliotheken niet langer kon betalen. En toch: de stad bleef prestigieus: in 608 werd midden op het Forum nog een zuil opgericht ter ere van de Byzantijnse keizer Phocas. Een jaar later werd het Pantheon in gebruik genomen als kerk.

Dit proces is door archeologen goed gedocumenteerd. Wie de vondsten wil zien, kan in Rome de Cripta di Balbo bezoeken. Maar wat betekende het voor de mensen? Zoals de vragensteller het formuleert: “Hoe zagen de Romeinen hun eigen identiteit en gaven zij deze vorm in het licht van deze gebeurtenissen en te midden van deze stad in verval?”

Zoals gezegd: ik weet het niet. Een complicatie is bovendien dat niet alle Romeinen het hetzelfde zullen hebben gezien en dat we ook niet van alle bevolkingsgroepen teksten over hebben. Eén opmerking is echter de moeite van het citeren waard. Tijdens de regering van de Ostrogoot Theodorik bezocht Fulgentius, de bisschop van het Afrikaanse Ruspe, Rome. De auteur van zijn heiligenleven vertelt dat Fulgentius

liever werd gegrepen door een heilbrengend verlangen naar het Jeruzalem in het rijk der hemelen. Daarom spoorde hij zijn toehoorders aan: “Broeders, hoe mooi moet het hemels Jeruzalem zijn als dit aardse Rome al zo prachtig is!” (Ferrandus, Vita S. Fulgentii 27)

Ik vermoed dat in elk geval de Afrikaanse bezoeker, die natuurlijk geen bewoner was van Rome, de veranderingen in Rome heeft ervaren als een verbetering. De stad was natuurlijk kleiner, maar de ruïnes waren toch maar heidens en als geheel was de stad gekerstend geraakt. Dat was toch dikke winst?

Deel dit:

3 gedachtes over “NWA: De eeuwige stad

  1. mnb0

    “zodat er sindsdien ruïnes staan”
    Dat is een incorrecte gevolgtrekking.

    http://burnpit.us/2013/06/vandals-sack-rome-decline-western-empire-accelerates

    “[Pope] Leo said that, if the Vandals did not murder anyone, burn any buildings, or torture anyone to learn of hiding places for valuables, they could take any booty they could carry. With a carte blanche to steal and plunder, King Genseric agreed to Pope Leo’s request.”
    De Vandalen hoefden helemaal niets te vernielen en hebben dus ook geen ruïnes doen ontstaan. De Romeinen waren natuurlijk uitstekende bouwmeesters, veel beter dan de prutsers van tegenwoordig, maar de trage werking van de Tweede Wet van de Thermodynamica (die over toenemende entropie) konden ook hun producten niet ontsnappen.

  2. Frits

    Hoi,

    Onder de foto zou ik geschreven hebben : …. aeterna urbs …..

    Op de steen staat de .. genitief : AETERNAE URBIS .

    Grts, Frits

    1. Ja natuurlijk. Ik herinner me dat ik op dat punt even aarzelde of ik een letterlijk citaat zou doen of de nominativus zou geven. En dus zwalk je. En sowieso ben ik deze dagen wat suffig.

Reacties zijn gesloten.