
De oude wereld kende een geletterde elite. In het derde en tweede millennium, de Bronstijd, was deze nog zeer klein, maar na de uitvinding van het alfabet, dat maar twee dozijn tekens nodig heeft om informatie over te dragen, kon het aantal geletterden groeien. Misschien kon wel 10% van de mensen lezen en schrijven.
De geletterdheid was echter een andere dan die van ons. Wij hebben geleerd om te gaan met enorme hoeveelheden informatie. We lezen liever niet dat een zonsondergang allerlei romantische gevoelens losmaakt, want dat is al honderd keer gedaan. Liever lezen we dat de avond tegen de hemel is uitgespreid “like a patient etherized upon a table”.

Ook beoordelen wij een tekst instinctief op zijn betrouwbaarheid. Niemand van ons zal er moeite mee hebben de prietpraat in de kop en de eerste alinea van dit bericht door te prikken. Gewend aan onbetrouwbare teksten als we zijn, zien we meteen dat het eigenlijke nieuws, dat een rector magnificus is gedwongen af te treden, pas staat in de tweede alinea.
De meeste antieke lezers lazen anders. Vanuit ons perspectief waren ze zo’n beetje functioneel ongeletterd. Niet omdat hun eeuwige natuurmetaforen een slechte smaak verraden of omdat ze onvoldoende intelligent waren om kritisch te zijn, maar doordat ze te weinig informatie kregen aangeleverd om originaliteit te leren waarderen of wantrouwen op te bouwen. Ik geloof dat een moderne lezer in een week evenveel informatie krijgt aangeleverd als een oude Griek of Romein in zijn hele leven.

Er is nog een verschil. Elke tekst was geschreven met de hand. En elke tekst moest worden gekopieerd om te worden doorgegeven aan een volgende generatie. Dit was verschrikkelijk belangrijk, want papyrus gaat ongeveer een eeuw mee. Werd een tekst dan niet overgeschreven, dan ging de inhoud verloren. Onherroepelijk. Informatie was brozer dan nu.
Hoe fragiel, zie je het mooist in het Neues Museum in Berlijn, het museum waarin een prehistorische en een Egyptische collectie bij elkaar zijn gebracht en dat als beroemdste voorwerp de buste heeft van Nefertite. In de aangrenzende zaal liggen enkele honderden papyri tentoongesteld. Extreem kwetsbare voorwerpen, die moeten worden beschermd tegen het licht.

De zaal is dan ook wat donker en de vellen papyrus liggen in lades. Je moet op een knop drukken om ze uit te laten schuiven en kunt er dan een blik op werpen. Het meeste materiaal dateert uit de tijd dat Egypte werd overheerst door de Grieken en Romeinen: omdat men toen het alfabet kende, kon er meer worden geschreven, terwijl de betrekkelijk lage leeftijd de overlevingskansen heeft vergroot. Toch ligt er ook een oeroude lijst met observaties van de ster Sirius.
Van wat ik in het Neues Museum zag, herinner ik me in elk geval wat teksten uit de vijfde eeuw v.Chr., toen Egypte door de Perzen werd bestuurd en in het diepe zuiden, op het eiland Elefantine, een garnizoen was gelegerd van Joodse soldaten. Ze hadden een tempel voor hun god Jaho en Zijn echtgenote Anat. Dat past niet echt goed in het beeld van het jodendom als monotheïsme, maar de soldaten stonden in contact met de tempel in Jeruzalem.

Uit de wereld van de Griekse literatuur komen mooi geschreven fragmenten van de dichters Homeros en Hesiodos, een stuk uit een verder niet bekende tragedie van Euripides en een deel van een komedie van Menandros. Uit de late Oudheid is er een lijst die de betekenissen uitlegt van de woorden van Homeros – na tien, elf eeuwen begreep men het oeroude Grieks niet goed meer. Iets minder verheven was de scherf uit 142 v.Chr. die de vergunning bleek te zijn waarmee een prostituee haar beroep kon uitoefenen.
Ik zag een tekst met planeetstanden, een ontvangstbewijs voor een stier, een fragment van de Romeinse historicus Sallustius, een handboek voor een bestuurder, een edict van de Romeinse prins Germanicus, de tekst van een toespraak van keizer Claudius en een bericht dat enkele legionairs eervol ontslag was verleend. En terwijl de Romeinen er al zijn, schrijft iemand in het Egyptisch de mythe op van Seth en Horus.

Ik fotografeerde in het Neues Museum van alles, zoals de tekst van een niet-christenverklaring: een getuigenis uit de tijd van de vervolgingen. Even verderop de tekst van een christelijke hymne. En wie mocht denken dat de christenen aan het einde van de Oudheid heer en meester waren van de Egyptische religie, slaat de plank mis. Een van de jongste papyri is uit de zevende eeuw na Chr.: terwijl de moslims de macht al aan het overnemen zijn, tekent iemand een prachtige Dionysos met een panter.
Heel erg bedankt, Jona. Ik ga het direct (zondag a.s.) bekijken.
“om originaliteit te leren waarderen”
Dit formuleer je nodeloos negatief. Denk terug aan je kinder- en tienertijd. De boeken die je toen las zaten ook vol cliché’s. Je ervoer dat niet zo omdat die cliché’s nog fris en nieuw waren. Correct is daarom: wij zijn blasé.
Bovendien wijst psychologisch onderzoek uit dat ook wij originaliteit minder waarderen dan we ons inbeelden:
http://www.scientificamerican.com/article.cfm?id=why-you-like-to-watch-the-same-thing-over-and-over
http://www.sciencedaily.com/releases/2012/09/120906144623.htm
Het valt gemakkelijk in te denken dat antieke lezers een soortgelijke stimulans kregen van tekstuele herhaling.
Volgens mij bedoelen we hetzelfde…
Dat denk ik ook.