Twee keizers

Diocletianus en Maximianus (Çukurbağ Archeologisch Project / Kocaeli Museum, İzmit)

Een wetenschap – en oudheidkunde is een wetenschap – schrijdt verder langs twee wegen. Aan de ene kant is er de gestage accumulatie van data, aan de andere kant is er de aanpassing van methoden en denkwijzen. Door het eerste kan het tweede leiden tot verfijning en zelfs tot verbetering en dáár wordt het boeiend. De eigenlijke accumulatie van data is in de oudheidkunde echter net zo oninteressant als in andere vakken en ik schrijf liever een stukje zoals dat van gisteren, waarin ik kan tonen hoe er muziek kan zitten in mijn vak en dat dat de moeite waard is.

Vandaag desondanks toch een stukje uit de vermaledijde categorie “gestage accumulatie van data”, want het bovenstaande reliëf is gewoon mooi. Het is gevonden in het Turkse İzmit, dat ooit Nikomedia heette en de residentie was van keizer Diocletianus, en het moet dateren van ergens rond het jaar 290. De vondst is echter niet alleen mooi. Ze is ook interessant.

In de derde eeuw na Chr. was het Romeinse Rijk in de problemen geraakt door een combinatie van factoren: een gestage verslechtering van het klimaat, oprukkende barbaren, rebellerende legers, inflatie en een zó snelle opvolging van machthebbers dat de bestuurlijke continuïteit in het geding kwam. Een ebola-uitbraak rond het midden van de eeuw zorgde ervoor dat het staatsapparaat grotendeels ophield te functioneren en het imperium uiteenviel in drie delen: een centraal rijk, het rijk van Palmyra in het oosten en het Gallische Rijk.

Diocletianus, die in 284 aan de macht kwam, begreep dat hij deze moest delen en erkende daarom Maximianus, met wie de betrekkingen hartelijk lijken te zijn geweest. Beide mannen namen de titel aan van augustus. De een bestuurde vanuit Nikomedia de oosthelft, de ander heerste over de westelijke provincies. Het was ook het verschil tussen de Griekse en de Latijn sprekende helft van het Romeinse Rijk en tussen de oude en de jonge steden.

In 293 wezen de twee heersers allebei een competente kroonprins aan: Galerius wist dat hij ooit Diocletianus zou opvolgen en Constantius wist dat hij ooit de positie zou overnemen van Maximianus. Als dat zou gebeuren zouden zij weer hun opvolgers aanwijzen. Dit experiment met wat in feite co-management is, betekende dat de bestuurders hun opvolgers inwerkten, dat er altijd bekwame bestuurders waren en dat mannen die zichzelf capax imperii achtten reden hadden niet in opstand te komen. Het systeem overleefde de troonsafstand van Diocletianus en Maximianus maar sleepte daarna van crisis tot crisis tot de fictie van de eensgezinde heersers in 311 definitief verdampte.

En nu is er dus dit mooie reliëf. Van links en rechts zijn twee keizers in strijdwagens aan komen rijden, ze zijn uitgestapt en omhelzen elkaar. Is dat al vrij symbolisch, het feit dat andere mensen kleiner zijn afgebeeld, maakt duidelijk dat de maker niet streefde naar realisme. De lengte van de personages speelt ook een rol bij de afbeelding van de twee vorsten: Diocletianus, links, is een tikje groter dan Maximianus rechts. Dat hij de senior augustus is en zijn collega de junior augustus, blijkt ook uit Diocletianus’ iets naar grijs neigende haar.

Deze manier van afbeelden, ergens tussen realisme en abstractie in, is representatief voor deze periode, waarin de heersers zich niet meer presenteerden als gewone bestuurders die toevallig wat meer invloed hadden dan andere, maar zich aandienden als meer-dan-menselijk. Ze werden bijvoorbeeld niet langer begroet maar werden aanbeden, ze ontvingen hun gasten op troon in een gewijde apsis en ze droegen purperen gewaden – u herkent hierboven de franje.

Dit reliëf, waarop de verfsporen nog zo mooi zichtbaar zijn, zal worden geëxposeerd in het Kocaeli-museum, waar ik nog nooit ben geweest. Gemaakt in de jaren nadat Diocletianus Maximianus had erkend maar voor de twee hun kroonprinsen aanwezen voegt het niets toe aan onze kennis van deze tijd, maar het is beeldschoon.

[U leest er hier meer over.]

Deel dit:

12 gedachtes over “Twee keizers

  1. FrankB

    “De eigenlijke accumulatie van data is in de oudheidkunde echter net zo oninteressant ”
    Hier ben ik het behoorlijk mee oneens. Komt misschien door het empirische karakter van de natuurkunde. Experimente natuurkunde is prestigieus. Daar gaat-ie weer: de recordhouders Nobelprijs Georg Bednorz en Alex Müller (ongeveer een jaar na publicatie) accumuleerde data. De archeologen die aan de overkant van de Rijn Romeinse kampen opgroeven ook.
    Ja, de zoveelste bevestiging van de Wet van Ohm boeit me niet erg. Alhoewel, als er een vernuftige nieuwe proefopstelling wordt ontwikkeld ….
    En jouw mooie verzameling museumstukken – die ik altijd aandachtig lees, al reageer ik vrij zelden – is ook een accumulatie van data.
    Hoe weet je trouwens dat het in de Derde Eeuw CE om ebola ging en niet om een andere epidemie?

    1. Die ebola-epidemie is niet helemaal zeker, maar zie het boek van Harper dat ik hier heb besproken, “The fate of Rome”. Het is de meest plausibele kandidaat.

      Het kan natuurlijk ook gaan om een totaal andere ziekte. Dan zullen we het virus snel genoeg leren kennen als het van onder de smeltende ijskappen vandaan komt.

      1. FrankB

        Hm, ja, dit antwoord nodigt uit naar zoekwerk. Gezien het CV van Harper accepteer ik zijn conclusie niet op zijn woord. Deze prof houdt ook een flinke slag om de arm.

        https://www.ancient.eu/article/992/plague-of-cyprian-250-270-ce/

        Deze mijnheer niet, maar zijn CV is nergens te vinden:

        http://www.romeacrosseurope.com/?p=5891#sthash.bv27icS1.dpbs

        Deze secundaire bron (die rechtstreeks de originele bron citeert) blijft stil:

        https://www.livescience.com/46335-remains-of-ancient-egypt-epidemic-found.html

        Je bent mij te stellig. Laten we maar op die smeltende ijskappen wachten.

        1. Ik deel je twijfels. Het punt met het Ebolavirus is dat het weliswaar extreem gevaarlijk is, maar zeker niet extreem besmettelijk. John Horgan stelt dat “the illness appeared to be highly contagious, transmitted both by direct and indirect contact (including through clothing)”, terwijl – voor zover mijn medische kennis het mij toelaat conclusies te trekken – het Ebolavirus via contact met lichaamsvloeistoffen wordt overgedragen. Niet via indirect contact, de lucht of kleding dus. Pokken, mazelen of een virus á la de Spaanse griep lijken me waarschijnlijker dan iets Ebola-achtigs.

  2. Ik denk ook eerder aan pokken of zelfs de pest i.p.v. aan ebola. Wat ik de laatste jaren heb begrepen ontstaat ebola primair door het eten van z.g. bushmeat, b.v. apen. Nou vraten de Romeinen veelal alles dat bewoog -volgens overlevering- maar ik betwijfel of ‘bushmeat’ daartoe behoorde. Overigens: de museumstukken -en je beschrijving/analyse daarvan- zijn veelal juweeltjes.

  3. Ebola ontstaat door het eten van bushmeat, maar verspreid zich niet alleen op die manier. De crux van het boek van Harper is dat hij toont of suggereert dat de Romeinse handel over de Rode Zee het mogelijk heeft gemaakt dat tropische ziektes zich vanuit subsaharaal Afrika naar het noorden verspreidden. Ongeacht of het gaat om ebola, dit is een boeiende gedachte.

    Ik denk wel dat het een erg modieuze gedachte is. Het is tegenwoordig allemaal emergente besmettelijke ziekten wat de klok slaat.

    1. Roger van Bever

      … Een ebola-uitbraak rond het midden van de eeuw zorgde ervoor dat het staatsapparaat grotendeels ophield te functioneren en het imperium uiteenviel in drie delen: …

      Het Ebola virus werd in 1976 in de huidige Democratische Republiek Congo ontdekt als veroorzaker van het vreselijke ziektebeeld van patiënten die ermee besmet zijn door een Belgisch team o.l.v. Peter Piot. Zie:
      https://www.lshtm.ac.uk/aboutus/people/piot.peter
      https://www.wikiwand.com/nl/Peter_Piot
      https://www.wikiwand.com/nl/Ebola
      De ziekte wordt overgedragen hetzij door contact met lichaamsvloeistoffen of bij overleden patiënten zelfs door contact met het lichaam. Plotseling kan het virus weer ‘verdwijnen’. De reden hiervan is onduidelijk. Het moet dus endemisch zijn met ‘dragers’ die er niet ziek van worden, maar die gegeten worden door de plaatselijke bevolking die er wél ziek kunnen van worden. Als voornaamste ‘drager’ wordt de vleermuis genoemd en die wordt lokaal ook gegeten. Via de ontlasting van de vleermuis worden apen en antilopen besmet en het eten van deze dieren (bushmeat) is een bron van verspreiding. Sinds de ontdekking van het ebolavirus zijn er al een aantal kleinere of grotere uitbraken geweest, die telkens onder controle gebracht zijn. Er zijn 5 varianten van het virus, waarvan het Zaïrese het gevaarlijkste is. Er is inmiddels een vaccin ontwikkeld dat veelbelovend is, maar nog niet genoeg getest is.

      Hoe lang het Ebolavirus al bestaat is onbekend. Het behoort tot de klasse der filovirussen en het is best mogelijk dat het zoals veel virussen van tijd tot tijd muteert en pathogeen wordt.
      Ebola is een ernstige ziekte (ca. 50 % mortaliteit) en de herstellende patiënt is nog lange tijd ziek en kan het virus overdragen door sexueel contact. De patiënt die het overleeft, ontwikkelt een zekere immuniteit, want hij krijgt de ziekte geen tweede keer, tenzij hij/ zij immunologisch verzwakt is.

      Wat nu die epidemie-uitbraak in het midden van de 3e eeuw betreft: het lijkt me onwaarschijnlijk dat het ging om Ebola:
      Ten eerste zou dat een anachronisme zijn: men kon toen überhaupt nog geen link leggen tussen een ziekte en de verwekker.Ten tweede: toen Piot en zijn team in 1976 de link ontdekten tussen wat toen nog ‘hemorragische koorts’ heette (het ziektebeeld was al wél bekend) werd het geduid als een nieuw virus.

      Ik denk dat de epidemie van het midden van de 3e eeuw geen ebola was, maar eerder een epidemie van pokken of mazelen. Vergeet niet dat mazelen, indien er een longontsteking bijkwam, in de meeste gevallen dodelijk verliep. Typhus wordt ook vaak genoemd.
      Thucydides beschreef een ziekte die in het tweede jaar van de Peloponnesische oorlog (430 BCE) in Athene uitbrak met veel slachtoffers als gevolg en dat wordt door sommigen gezien als een ebola-achtige ziekte. Maar dat is zeer dubieus. Er zijn hierover verschillende hypothesen naar voor gebracht.
      Zie: https://www.ancient.eu/article/939/the-plague-at-athens-430-427-bce/

      Overigens wil ik nog naar een artikel verwijzen over epidemieën in de Oudheid, dat mij als arts bijzonder geboeid heeft :
      http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/Hermeneus/Jaargang%2051/5102/5102.pdf

      1. Wat leuk, een reactie van een arts! Nog leuker is het dat die arts mijn twijfels aan de diagnose Ebola deelt. Een paar maanden terug heb ik die twijfels al eens geuit door erop te wijzen dat mazelen ook in onze tijd veel meer slachtoffers eist dan Ebola. De grote Ebola-epidemie in Afrika heeft ca. 11.000 levens gekost, terwijl er jaarlijks zeker 130.000 levens verloren gaan door mazelen. Zoals de zogenaamde ‘Disneyland measles outbreak’ van 2014 laat zien, is voor besmetting met het mazelenvirus geen lichamelijk contact nodig. Iemand die besmet is kan het virus in de lucht achterlaten, waar het nog zo’n twee uur actief blijft. Wie het dan inademt, wordt ook drager. Zo’n vorm van overdracht is bij Ebola niet mogelijk.

        Mijn vermoeden is dat Harper iets te veel de link met de actualiteit heeft willen leggen. Ebola is dan inderdaad wel heel modieus, maar niet kandidaat nummer één.

    2. Waarom per se over de Rode Zee? Waarom niet via de landroute van West-Afrika naar Romeins Carthago en van daar verder het Rijk in? Er waren zeker contacten tussen subsaharaal Afrika en Carthago. Denk in dit verband aan de ‘herme’ die op de Carthago-tentoonstelling van het RMO werd vertoond.

      1. Ja, die contacten waren er zeker, maar ze waren niet zo intensief als die over de Rode Zee. Scheepvaarttransport was massaler. A.H.M. Jones heeft eens voorgerekend dat het even duur was een lading van Fenicië naar Spanje te varen als 100 kilometer (of 100 mijl, daar wil ik vanaf zijn) over land te transporteren. Dat klopt niet helemaal, maar het geeft wel een idee van de verhoudingen.

        Vergelijk het met de terugkeer van de tuberculose in Nederland. Die kwam in de jaren negentig uit Oost-Europa. Daarvoor waren er ook contacten, maar die waren niet massaal genoeg om de bacil werkelijk te verspreiden. Daar was het neerkomen van De Muur voor nodig en grootschaliger toerisme.

  4. Maar stel dat het om handel in levende have gaat, kortom: om slaven. De ‘herme’ van Carthago is bewijs van aanwezigheid van slaven uit subsaharaal Afrika in Romeins Carthago. Menselijke dragers van een virus (of bacterie) komen dan in een dichtbevolkte stad met honderdduizenden inwoners die in nauw contact staat met de rest van het Rijk. Anders dan de oorspronkelijke dragers hebben de Carthagers geen immuniteit tegen het virus. Het is denk ik geen toeval dat de ooggetuigeverslagen van de epidemie juist uit Carthago komen (Cyprianus en Pontius). Vlak de landroute niet uit.

    1. Er is daarvoor ook nog een interessante eigentijdse observatie. In Ghat in Libië kwamen – althans toen ik er was – veel mensen aan uit Tsjaad. Die moesten tonen dat ze ingeënt waren tegen allerlei ziektes. Op de vraag waarom een meneer dat niet hoefde te doen kwam het onthutsende antwoord dat die meneer een slaaf was.

      Dus ja, slavenhandel en bacterietransport gaan samen. Maar ze zullen kleinschaliger zijn geweest dan wat door de Rode Zee kwam.

Reacties zijn gesloten.