Even een vraagje. Hierboven twee Romeinse keizerportretten, herkenbaar aan de kransachtige diadeem. De linkse komt uit Nikomedeia en staat bekend als Diocletianus, al kan het ook Aurelianus zijn. De rechtse, afkomstig uit Apollonia in Albanië, lijkt wel op de linkse. Maar is het ook dezelfde kop?
Ik heb het idee dat dit niet dezelfde man is, maar ik ben niet goed in het herkennen van gezichten, zeker als het antieke beelden betreft. Anderzijds heb ik wel het idee dat ik dit gezicht ergens van ken. Wie helpt?
Een vierde-eeuwse triomftocht (Boog van Galerius, Thessaloniki)
Terwijl u dit op leest, ben ik in het Nationaal Museum in Beiroet, het mooiste museum in het Midden-Oosten. Omdat ik met zoveel moois echt geen tijd ga vrij maken voor het dagelijkse blogstukje, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van de Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.
De regering van keizer Augustus vormt een breuk in Eutropius’ schets. Was het verhaal tot dan toe een betoog over de Romeinse expansie, weg vanuit Centraal-Italië, naar Sicilië en de Povlakte en uiteindelijk naar Spanje en Syrië en Egypte en Germanië, ineens beperkt het verhaal zich tot één plek: het keizerlijk hof. De Korte geschiedenis van Rome is vanaf dit punt een reeks keizerbiografietjes en reduceert een imperium met tientallen miljoenen inwoners tot één man. De onderwerpen die Eutropius in die biografietjes aansnijdt tonen wat een voorname hoveling in de vierde eeuw van zijn vorst verwachtte. De boodschap is dubbelzinnig: aan de ene kant somt Eutropius een hele reeks keizerlijke deugden op, aan de andere kant is er ook een zekere stekeligheid.
Diocletianus en Maximianus (Çukurbağ Archeologisch Project / Kocaeli Museum, İzmit)
Een wetenschap – en oudheidkunde is een wetenschap – schrijdt verder langs twee wegen. Aan de ene kant is er de gestage accumulatie van data, aan de andere kant is er de aanpassing van methoden en denkwijzen. Door het eerste kan het tweede leiden tot verfijning en zelfs tot verbetering en dáár wordt het boeiend. De eigenlijke accumulatie van data is in de oudheidkunde echter net zo oninteressant als in andere vakken en ik schrijf liever een stukje zoals dat van gisteren, waarin ik kan tonen hoe er muziek kan zitten in mijn vak en dat dat de moeite waard is.
Vandaag desondanks toch een stukje uit de vermaledijde categorie “gestage accumulatie van data”, want het bovenstaande reliëf is gewoon mooi. Het is gevonden in het Turkse İzmit, dat ooit Nikomedia heette en de residentie was van keizer Diocletianus, en het moet dateren van ergens rond het jaar 290. De vondst is echter niet alleen mooi. Ze is ook interessant.
[Eind deze maand verschijnt bij Athenaeum – Polak & Van Gennep de eerste Nederlandstalige uitgave van de Historia Augusta. De vertaling van deze curieuze reeks biografieën van Romeinse keizers is van John Nagelkerken. Dit is de derde van een reeks van negen blogposts; de eerste is hier.]
Hoewel de tweede eeuw voor het Romeinse Rijk een bloeiperiode was, hebben we er betrekkelijk weinig literaire bronnen over. Dat alleen al maakt de keizerlevens van de Historia Augusta belangrijk, en we mogen van geluk spreken dat de primaire biografieën redelijk goed zijn. De oorlogen uit die tijd bedreigden het voortbestaan van het wereldrijk niet en er bestond een betrekkelijke welvaart. De burgers hadden vertrouwen in het muntstelsel, de allerrijksten stelden er een eer in de steden te verfraaien met openbare werken, de overheid benutte de belastingen om het leger op sterkte te houden, waardoor de rust bewaard bleef. Al deze factoren versterkten elkaar en droegen bij aan Romes succes.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.