Nederdaling ter helle

Afgelopen zaterdag las ik De zevenvoudige dood van Evelyn Hardcastle van Stuart Turton. U houdt een blogstukje daarover tegoed, maar vandaag vertel ik u alvast dat de hoofdpersoon van die roman dezelfde dag steeds opnieuw meemaakt. Een dag die zal eindigen met een moord. Hoewel gepresenteerd als een whodunnit verklap ik u niets – althans niets dat u na de eerste bladzijden niet al in de gaten hebt – als ik u zeg dat het in feite een zedenschets is rond een nederdaling ter helle. Een soort Groundhog Day dus, en of De zevenvoudige dood van Evelyn Hardcastle een even goede afloop heeft, dat verklap ik u niet.

Wat voor de gevangenen het ergste is, is de zekerheid van de herhaling. Eén ervan wil de moord nog verhinderen, een ander heeft het bijltje erbij neergegooid en wil alleen nog maar weg, tot elke prijs. Maar ook al reageren ze verschillend, de onafwendbaarheid waarmee het kwaad iemand zal treffen, dat is voor de gevangenen de ergste van alle kwellingen.

Nu verander ik even van onderwerp en ga ik het hebben over Marc van Oostendorp (op twitter te vinden als @fonolog), die in twee of drie jaar is uitgegroeid tot mijn favoriete blogger.

Elke ochtend heeft Van Oostendorp op de website Neerlandistiek.nl (waar ook andere interessante auteurs schrijven) een geweldig stuk klaar staan over zijn vakgebied, dat hij gelukkig breed definieert. Dat levert iedere zaterdag een sonnet op en elke zondag een filmpje. Verder zijn er geweldige stukjes over wetenschappelijke publicaties die hij net heeft gelezen, hommages aan collega’s, recensies en zo nu en dan een aflevering van een management-horror-feuilleton. Zijn pennenvruchten behoren tot de eerste dingen die ik ’s morgens lees.

Het is doorgaans aangenaam wakker worden als Marc ’s morgens de dingen groet, maar vandaag was dat niet het geval. Van Oostendorp haalt hier uit naar academische bullshit. Volkomen terecht: de wetenschap gaat eraan kapot. Ik weet van een onderzoeksproject dat is gebaseerd op de oudste truc uit het boekje: je neemt een negentiende-eeuws idee, vervangt overal het woord Geist door context of structuur, geeft het een kekke Engelse naam en presto. Elke student kent het grapje maar waar het studenten de eer te na is het zo te doen, doen hun docenten het echt. Dat bewijst enerzijds dat we nu leven in een wereld vol academische bullshit en anderzijds – om toch positief te zijn – dat de ideeën uit de negentiende eeuw nog altijd interessant zijn.

Kortom, ik herken alles wat Van Oostendorp schrijft. Elk punt dat hij maakt is zinvol, elk punt is goed beredeneerd en elk punt is terecht. En elk punt dat hij maakt is al in 1987 gemaakt door André Klukhuhn (Hypothese van het heden). Elk punt dat hij maakt is al gemaakt door Chris Lorenz (Van het universitaire front geen nieuws).  Ik heb me zelf in dit koor geschaard met De klad in de klassieken.

Van Oostendorps stuk is dus niet het eerste. In feite is het de volgende rondgang door een hel, waarin het ergste de zekerheid is dat het kwaad zal plaatsvinden: de wetenschap zal onvermijdelijk naar de gallemiezen gaan en de samenleving is daarvan het slachtoffer. Vroeger stapte nog weleens een wetenschapper op, zoals mijn leermeester H.W. Pleket, die het verdomde de invoering van onderzoeksscholen (“geïnstitutionaliseerd groepsdenken”) mee te maken en in Mare zijn collega’s onderuit de zak gaf. De professorale discussie die daarop volgde in de brievenrubriek was weinig verheffend maar ging tenminste ergens over. Tegenwoordig wordt het beleid slaafs uitgevoerd en gebeurt er niets, afgezien van wat window dressing zoals Science in Transition.

Van Oostendorp raakte vanmorgen dus een open zenuw en juist omdat ik het zo volkomen eens met hem ben, was het onaangenaam ontwaken. Ik moest mijn ontbijt gewoon benutten om dit stukje te schrijven. Zoals Herodotos iemand laat zeggen:

Niemand is bereid te luisteren naar onheilsprofeten. Velen van ons weten dit heus wel, maar we zijn met handen en voeten gebonden. Niets stemt triester in een mensenleven dan het volle besef te hebben en niets met die wetenschap aan te kunnen. (Historiën 9.16; vert. Hein van Dolen)

Het ligt misschien iets anders: onheilsprofeten zijn gehaat bij degenen die dénken dat ze met handen en voeten gebonden zijn. Het is de haat die de Gutmenschen ondervinden: de mensen die de anderen eraan herinneren dat er wél iets kan verbeteren, als je je schouders er maar onder wil zetten.

Misschien hebben de Gutmenschen gelijk. (Ik sympathiseerde in De zevenvoudige dood van Evelyn Hardcastle met het personage dat dacht dat het nare einde afwendbaar was.) Misschien hebben degenen die denken dat ze met handen en voeten gebonden zijn gelijk.

Wie gelijk heeft in een werk van fictie, dat weet ik inmiddels; hoe het in werkelijkheid zal gaan met de wetenschap… ik weet niet of de tragedie van de hedendaagse wetenschap een goede afloop zal hebben. Maar u moet vanmorgen dit stukje van Marc van Oostendorp lezen, want hoe vervelend het ook is voor de tigste keer te lezen dat de wetenschap in moeilijkheden verkeert, het moet gezegd blijven worden. Het niet meer zeggen betekent immers dat je een begin maakt het onheil te aanvaarden en begint te doen alsof de ondergang van de wetenschap normaal is.

Deel dit:

11 gedachtes over “Nederdaling ter helle

  1. FrankB

    “de wetenschap zal onvermijdelijk naar de gallemiezen gaan”
    Dan toch pas nadat er geen mensen als van Oostendorp en jij meer zijn – en daar zijn er wereldwijd nog een heleboel van.

  2. Ben Spaans

    Dat voortijdige opstappen van H.W.Pleket heeft mij de mogelijkheid gekost om hem beter te leren kennen. Ik zou in Leiden een werkcollege bij hem gaan doen (over de Atheners en hun democratie) maar daar kwam dus niets van terecht (en moest ik me met Alexander de Grote gaan bezighouden, raar eigenlijk).

    Ik kende Pleket uit hoorcolleges als een ontregelende figuur, trok constant zaken in twijfel die je geacht werd uit de handboeken te leren, hij gaf een voor mij legendarisch college waarin hij het handboek(je) waaraan hij zelf had meegeschreven (…wat?!) tot de grond toe afbrandde…

    1. Probeer het nummer van Mare te krijgen waarin hij de degens kruist met Wesseling. Erg amusant. Wel jammer overigens is dat ze niet konden toegeven dat ze allebei een punt hadden. Een proefschrift, geschreven in een samenwerkingsnetwerk, heeft een meerwaarde. Dat zag Wesseling goed en wilde Pleket niet zien. Maar de onderzoeksscholen zijn een ongekwalificeerde catastrofe gebleken, zoals Pleket scherp zag.

      1. Ben Spaans

        Ik heb zelf nooit met een onderzoekschool te maken gehad. Bij Wesseling kon je het ego al voelen voor hij gesproken had. Pleket lijkt met ook niet de makkelijkste in de bestuurlijke omgang. Het was een wereldje vol eigenheimers en would-be potentaatjes, ah het lijkt wel de afdeling reacties van een webblog…

Reacties zijn gesloten.