
Mijn verblijf in Friesland loopt ten einde. Ik had wat vaker op de fiets willen stappen om te genieten van het wijdse landschap, maar het is er niet zo vaak van gekomen als ik wilde. In plaats daarvan knalde ik op en neer naar Libanon, dus u hoort me niet klagen, maar de tocht van Harlingen langs het wad naar het Lauwersmeer moet nog even wachten.
Bovenstaande foto maakte ik in Foudgum, waar François HaverSchmidt (Piet Paaltjens) enige tijd predikant was en begon met het maken van het Oera Linda Boek. Ik noemde geveltekens als deze in gedachten altijd een “oelebord” maar ik schijn daarmee een woord te hebben verzonnen dat noch Nederlands (“uilenbord”) noch Fries (“ûleboerd”) is. In elk geval gaat het om het bewerkte uiteinde van een nok, met de rechtopstaande makelaar. Vaak zit er een gat onder, waardoor uilen een schuur konden binnenvliegen, vandaar de naam.
Die twee zwanen naast de makelaar hebben een betekenis: ze gaven – althans in vroeger tijden – aan dat de eigenaar zijn hypotheek had afgelost. Ook mocht niet elke boer zijn huis voorzien van een uilenbord: het was het voorrecht van degenen die een stem hadden in de dorpsvergadering en mochten meebeslissen over bijvoorbeeld het gebruik van de gemene gronden en de gewaswisseling.
Wat niet aan een uilenbord valt af te lezen, is de status van de stem. Je had normale stemmen, slapende stemmen en dode stemmen. Slapende stemmen behoorden toe aan een familie waarin geen volwassenen in leven waren: de ouders waren overleden en de kinderen stonden nog onder voogdij. Een stem was dood als de boerderij in handen was gekomen van iemand die niet protestants was.
Ik realiseerde me pas hoe belangrijk het voor een familie moet zijn geweest dat ze een stem had in de dorpsvergadering, toen ik Achtendertig nachten van Janne IJmker las, waarin het behoud van dit recht de inzet is van een nare intrige met een uiteindelijk dodelijke afloop. Uit de boekhouding van slapende en dode stemmen spreekt, zo krijg ik het idee, een nauwelijks verborgen machtspolitiek: terwijl een voogd de belangen van een boerderij kon behartigen en niet-protestantse boeren evengoed belangen konden hebben, ontnamen de stemgerechtigden hun dorpsgenoten hun rechten. De negentiende-eeuwse idylle over het harmonieuze leven in de natuur was precies dat: een negentiende-eeuwse idylle.
[Methode op Maandag wordt deze week dinsdag. Of volgende week. Ik heb even wat teveel aan mijn hoofd.]
“ik schijn daarmee een woord te hebben verzonnen”
Dan heb je meer invloed in onze moerasdelta dan je zelf denkt. Want ik heb “oelebord” gegoogeld. Het staat bv. hier:
http://home.planet.nl/~dumon002/woordenboek/o.html
En Wikipedia is er ook niet onbekend mee.
https:// commons.wikimedia.org/ wiki/ File:Oelebord,_VOLK_176-16,_vHD_-_Go%C3%ABngarijp_-_20514745_-_RCE. jpg
“De negentiende-eeuwse idylle over het harmonieuze leven in de natuur”
Ja nou, anders gingen er toch niet zoveel naar de stad om in ellendige fabrieken te werken en in nog ellendiger huurhokjes te “wonen”? Ferdinand Domela Nieuwenhuis is niet populair geworden om zijn mooie blauwe ogen.
Werd dan dat oelebord eraf gehaald als er een katholieke boer op het spul kwam wonen. En wat moest je doen of hebben om stemgerechtig te worden en wie deelde dan die oeleborden uit? Ik heb trouwens begrepen dat lang niet overal zwanen deel uitmaken van de makelaar en dat er belangrijke regionale verschillen in de vorm van die dingen bestaan. Hoe zit dat dan? Ik ben daar een beetje kritisch over omdat Friezen nogal eens de neiging hadden (en hebben?) om zelf ‘eeuwenoude’ tradities te verzinnen, zoals burger- en boerenkronen boven hun familiewapen, of privileges die ze van Karel de Grote gekregen zouden hebben. Of dat ze nooit heren boven zich gehad hebben…
…dat er belangrijke regionale verschillen in de vorm van die dingen bestaanrten uileborden…
Klopt! Op deze site worden de zes types en de streek waar ze voorkomen mooi weergegeven: http://www.uileborden.net/ontwerp-uileborden.php
Het is de site van een bedrijf dat nog steeds uileborden maakt.
…En wat moest je doen of hebben om stemgerechtigd te worden en wie deelde dan die oeleborden uit?…
Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ik vermoed dat het een systeem was zoals een censuskiesrecht:
Van censuskiesrecht, cijnskiesrecht of cijnskiesstelsel, is sprake als bij verkiezingen het stemrecht is voorbehouden aan personen die vermogend genoeg zijn om minimaal een bepaald bedrag aan belastingen te betalen. (Wikipedia)
Dus allesbehalve democratisch!
Sorry, Henk: mijn reactie is natuurlijk aan jou gericht (weer de verkeerde inspringing, terwijl ik duidelijk geklikt heb op de knop beantwoorden van jouw reactie) en verder moet de tweede regel van mijn reactie zijn:
vorm van die dingen bestaan uileborden
Ik zou het in het geval van Klei-Friesland niet precies weten, maar in elk geval ligt het veel meer voor de hand dat het een systeem is dat is gebaseerd op waardelen. Jona heeft het over een stem hebben in de dorpsvergadering die beslist over het gebruik van de gemene gronden en de gewaswisseling. In aangrenzende gebieden, zoals de Stellingwerven, Drenthe, Westerwolde, en ik meen ook de Friese Wouden (misschien dat iemand anders dat laatste kan bevestigen dan wel ontkrachten) wordt zoiets beslist door de de eigenerfden binnen de dorpsgemeenschap, d.w.z. de bewoners van een marke/meente (dat is het dorp, de bijbehorende akker- en hooilanden, en de bijbehorende gemeenschappelijke gronden, zoals heide, hakhoutbosjes, enz.). Andere zaken waar zo’n marke bijvoorbeeld voor verantwoordelijk was waren zaken als waterbeheer, tegengaan van zandverstuivingen, en in Drente bijvoorbeeld ook ordehandhaving/rechtspraak.
Binnen een marke had niet iedere boer een gelijkwaardige stem, het aandeel van de stem was namelijk afhankelijk van welk waardeel de boerderij vertegenwoordigde, en dat was weer afhankelijk van de specifieke geschiedenis van die boerderij. Zo kon de boerderij bijvoorbeeld ooit zijn ontstaan uit een grotere boerderij die bij bijvoorbeeld een erfenis was gesplitst, waarbij dan ook het waardeel splitste; of juist uitgebreid met gronden van een andere boerderij, waarbij dan ook een overeenkomstig deel van dat waardeel meekwam.
De precieze details van dit systeem verschillen tussen verschillende historische rechtsgebieden, doordat het al in de Middeleeuwen was ontstaan en zich heeft doorontwikkeld tot in de 19e eeuw (toen de gemeenschappelijke gronden verplicht werden verdeeld tussen de markegenoten), maar grosso modo is dit wel hoe dit werkte.
Zoals gezegd, ik weet niet hoe dit in Friesland was, maar ik vind het veel meer voor de hand liggen dan een censuskiesrecht.
Zeer hartelijk dank voor deze interessante uitleg! Die lijkt me inderdaad plausibeler dan het censuskiesrect. Ik wist het natuurlijk ook niet, en dacht daarom in eerste instantie aan het censuskiesrecht dat in de landelijke politiek in de 19e eeuw gold en waarbij de minimum cijns geleidelijk werd afgebouwd en daardoor Nederland geleidelijk democratischer werd. Dit is een aanleiding om mij er ook wat meer in te gaan verdiepen. Nogmaals dank, Erik!
Over wat demokratischer is valt te twisten, daar zijn meerdere faktoren die de een anders weegt dan de ander (bijvoorbeeld of de kiesgerechtigden zelf mee mogen beslissen over zaken die ze van belang vinden of maar moeten afwachten hoe de door hen gekozen vertegenwoordiger stemt, zoals in een parlementair systeem). Maar je zou het beslisproces in zo’n marke een voorloper van demokratie kunnen noemen, net als het 19e-eeuwse censuskiesrecht voor het parlement trouwens; tenslotte noemen we het oude Athene ook vaak een demokratie, en daar had ook een groot deel van de bevolking geen stemrecht.
Maar goed, zoals gezegd is het waardeelsysteem iets van buurgebieden, bovendien verschillen de details ook per gebied, dus het blijft een beredeneerde aanname. Zou leuk zijn als iemand met kennis van de Klei-Friese situatie hier iets over zou kunnen zeggen.
Uilebord, oelebord, ûlebord
Klein driehoekig schot achter de windveren van het rieten dak waarin zich een luchtgat (oele) bevindt. Oele of ûle betekent in het Fries ook uil. Twee zwanen en een makelaar maken ook deel van het uilebord. Uileborden komen vooral voor in Friesland, Drenthe, Groningen en de Achterhoek. Makelaars ook in Noord – Holland.
Gevonden op http://www.encyclo.nl/lokaal/10414
Joa, en geveltekens (makelaars) in Twente. Veelal bestaande uit enkele boven elkaar geplaatste symbolen ter afwering van onheil of zonnetekens en dergelijke, al dan niet in combinatie met christelijk symboliek.
Heb ooit een gevelteken gekocht bij de VVV van Hengelo toen ik besefte dat ik waarschijnlijk nooit meer terug zou komen in het land van herkomst. Bekend probleem, je herkent niks meer en je ziet alleen maar mais.Vreselijk vond ik het!
Nog een kleine aanvulling op dit interessante verhaal, Jona:
….De geschiedenis van uileborden
De plaats waar de drie zijden van het dak van een boerderij of schuur bijeenkomen, is van oudsher een kwetsbaar punt in de constructie. In Friesland werd het uiteinde van de nokbalk tegen regen en wind beschermd door een driehoekig bord, dat zich tot het inmiddels traditionele uilebord (ûleboerd in het Fries) ontwikkelde.
De boeren wilden graag dat er uilen in hun schuur nestelden omdat het goede muizenvangers zijn. Daarom zaten er gaten in het uilebord; de vogels konden de ruimte tussen bord en dak gebruiken voor een nest. Echter, het ronde gat in de driehoek wat toegang zou bieden aan uilen en andere vogels is tegenwoordig doorgaans met een rozet of een kruis afgesloten.
Het gebruik van het uilebord is al oud: op schilderijen uit de 18e eeuw zie je al uileborden. De oudste vermelding stamt zelfs uit het jaar 1696.
In Friesland komen zes verschillende typen voor, in het zuidwesten van de provincie rijker versierd dan in het noorden. De vorm van het bord verschilt van streek tot streek…
Bron: de site van de firma Batema, die nu ook nog uileborden maken.
Zie ook mijn reactie op henktjong.
Ik vermoed dat er tegenwoordig misschien minder muizen zijn, omdat er minder graan of zo op de zolder bewaard wordt en dat ze daarom het gat gedicht hebben. Misschien kwamen er ook teveel andere vogels naar binnen!
Op internet vond ik ook nog iets uit het tijdschrift “De Vrije Fries”, JG. 1969 een artikel: S.J. van der Molen, ‘Tinzen oer it ûleboerd,’ De Vrije Fries 49 (1969), pp. 82-92. Dit is vrij downloadbaar bij het Fries genootschap. Omdat het in het Fries is, is het voor mij, Fries-onkundige maar beperkt te begrijpen.
Overigens discriminerend t.o v. de katholieken.
Sinds de prehistorie worden er al boerderijen/huizen gebouwd met houten gebinten, kapspanten, nokbalken en -houten en sporen waar aan de nok een oplossing voor het inwateren werd gezocht en gevonden. In de middeleeuwen zie je dat dat bij houten gevels, die niet onder een overstekend dak, wolfseind of schilddak staan, er al snel een verticale lat/plank/balk wordt geplaatst die de daklijsten met elkaar verbindt. In de late middeleeuwen zie je die al versierd worden met snijwerk en soms naar boven uitgroeien tot geveltoptekens. Dat is dus helemaal niet typerend voor Friesland; ze kwamen overal voor waar in hout gebouwd werd, ook in het buitenland. Dat die makelaars (van tussenpersonen = tussen de lijsten) later symbolische betekenissen kregen en er allerlei bijgeloof aan werd opgehangen is ook een menselijk trekje. Net als het versieren. Maar het waren gewoon heel nuttige architectonische elementen van gevels. Dat Batema ze nu van platen eerste klas volkunststof maakt duidt erop dat ze daar de functie uit het oog zijn verloren en er louter statussymbolen van maken zodat elke randstedeling er in die provincie zijn boerderette mee kan bekronen en zich een grietman kan voelen. Overigens waren er in de middeleeuwen ook al gaten voor uilen en ander gevogelte naast en onder die makelaar te vinden. Zie in Archeon.
Dat ze nu als statussymbolen gebruikt worden was mij niet bekend, wel dat ze ook in andere regio’s worden gebruikt. Grappig vind ik het woord boerderettes, een combinatie van Nederlands en Frans. In het Frans (en ook in het Vlaams) worden ze fermettes genoemd, vaak ook gebouwd door nouveaux riches.
Dit geeft nog geen antwoord op de vragen die je zelf in je eerste reactie stelt over wie stemrecht had, waarom iemand het privilege had om zo’n uilebordteken te plaatsen en of het uilebord eraf gehaald werd als er een katholieke boer de boerderij overnam, etc.. Ik denk dat het samenhing met of de belasting die betaald werd. In ieder geval, dat een katholieke boer die een boerderij overnam geen uilebord mocht aanbrengen, vind ik je reinste discriminatie!
In Twente had je naast de geveltekens ook nog ‘stiepeltekens’:
http://www.zweerink.nl/stiepeltekens .
In de regionale krant stond over dat zandlopermotief dat op veel ‘stiepels’ voorkwam dat dat helemaal tot in Rusland en/of Ukraïne of zo gebruikt werd als beschermingsteken.
Afwerking van de nok van gebouwen (woning, schuur of tempel) is er in varianten en met verschillende doeleinden. Zie de tipi, de indianentent. Bovenaan heeft de tipi een opening die naar gelang de windrichting met flappen aan deze of gene zijde kan worden geopend met behulp van lange stokken. De opening dient om rook van het vuur af te voeren. Het vuur brandt in het midden van de tent, in een gat in de grond dat is ‘omzoomd’ met keien . Het kan de hele nacht zonder gevaar brandend worden gehouden. Bescherming van de kopse kant van de tentstokken is niet nodig.
Op internet vond ik de reconstructie van een boerderij in Orvelte, die naar verluidt er in de 10e eeuw er zo uitgezien moet hebben. Er is een gat aan het eind van de nok om de rook af te voeren. Of er bescherming van kops hout was is op de afbeelding niet te zien. Dat was misschien ook niet nodig vanwege overhangende dakbedekking. En in Wekerom (gemeente Ede) is kort geleden een Celtic boerderij uit de Ijzertijd gereconstrueerd, ook met een gat dat diende tot uitgang voor rook. De kopse kant van de nokbalk wordt beschermd door een stuk dierenhuid. Als er onder het lage dak geen graan o.i.d. wordt opgeslagen heeft een invliegopening voor uilen ook minder nut. De muizen vertoeven dan op de begane grond en dan is een poes dienstiger.Of deze reconstructies een getrouw beeld van de historische bouwsels geven weet ik niet.
Bij Noorse stiftskerken en Thaise tempels, om maar een paar voorbeelden te noemen, zijn de nokbalken afgewerkt met naar boven gebogen houten versieringen. Misschien dienen die ook ter bescherming van het kops hout van de nokbalk, hoewel dergelijke versieringen op hun beurt dan ook weer nogal blootstaan aan inwatering.