Klassieken, oudheidkunde, oudheidkundige disciplines, geesteswetenschappen, humaniora, culturele sector: het is niet zo heel erg belangrijk hoe u het noemt. Feit is dat veel mensen er de schouders bij ophalen. Het vak, hoe u het ook wil noemen, heeft zonniger dagen gekend. En dat hebben wij, oudheidliefhebbers, voor een belangrijk deel te wijten aan onszelf.
Het tijdperk komt vooral in het nieuws met de ongeloofwaardige claims van archeologen (“De ring van Pontius Pilatus!”), het rariteitenkabinet van de oudhistorici (Seks! Gladiatoren! Perverse keizers!) en de negentiende-eeuwse ideeën van classici (“De bakermat van de beschaving”). Bovendien haalt de Oudheid regelmatig de krant als onderzoekers weer eens moeten erkennen dat de papyri die ze met veel bombarie hadden aangekondigd, vervalsingen waren.
Dat was de eerste alinea van de flaptekst van Wahibre-em-achet en andere Grieken, het themaboekje van de Week van de Klassieken, die begint op donderdag 4 april. Mijn uitgever en ik denken dat het goed is de negatieve publieke perceptie van de humaniora gewoon te benoemen. Het vervolg van de flaptekst:
Hoewel het tijdvak de schijn dus tegen heeft, is het wél de moeite waard. Allerlei interessante zaken zijn voor het eerst te volgen. Zoals migratie. Bovendien is het bewijsmateriaal gevarieerd, waardoor de puzzels boeiend zijn.
Geen weetjes dus, maar wetenschap. De organisatoren van de Week van de Klassieken hebben dezelfde keuze gemaakt: het thema is migratie, aangezien dit onderwerp in het middelpunt staat van een echte wetenschappelijke revolutie. Niet zonder reden kwam hetzelfde thema vorig jaar ook aan de orde tijdens de Romeinenweek en de Nationale Archeologiedagen.
Er is inhoudelijk iets echt interessants gaande. We wisten al dat de wijze waarop antieke auteurs schreven over vluchtelingen, kolonisten, veteranen en nomaden, illustreert dat ze mobiliteit niet vreemd vonden. Ze keken er evenmin van op als in een gebied meer dan één etnische groep verbleef. Nu de archeologie is verrijkt met DNA- en isotopenonderzoek, blijkt dat het beeld in de bronnen correspondeert met de feiten: bevolkingen waren fluïde. Dat komt eigenlijk vrij onverwacht en dat heeft, wetenschappelijk bezien, vérstrekkende gevolgen.
Antieke teksten zijn immers niet geschreven voor eenentwintigste-eeuwers en bevatten onbegrijpelijke passages. Om ze uit te leggen, haalt de oudheidkundige andere teksten (en archeologische vondsten) erbij, maar niet elke vergelijking levert evenveel resultaat op. Wie een tekst van Euripides wil duiden, kijkt liever naar auteurs uit zijn eigen tijd en zijn eigen stad dan naar twee eeuwen jongere hellenistische teksten uit Egypte. Er is als het ware een buitengrens waarbinnen een vergelijking zinvol is. De crux van de DNA-revolutie is dat die buitengrens wijder wordt.
Niet dat nu ineens alles met alles valt te vergelijken, maar toch: vormen van uitleg die vroeger niet zouden zijn overwogen, klinken ineens minder implausibel. Ik wil nog eens gaan bloggen over de relatie tussen de Griekse filosofie en het boeddhisme. Dat daar verbanden mogelijk zijn, is vaker geopperd, maar ik sluit niet uit dat er meer in zit dan we tot nu toe dachten. (Al beken ik dat het eerste boek dat ik erover las, me teleurstelde.) In elk geval: als de mensen mobieler waren, waren de ideeën mobieler en kunnen filologen hun netten wijder werpen.
Er gaat momenteel dus een venster open en er verandert écht wat. Omdat de archeologie is veranderd, kan nu ook de filologie veranderen. De traditionele grenzen tussen vakgebieden kunnen mee veranderen en dat wil zeggen dat we voor één keer de traditioneel misbruikte term “wetenschappelijke revolutie” mogen benutten. Voor één keer is ook de term “paradigmawisseling” geen signaalwoord voor “wat nu volgt is vaagpraterij waaraan je beter niet je tijd verdoet”.
Hoewel ik nog moet zien dat de filologen de handschoen op zullen nemen, zijn er echt grote veranderingen gaande. Maar ja, het grote publiek heeft wat moeite oudheidkundigen nog te geloven als ze zeggen dat er iets aan de hand is. Dat is de prijs die we betalen voor alle overdrijvingen, voor het eeuwige focus op rariteiten, voor de slecht doordachte vergelijkingen tussen toen en nu (“je had toen ook populisme”), voor de simsalabimsociologie, voor het junknieuws rond de limes en voor het ontbreken van uitleg van het wetenschappelijk proces. Wie zijn voorlichting niet serieus neemt, wordt zelf niet serieus genomen.
De vicieuze cirkel van genegeerd worden, aandacht trekken door nóg meer overdrijving, doorzien worden en verder genegeerd worden… die cirkel kan alleen worden doorbroken door de inhoud centraal te stellen. Met een wetenschappelijke doorbraak is zoiets mogelijk en ik ben blij dat de organisatoren van de Week van de Klassieken dit jaar de Oudheid opnieuw willen presenteren als onderwerp van serieuze intellectuele activiteit. Ik ben nogal pessimistisch over de toekomst van de humaniora, maar dit is een goede ontwikkeling.
Is het boekje ook als papieren exemplaar te koop?
goeie vraag, ik wil liever papier nl.
Ja, hoor, ik heb ‘m net gekocht in ’t Allard Pierson museum. Overigens bedankt, Jona, voor de tip over de Palmyra-rondleiding.
Vanaf donderdag
Het is echt vreemd hoe de media dit negeren.
Toch wordt ik dat benoemen ook wel eens een beetje zat…
Stelt u zich eens voor dat ik in het café een leuke dame benader met de zin:
“Mensen denken vaak dat ik pedofiel ben, maar he hebt geluk…. want dat is echt niet zk”
Dan heb ik een heeeel rustige nacht…mogelijk in een politiecel.
Ik lees bijna geen boeken of artikelen meer lezen over -vooral- de middeleeuwen die beginnen met zinnen als:
“Men heeft vaak het idee dat het één grote smerige boel was in de middeleeuwen”
of:
” Straten vol gebochelden en melaatsen, dat is het overheersende beeld van de middeleeuwen”
En BAM! Dat beeld zit dus in het hoofd van de lezer. Niet doen,
Toch wordt ik dat benoemen ook wel eens een beetje zat…
Stelt u zich eens voor dat ik in het café een leuke dame benader met de zin:
“Mensen denken vaak dat ik pedofiel ben, maar je hebt geluk…. want dat is echt niet zo”
Dan heb ik een heeeel rustige nacht…mogelijk in een politiecel.
Ik lees bijna geen boeken of artikelen meer lezen over -vooral- de middeleeuwen die beginnen met zinnen als:
“Men heeft vaak het idee dat het één grote smerige boel was in de middeleeuwen”
of:
” Straten vol gebochelden en melaatsen, dat is het overheersende beeld van de middeleeuwen”
En BAM! Dat beeld zit dus in het hoofd van de lezer. Niet doen,
https://www.academia.edu/1009200/Mythe_van_de_vuilnisbelt
Prima artikel, uiteraard.
Maar die eerste zin… wees daar toch alsjeblieft spaarzaam mee!
Ik heb hem sinds hij in 2007 bovenaan mijn bachelorscriptie stond en in 2008 in het artikel terechtkwam, niet meer geschreven. Gerustgesteld? In het artikel onlangs doorgestuurd naar een perfect Nederlands schrijvende Noorse geleerde doorgestuurd, dus daar is hij na al die tijd weer eens te lezen. Ik volg Roos van Oosten, de andere expert op afval- en beerput-gebied, niet zo meer, maar ik verdenk haar ervan dat dit in haar boeken en artikelen ook nog wel eens ter sprake komt. Het is ondanks dat nog steeds het beeld van de gemiddelde Nederlander, te meer omdat het in alle schoolmethoden voor geschiedenis voorkomt. En ze gaan het niet aanpakken, zoals de uitgevers zelf zeggen.
Gerustgesteld.. ik kan weer slapen! 🙂
Welterusten.
En dat nog wel twee keer achter elkaar… 😉
He? Wat is hier nu weer gebeurd?
Een eigenaardigheid van WordPress. Als uw commentaar niet meteen verschijnt, niet meteen concluderen dat plaatsing mislukt is. Het verschijnt bijna altijd als u de pagina vernieuwt.
Zelfkritiek is vaak nuttig, maar maak er geen zelfkastijding van. Oudheidkundigen c.s.zullen vast wel tekortschieten, maar de andere kant van het verhaal is dat kennis in onderwijs en samenleving al een hele tijd matig worden gewaardeerd. Tot het niveau dat een zich als intellectueel voordoend persoon drie grammaticale fouten in een enkele Latijnse zin weet te stoppen. Mensen weten zo weinig over de Oudheid dat je ze ook alles kunt wijsmaken.
Hoezo is dat de andere kant van het verhaal? Mijn lijkt het tekortschieten en de matige waardering juist aan dezelfde kant te zitten.
Wat lees ik nu op de website van de Week van de Klassieken??? De presentatie van Jona’s boek wordt later op de avond gevolgd door een “Pubquiz” onder leiding van niemand minder dan topkwakoudhistoricus Fik Meijer. “Deze quiz vormt het officieuze startschot van de Week van de Klassieken.” Met andere woorden: Lenderings praatje is een oninteressante formaliteit, voor het echte werk (“Ken uw klassieke”) moet je bij Fik Meijer zijn. Daar gaat je paradigmawisseling. 🙁
Ik las het boekje met veel plezier, mijn complimenten. Weer helemaal bijgepraat over moderne methoden. Dat gebeurde al op dit blog, maar ik heb nu eenmaal liever een papieren versie.
Die Griekse kolonisten en andere reizigers zullen de Oudheidkundigen nog jarenlang van de straat houden.
Ik had de reacties op deze blog te snel gelezen en heb het boek als e-boek gekocht bij Atheneum. Morgen begin ik eraan. Ziet er goed uit!