
[Derde deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en ik was gekomen tot de plundering van Rome door Alarics Visigoten, die plaatsvond in 410.]
Orosius had, zoals gezegd, een goede reden om de schade van de plundering van Rome in 410 te presenteren als minimaal. Onmiddellijk na de plundering van de stad hadden traditionele Romeinen beweerd dat deze ramp was veroorzaakt doordat de eredienst voor de oude goden was verwaarloosd. Om die kritiek te pareren, schreef Orosius dus zijn Wereldgeschiedenis tegen de heidenen, waarin hij beargumenteerde dat de rampen die de Romeinen sinds de opkomst van het christendom hadden getroffen, wel meevielen en dat vroeger alles slechter was geweest.
Hoewel de tijd deze visie heeft weersproken, had Orosius het in zijn analyse van de plundering van Rome wel ruwweg bij het rechte eind. Alaric wilde land en om die boodschap over het voetlicht te krijgen hoefde hij geen apocalyps te ontketenen. Rome herstelde van de klap en toen de Visigoten in Aquitanië eenmaal hun land hadden gekregen, werden ze trouwe bondgenoten van Rome. Hetzelfde gold voor andere stammen: de Sueben kregen Galicië, in het noorden richtten de Franken verschillende koninkrijkjes in, de Bourgondiërs vestigden zich aan de Midden-Rijn, en aan het land van de Vandalen herinnert nog altijd de naam [V]Andalusië. Met uitzondering van de laatsten, die onrustig bleven, stelden deze stammen zich in deze regel loyaal op en archeologisch gezien zijn er niet zulke grote verschillen tussen een autochtone Romeinse edelman in Gallië en een Visigotische krijger.
Voor de centrale West-Romeinse overheid vormde de aanwezigheid van de immigranten een kans te besparen op de soldij van de grenstroepen. Dat was niets nieuws. De steden waren sinds de derde eeuw in verval en veel mensen waren naar het platteland getrokken, waar ze moeilijker konden worden belast. De belastingdienst schakelde over van afdrachten in geld naar afdrachten in natura. De infrastructuur ontbrak om de grensforten in stand te houden, en vanaf de vierde eeuw verlegden de keizers in Italië het zwaartepunt van het leger steeds meer naar de mobiele troepen. Om de rijksgrens toch enigszins te verdedigen, bediende men zich in de vijfde eeuw liever van loyale Germanen. De schat van Lienden is een recent ontdekt voorbeeld van een betaling aan een lokale leider, vermoedelijk een van de allerlaatste die in Gallië nog is verricht.
De overheid boette in de loop van de vijfde eeuw aan betekenis in. Zo werd de rechtspraak gedecentraliseerd en gedelegeerd naar lokale leiders, niet zelden afstammelingen van Germaanse landverhuizers. Ze deden hun best en publiceerden wetboeken met op hun gebied toegesneden regelgeving.
Ongeveer tegelijkertijd kregen de lokale leiders ook de zorg voor de belastinginning in handen. De opbrengst van bepaalde stukken land was al eerder geoormerkt voor de bezoldiging van bepaalde functies, en in 444 kregen de functionarissen het recht de tienden van de oogst zelf op te halen. Daarna zouden de bestuurders de gebieden die ze ter financiering van hun ambten toegewezen hadden gekregen, gaan beschouwen als eigendom. Het werd de boeren verboden hun hoeven te verlaten: ze waren in feite horigen geworden die moesten produceren voor plaatselijke heren. De transformatie van de antieke naar de middeleeuwse samenleving was in volle gang.
“doordat niet de eredienst voor de oude goden was verwaarloosd”. Ik vermoed dat hier een “niet” te veel staat.
Verder is het Galicië met één l, althans tegenwoordig. Gallië daarentegen…
Deel 3 en nog geen spoor van de Hunnen. Ik wil niet ongeduldig lijken…
Da’s wat je noemt de spanning langzaam opbouwen.
Aangepast. De Hunnen komen nog, maakt u zich geen zorgen.
“De Hunnen komen nog” is in de loop der tijden zelden gevolgd door “maakt u zich geen zorgen”.
Je gezichtspunt is heel interessant – de versplintering van het westelijk deel van het Romeinse Rijk als onvermijdelijk gevolg (omdat de verantwoordelijke machthebbers de benodigde informatie, kennis en begrip niet hadden om er iets aan te doen, voor zover mogelijk) van sociaal-economische processen. Hoe precies is me nog niet helemaal duidelijk, maar het lijkt erop dat we zo ook die andere vraag behoorlijk kunnen beantwoorden: waarom het oostelijk deel niet?
Hopelijk schrijf je daar nog over.
Die Hunnen mogen van mij nog wel even wachten. Ze mogen een diepe indruk hebben gemaakt, ik heb nooit de indruk gehad dat ze veel invloed hebben gehad op de loop der geschiedenis, dwz. op de genoemde transformatie. Eerst, zo hoop ik ook, de tamelijk hopeloze figuur Flavius Aetius (hopeloos voor zover hij het onvermijdelijke met wapengeweld probeerde tegen te houden).
Het is niet te herleiden tot één oorzaak waarom het oosten overleefde en het westen versplinterde, maar er zijn wel wat factoren te noemen. Eén daarvan is dat de verstedelijking in het oosten dieper was geworteld, waardoor belastingheffing in monetaire vorm mogelijk bleef. Een andere factor is dat de te verdedigen grenzen korter waren.
Die kortere grenzen weerhielden barbaren er noch in de Vierde Eeuw noch later van de Donau keer op keer over te steken; bovendien hadden de Oostromeinen eeuwig en altijd te maken met de Perzen. Dat is dus nauwelijks een factor. Dan moeten we eerder wijzen op de stad Constantinopel, die eeuwenlang onneembaar was en dus een politiek, bestuurlijk en militair machtscentrum bleef. In het westelijk deel ontbrak zoiets.
Verstedelijking is uiteraard eveneens een sociaal-economisch proces.
Allemaal waar. Ook zit je in Constantinopel dichter bij de Perzen en bent sneller ingelicht als er iets gebeurt. Anderzijds zijn er grote verschillen tussen de Rijn en de Donau. De beste punten om die over te steken zijn de regio Belgrado (Sirmium) en het middenstuk van de huidige Roemeens-Bulgaarse grens (het westelijke stuk is wel erg bergachtig en het oostelijke is de bekende delta en te moerassig om te overwegen). Als het bij Belgrado lukt, ben je nog nergens, of liever: je zit dan sneller in Italië dan in de regio Constantinopel, door alle bergen waar je nog doorheen moet. Ook als het op de Roemeens-Bulgaarse grens lukt dan moet er trouwens nog behoorlijk door bergen getrokken worden wil je ergens komen. Anders gezegd: je kan wel over de Donau trekken, maar voordat je dan een serieuze bedreiging bent voor de geürbaniseerde kustgebieden moet er nog veel gebeuren. Heel kort door de bocht is misschien de beste techniek: met veel tamtam in Zuid-Servië of de regio Boekarest gaan zitten en kijken of de stadjers zich laten chanteren. Succes staat niet vast.
Maar misschien zie ik het te Balkanees … 😉
En de Hunnen waren een paardenvolk waardoor ze zich eerder op de poesta’s van het huidige Hongarije thuis voelden dan in de bergen.
Ja verdorie, dat is er ook nog. Ik heb wel eens begrepen (bron vergeten) dat paarden weliswaar in bergachtig gebied inzetbaar te maken zijn, maar dat er een langdurig en intensief trainingstraject nodig is om het zover te krijgen. En zolang dat niet gedaan is, vertikken ze het. Overigens kan ik een glimlach niet onderdrukken bij het beeld (en geluid) van een paar duizend goedgetrainde paarden die met zijn allen staan te vertikken om de bergen in te gaan. Anderzijds: wat zouden wij niet geven voor een youtubefilmpje van een ervaren Hunse paardentrainer die ons de kneepjes van het vak uitlegt?
De onneembaarheid van Constantinopel was een factor. Bovendien bleef het (Oost)Romeinse Rijk, in tegenstelling tot het westen, in staat een centrale belastinginning in goud in stand te houden (zelfs na de Arabische veroveringen). Dit zorgde er mede voor dat het keizerlijk hof het machtscentrum bleef.
Wat ook een rol speelde was dat de Romeinen in het westen minstens zo veel energie staken in het elkaar bestrijden als het strijden tegen indringers. Zie Sarus, Bonifatius en de hele zooi. En dan het je nog godsdienstige tweespalt over de natuur van Jezus. Kortom het centraal gezag werd van binnenuit uitgehold.
Ik denk dat je op veel punten gelijk hebt maar die geestelijke tweespalt speelde nu net meer in het Griekse dan in het Latijnse rijksdeel.
Is er ook iets bekend over de Sarmaten en Alanen in het huidige west Europa deze periode?
Jelmer er zijn heel wat administratieve tekenen te zien die een grote aanwezigheid van Alanen aantonen. Sarmaten niet echt meer, die vinden we na de vroege vierde eeuw alleen nog terug in plaatsen waar ze eerder zijn gevestigd – voornamelijk agrarische nederzettingen.
Beste Robert,
Interessant, leuk. Waar zou ik eventueel meer kunnen vinden hierover? Er is niets bekend over Alanen in de huidige Nederlanden dan wel Engeland, is het wel?
Vriendelijke groet!
“Alarik wilde land en om die boodschap over het voetlicht te krijgen hoefde hij geen apocalyps te ontketenen. Rome herstelde van de klap en toen de Visigoten in Aquitanië eenmaal hun land hadden gekregen, werden ze trouwe bondgenoten van Rome.”
Daar was ik het gisteren al niet meee eens en vandaag nog steeds niet 😉
Alaric wilde vooral legitimiteit en sloeg land af. Athaulf probeerde dat ook en trok plunderend door Gallië en Hispania. Pas na zijn dood snapte Wallia nadat hij zijn volgelingen bijna door de Romeinen waren uitgehongerd hoe de hazen renden en accepteerde hij land voor diensten.
“Hetzelfde gold voor andere stammen: de Sueben kregen Galicië, in het noorden richtten de Franken verschillende koninkrijkjes in, de Bourgondiërs vestigden zich aan de Midden-Rijn, en aan het land van de Vandalen herinnert nog altijd de naam [V]Andalusië. Met uitzondering van de laatsten, die onrustig bleven, stelden deze stammen zich in deze regel loyaal op ”
Nu wals je even over de geschiedenis van de vijfde eeuw heen.
De Sueben ‘kregen’ Galicië van Gerontius, de rebellerende generaal van de usurpator Constantijn III (die waren beiden binnen twee jaar uitgeschakeld), maar eigenlijk zaten de Sueben in de bergen en niemand kreeg ze eruit. Nooit meer.
De Franken waren eigenlijk een heleboel groepjes rond een heleboel kerels waarvan er pas in het laatste kwart van de vijfde eeuw door een paar ‘koninkrijkjes’ werden gesticht. Je rent nu de Hunnen voorbij.
De Bourgondiërs veroverden Worms rond het midden van de vijfde eeuw – hier zeg ik niets meer over want de Hunnen spelen daar nog een grote rol die Jona vast gaat vermelden.
De Vandalen trokken samen met de Alanen op, een volk dat een beetje vergeten is geraakt en dat is jammer, want toen de Visigoten in Romeinse dienst Spanje wilden schoonvegen werden de Vandalen maar op het nippertje gered door de Alanen. Samen staken ze rond 425 over naar Noord-Afrika, en veranderden daarmee de geschiedenis (zie onder).
Het beeld dat alleen de Vandalen wat onrustig bleven klopt niet – de Visigoten belegerden steden als ze konden (vraag maar aan Sidonius Appolinaris) en vochten voor de Romeinen als dat beter uitkwam. De Sueben bleven lastig en plunderden het Spaanse platteland.. constant eigenlijk. De Franken schikten zich het best.
“Niemand kreeg ze eruit. Nooit meer”
Over walsen gesproken: de Sueben kwamen binnen de kortste keren onder de Visigotische duim terecht. JonaL heeft het niet over de hele Vijfde Eeuw, zoals u suggereert, maar over de eerste paar decennia. Zelfs in 481 CE zaten de Franken nog braaf in het noorden en rond 450 CE de Bourgondiërs rond Worms. Die waren inderdaad meestal loyaal.
De Visigoten zijn inderdaad een ander verhaal, dus ik spreek nogmals mijn hoop uit dat hij een aflevering wijdt aan Flavius Aetius. Die had nogal eens met hen te maken.
De Sueben kwamen nooit onder de Visigotische duim terecht. Die konden proberen hun plundertochten tegen te gaan door ze in de Galisicsche bergen op te sluiten, maar ze hebben ze nooit kunnen domineren.
Naar wat ik erover gelezen heb, heb ik meer het idee dat de Ostrogoten in Italië en de Visigoten in Spanje zich meer in de steden vestigden als een stedelijke en krijgselite en niet zozeer op het platteland. Zij hielden ook het langst vast aan het Arianisme. In Gallië en delen van Duitsland is dat anders met de Franken en de Alemannen, omdat de verstedelijking daar inderdaad minder doorgedrongen was. Verder gaat het mij wat ver om al in dit stadium van horigheid te spreken, zeker omdat dit systeem zich niet uniform over West-Europa heeft verspreid (in sommige streken nauwelijks), ook niet in de voormalige Romeinse gebieden. De laatantieke wetten om boeren aan het land te binden (bijv. in de Codex Theodosianus) komen mij meer voor als (ineffectieve) wanhoopspogingen om mensen toch maar belasting te laten betalen
Ik denk dat de grens tussen stad en land vloeiend was. Wie een landgoed bezat, had ook een pied à terre in de stad.
“Voor de centrale West-Romeinse overheid vormde de aanwezigheid van de immigranten een kans te besparen op de soldij van de grenstroepen. Dat was niets nieuws. De steden waren sinds de derde eeuw in verval en veel mensen waren naar het platteland getrokken, waar ze moeilijker konden worden belast. De belastingdienst schakelde over van afdrachten in geld naar afdrachten in natura. De infrastructuur ontbrak om de grensforten in stand te houden”
Er waren in grote gebieden geen grenstroepen meer, omdat er zoveel van die eenheden (limitanei) werden teruggetrokken naar de centrale veldlegers (comitatenses) dat de gaten niet meer op te vullen waren. Het was geen kwestie van soldij maar vooral mankracht dat gebieden in handen werden gegeven van foederati, die trouwens de grenzen prima verdedigden. Maar de belastingopbrengst werd zo wel verder uitgehold.
Een ander probleem was het instorten van de geldeconomie – ik weet niet precies waardoor, maar zeker door een inzakkende aanvoer van edele metalen konden er minder munten worden geslagen (je ziet de ene na de andere munt in het Westen dan ook sluiten) zodat de soldij niet meer in geld kon worden betaald. Een omschakelen naar betaling in natura (bijvoorbeeld door kleding en wapens te maken) maakte een belasting afdracht in munten ook minder noodzakelijk. Dat wisselen van geld naar natura en terug zie je trouwens door de hele Romeinse geschiedenis terugkeren, dus het was een beproefd middel en niet per se een crisisnoodgreep.
Wat het West-Romeinse rijk definitief nekte (en er zijn dozijnen van oorzaken aan te voren zoals klimaat, burgeroorlogen, barbaren, godsdienst erfopvolging, lood 😉 en wat niet al), was het verlies van de Noord-Afrikaanse provincies. De achtergrond is waarschijnlijk de rivaliteit tussen Aetius en Bonifatius, maar in 425-427 worden de Vandalen en Alanen uitgenodigd om over te steken naar Afrika. En dan zit de vos in de kippenren en als hij er door Belisarius meer dan een eeuw later (533) uitgetrokken wordt is het West-Romeinse rijk al lang ter ziele. Het verlies van de belastinginkomsten uit die gebieden is de echte aderlating voor de Romeinse schatkist. Vanaf die tijd wordt het onmogelijk om een afdoende staand leger op de been te houden en begint er een vicieuze cirkel van verlies aan invloed, gebied en belastingen.
“… foederati, die trouwens de grenzen prima verdedigden”
Dat bevestigt wat Jonal schreef over loyaliteit ….
“het verlies van de Noord-Afrikaanse provincies”
Ja. Ik vind het dan ook buitengewoon opmerkelijk dat de Romeinen dat een paar decennia volkomen op hun beloop lieten. Wat daar achter zit is wellicht niet meer te achterhalen; een voor de hand liggende speculatie is gebrek aan militaire slagkracht.
“is het West-Romeinse rijk al lang ter ziele”
Dit verraadt een West-Europees vooroordeel. Vanuit Romeins oogpunt lag de zaak anders: het westelijk deel ging pas met de invasie van de Longobarden definitief verloren. Voor de Romeinen hadden de termen West-Romeinse en Oost-Romeinse rijk geen enkele betekenis. Zij waren één, ongeacht het aantal keizers. Er was dus niets dat ter ziele kon gaan; er waren alleen gebiedsdelen die kwijtgespeeld konden worden, te beginnen met Brittannië.
Mij lijkt dit gezichtspunt veel inzichtelijker, omdat we dan beter begrijpen hoe de mensen zelf tegen de ingrijpende veranderingen aankeken.
“Dat bevestigt wat Jonal schreef over loyaliteit ….”
Nee want Jona schreef dit over de groepen die in Spanje zaten, voor hen gaat het gedeeltelijk of helemaal niet op. Voor de Franken wel maar dat schreef ik al.
” Ik vind het dan ook buitengewoon opmerkelijk dat de Romeinen dat een paar decennia volkomen op hun beloop lieten”
Waarom denkt u dat de Romeinen niets deden? Er werden pogingen genoeg gedaan om de controle weer te herstellen, maar zonder resultaat. Keizer Maiorianus had in 460 een goede kans om de Vandalen te verslaan vanuit Spanje maar nadat zijn vloot afbrandt is het Westen niet meer in staat om nog zo’n expeditie op te zetten.
“Dit verraadt een West-Europees vooroordeel.”
Nounounou wat een stevige woorden weer. ‘Blikpunt’ zou ook volstaan. Waarom zou de Langobardische invasie een definitief einde zijn vanuit de blik van Constantinopel?
En mijn blikpunt gaat niet over een ‘vooroordeel’ maar is een beschouwing vanuit de Romeinse rijksdeling. Nadat Odoacar vergeefs erkenning als West-Romeinse augustus had gevraagd stuurde hij de regalia in 476 terug naar Constantinopel (dat steunde Nepos tot diens dood in 480). Nooit meer daarna is er een poging gedaan om vanuit Constantinopel een claim te leggen of een kandidaat aan te stellen. Het West-Romeinse Rijk was wel degelijk ter ziele.
Helemaal op zijn beloop lieten de Romeinen de toestand in noord-africa niet. Er is driemaal een vlootexpeditie opgezet door Oost en West samen maar door stormen en Vandalen werden ze geen van drie een succes.
“Het werd de boeren verboden hun hoeven te verlaten: ze waren in feite horigen geworden die moesten produceren voor plaatselijke heren. De transformatie van de antieke naar de middeleeuwse samenleving was in volle gang.”
Sorry maar er ontbreekt een continuïteit tussen de laat-Romeinse wetten die boeren aan land en kinderen aan het beroep van hun ouders bonden enerzijds en aan het Middeleeuwse systeem van horigheid anderzijds. Alleen als je kunt aantonen dat de wetten van de Merovingen en Karolingen ook boeren aan hun land bonden kun je van een verbinding spreken. En ik ben geen expert in de Middeleeuwen maar volgens mij kwam dat laatste systeem pas in zwang toen het ridderschap ontstond en er soldaten moesten worden vrijgespeeld voor de heer in ruil voor diens recht op het land.
Het ridderschap gaat minstens terug tot op de Karolingische tijd. Dat levert nog altijd een gat op van maximaal drie eeuwen. Ik heb geen idee wat de status van de boeren was in die tijd.
Desalniettemin valt wel vol te houden dat het verbod van de boeren om hun hoeven te verlaten het begin betekende van de transformatie naar de Middeleeuwen. Het punt hier is immers dat die transformatie niet abrupt was, maar geleidelijk, zoals JB Bury ruim een eeuw geleden al aantoonde.