De Franken

erve_eme
Het leven van de Franken is te beleven bij Erve Eme in Zutphen.

Even ten oosten van Zutphen ligt Erve Eme, een klein archeologisch park dat is gewijd aan de Frankische tijd. Momenteel bestaat het uit een gereconstrueerde boerderij met daar omheen een bijgebouw, een smidse, een zogeheten hutkom en verschillende ovens. U kunt er demonstraties bijwonen van diverse ambachten en leren schieten met pijl en boog. Voor de toekomst zijn er interessante uitbreidingsplannen, waarover ik nog wel eens zal schrijven, maar het project is ook zonder die uitbreidingen al interessant. De Frankische tijd is immers (a) het begin van onze eigen, Nederlandse geschiedenis en (b) zwaar onderbelicht.

Wat betreft het eerste: de Franken zijn, in een tijd waarin het kustgebied nagenoeg onbewoond was, ontstaan als een samenwerkingsverband van stammen uit wat nu Drenthe, Overijssel en Gelderland heet. Andere Frankische groepen woonden in Duitsland, maar de voornaamste groep woonde hier in de Lage Landen, trok in het derde kwart van de vierde eeuw naar Brabant, nam in de vijfde eeuw het noordwesten van het Romeinse Rijk over, en veroverde in de vroege zesde eeuw heel Gallië en voegde daar grote stukken van Germanië aan toe. De Nederlandse geschiedenis begint met de onderwerping van Frankrijk, dat u het maar weet.

Deze Franken spraken een taal die voor ons herkenbaar is. U kunt het volgende zinnetje, dat is gevonden in een religieuze tekst uit de achtste eeuw, zonder woordenboek vertalen.

Ec gelobo in Got alamehtigen fadaer, ec gelobo in Crist Godes suno, ec gelobo in Halogan Gast.

Dit is Frankisch, maar als u het Vroeg-Nederlands wil noemen, dan mag u. Hier begint onze taalgeschiedenis en omdat onze taal in feite Frankisch is, begint ook onze Nederlandse literatuur met verhalen over de Franken, zoals het Roelandslied, De vier heemskinderen en Karel ende Elegast.

Het citaat van zojuist is een uiting van de christelijke godsdienst die deze mensen – vrijwel als eersten in Nederland – aanvaardden en die nog eeuwenlang grote invloed zou uitoefenen op onze cultuur. In de “canon van de Nederlandse geschiedenis” is het derde venster dan ook de missionaris Willibrordus. De Franken legden ook de grondslag voor de graafschappen van de Volle Middeleeuwen, en daarom is het vierde venster van de canon Karel de Grote.

Terwijl de Franken dus etnisch, linguïstisch, religieus en administratief staan aan het begin van de Nederlandse geschiedenis, zijn ze niet echt goed bekend. Lange tijd was er maar één opgraving – ik meen in de buurt van Gennep – waar de vijfde eeuw goed was gedocumenteerd, zodat de lokale archeoloog placht te zeggen dat deze eeuw alleen bij hem had plaatsgevonden. Inmiddels weten we weliswaar meer, veel meer, maar nog altijd zijn de Franken stiefmoederlijk bedeeld. Terwijl er elke zomer een Romeinenweek is, is er nog nooit een Frankenweek georganiseerd. Er zijn Romeinenfestivals in Nijmegen en Simpelveld, maar van een Frankenfestival heb ik nog nooit gehoord.

De verklaring is politiek en iets voor een andere keer. Voor het moment wil ik alleen constateren dat de Franken niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Daarom is Erve Eme een belangrijk project en daarom zal ik er de komende dagen over schrijven.

Deel dit:

14 gedachtes over “De Franken

  1. henktjong

    We hebben in het RMO toch een aardige expositie over de Merovingen o.a. in Nederland gehad. Een van de eerste waar ik geen vracht van kritiek op had.

  2. Jos Hanou

    Overigens beweerde een van mijn oude docenten reeds in de jaren zestig dat de Franse taal – in tegenstelling tot het Duits – geen Umlaut kent omdat de ‘Duitse’ Franken via Zutphen verder naar het zuiden waren getrokken…QED.

    1. Erik B

      Daar zijn wel twee kanttekeningen bij te zetten:

      -ten eerste heeft het Nederlands ook umlaut, al is die dan in de westelijke dialecten beperkt tot korte klinkers (en klinkers die pas later lang zijn geworden in open lettergrepen). Verschil met het Duits is vooral dat we die umlaut niet gebruiken als grammaticale marker, maar de enkele uitzondering daarop is wel een duidelijk voorbeeld: stad – steden. Ook vaak goed te zien wanneer de umlaut in afleidingen van woorden zonder umlaut zit: vol – vullen, lang – lengte. Verder zit de umlaut in zulke alledaagse woorden als ‘bed’, ‘leggen’, ‘brug’ en zo nog honderden andere.
      Daarnaast is het maar de vraag of in de tijd waarover het hier gaat (4e/5e eeuw) die umlaut in het Duits al helemaal tot het zuiden was doorgedrongen. Ze is in elk geval in het noorden ontstaan, en is pas aanwijsbaar in het geschreven Oudhoogduits vanaf de 8e eeuw, al zegt dat laatste niet alles;

      -ten tweede heeft het Frans ook wel iets als umlaut, weliswaar onafhankelijk van die in de Germaanse talen, en het is een kwestie van smaak of je die ook umlaut wilt noemen, maar het is in elk geval hetzelfde procedé. Die Franse ‘umlaut’ is te vinden waar de beklemtoonde klinker in het Latijn gevolgd werd door een lange i of een consonantische i in de volgende lettergreep. Voorbeelden illi > il (naast illa > elle, de ‘normale’ ontwikkeling van beklemtoonde i in gesloten lettergreep), ebrium > ivre, prensi > pris.

  3. Henk Ras

    Voor zover mij bekend waren de kustgebieden in de eerste eeuwen van onze jaartelling helemaal niet zo dunbevolkt. Friezen op terpen (ook in Groningen) en in de duinen woonde een levendig volkje. Zie Museum in Castricum, op hinkelafstand van het treinstation. Groeten, Henk.

  4. Ben Spaans

    Veroverden in de zesde eeuw heel Gallië – heel Gallië? Nee, 1 klein dorpje bleef dapper weerstand bieden, zoals het vanouds gewoon was!

    1. Manfred

      Dat is sinds vorige eeuw gecorrigeerd toen de stam der Vakantiërs jaarlijks heel Frankrijk ging bezetten.

  5. posthma jm

    Geachte heer Lendering, mag ik U erop wijzen dat Willibrodus met de Friezen is verbonden.Hij werd tegen het einde van de zevende eeuw door de Paus tot aartsbisschop der Friezen gewijd.Met een vriendelijke groet,Ballingh van Swichum

    1. Omdat een antwoord uitblijft: al in 1935 heeft A. Lasch (‘Das Altsächsische Taufgelöbnis’, Neuphilologische Mitteilungen 36, 92-133) de tekst als Oudsaksisch bestempeld. De Utrechtse mediëvist Marco Mostert heeft het in zijn veelverkochte boekje ‘754: Bonifatius bij Dokkum vermoord’ over een tekst in het Utrechtse missiecentrum geschreven ‘door een Engelse schrijver naar Angelsaksisch voorbeeld’ (p. 26). Dat maakt het er niet duidelijker op. G.J. Postma behandelt in een artikel uit 2010 (‘De Oudsaksische doopbelofte in het licht van de historische syntaxis’, Nederlandse taalkunde 15 (2010-1) 88-94) een meer ‘Nederlandse’ tekst van de doopbelofte. Maar ook zijn conclusies komen me, net als die van Mostert, nogal speculatief over.

      Ik ben geen taalkundige, maar ga ervan uit dat de Angelsaksische Bonifatius in de Friese en Saksische gebieden waar hij missioneerde in de door hem gesproken volkstaal heel goed verstaanbaar was. Ook de Franken zullen hem overigens wel begrepen hebben.

Reacties zijn gesloten.