
Omstreeks 500 zag de politieke landkaart van Europa er totaal, maar dan ook totaal anders uit dan een eeuw daarvoor. Het Griekssprekende deel van het Romeinse Rijk was intact gebleven, maar in het Latijnsprekende westen bestond het imperium niet langer. Rome was nog altijd een aanzienlijke stad, maar geen schaduw van de metropool die het ooit was geweest. Elders was het niet anders: de steden waren kleiner geworden. Italië werd bestuurd door de Ostrogoten; de Visigoten hadden zich gevestigd in Aquitanië en Spanje; in Gallië hadden de Franken hun macht vanaf de Rijn uitgebreid tot aan de Loire.
Over de oorzaak van het verdwijnen van het Romeinse staatsapparaat in West-Europa wordt al sinds de Oudheid gediscussieerd, maar één ding is zeker: heersers van Germaanse afkomst namen de macht over. De eigenlijke vraag is wat er was veranderd waardoor het mogelijk werd dat kleine groepen krijgers en vluchtelingen een einde konden maken aan de machtigste staat die de wereld ooit had aanschouwd.
Twee gebeurtenissen in 395 lijken van belang te zijn geweest. In de eerste plaats overleed in dat jaar Theodosius, de laatste keizer die over het gehele Romeinse Rijk heeft geheerst. De splitsing in een oostelijke en een westelijke rijkshelft kwam niet uit de lucht vallen. Er waren vanouds grote verschillen tussen de oostelijke provincies, waar de bevolking al sinds mensenheugenis woonde in steden, en het westen, waar het stedelijk leven minder diep was geworteld. In het oosten sprak de elite Grieks, terwijl in West-Europa en de Maghreb het Latijn de voertaal was. Bovendien was sinds 285 de rijksverdediging officieel verdeeld over twee keizers, waarvan de ene de Rijn en de bovenloop van de Donau zou verdedigen terwijl zijn collega de Beneden-Donau, Tigris en Eufraat voor zijn rekening nam.
De combinatie van deze factoren vereenvoudigde het proces van scheiding, dat verder werd bespoedigd doordat keizer Constantijn de unieke hoofdstad Rome opgaf ten gunste van strategischer gelegen residenties als Milaan en Constantinopel. Alleen in de winter van 394‑395 werd het rijk nog een paar weken geregeerd door één keizer, Theodosius dus, die het imperium verdeelde over zijn twee zonen.
De tweede betekenisvolle gebeurtenis in 395 was dat de Visigoten, die na de slag bij Adrianopel in het Romeinse Rijk waren gevestigd, opnieuw begonnen te zwerven. Er zijn verschillende redenen te noemen, maar een ervan lijkt te zijn geweest dat de leiders oordeelden dat als de Germanen langer bleven waar ze waren, ze volledig zouden worden geassimileerd en er dus geen behoefte meer zou zijn aan eigen leiders. Vestiging in een ander deel van het Middellandse Zeegebied was de manier waarop koning Alaric de solidariteit van de groep wilde bewaren en zijn eigen relevantie onderstrepen. De Oost-Romeinse autoriteiten deden het hunne om de groep naar het westen te doen trekken, waar men de problemen maar moest zien op te lossen.
In 405 stonden de Visigoten op het punt Italië binnen te vallen. Om dat te verhinderen werden West-Romeinse troepen weggehaald uit Gallië, waardoor de weg vrijkwam voor andere Germaanse volken, die de geboden kansen meteen benutten. De Sueben, Bourgondiërs en Vandalen gingen op weg en op oudejaarsavond 406 staken ze de Rijn over, waarna ze Gallië onder de voet liepen. De christelijke geleerde Hiëronymus kwam woorden tekort om zijn verhaal te doen. Brief 123 is beroemd.
Slechts één ding wil ik je over de huidige rampspoed melden. Ontelbare buitengewoon woeste stammen bezetten alle Gallische gewesten. Quaden, Vandalen, Sarmaten, Alanen, Gepiden, Heruliërs, Saksen, Bourgondiërs, Alamannen en – beklagenswaardige samenleving! – Pannonische vijanden hebben alles gebrandschat wat zich bevindt tussen de Alpen en de Pyreneeën en door de Oceaan en de Rijn wordt omsloten. […]
Mainz, ooit een vooraanstaande stad, is ingenomen en verwoest, en in de kerk zijn vele duizenden mensen afgeslacht. Worms is na een lange belegering opgehouden te bestaan. De voorname stad Reims, Amiens, Arras, Thérouanne, Doornik, Spiers en Straatsburg – ze zijn deel van Germanië geworden. De provincies zijn geplunderd, met uitzondering van een paar steden, die van buiten door de oorlog en van binnen door de honger zijn verwoest. Slechts met tranen in de ogen kan ik het lot van Toulouse vermelden: alleen het verdienstelijke optreden van de heilige bisschop Exuperius garandeerde dat de stad tot nu toe niet in de as is gelegd.
Omdat alle gebiedsdelen ten noorden van de Alpen in totale verwarring verkeerden, kon de West-Romeinse regering geen aandacht besteden aan de Visigoten. Maar de migranten wilden land, en om duidelijk te maken dat het hun menens was, namen ze in 410 Rome in.
“dat als de Germanen langer bleven waar ze waren, ze volledig zouden worden geassimileerd en er dus geen behoefte meer zou zijn aan eigen leiders”. Dit speelde ook mee, maar er zijn andere, veel belangrijke redenen . Ik vermoed dat je omwille van het verhaal (wordt vervolgd) dit juist even naar voren schuift.
Tja, kerkvaders. De opmerkingen over Germanen, barbaren etc kennen een politiek-religieuze ideologie bij de kerkvaders. Ook hier vermoed ik dat je Hiëronymus citeert om later iets te kunnen verklaren, anders snap ik de niet-kritische benadering niet, die er wel zou moeten zijn.
Verheug me al op het vervolg.
“Bovendien was sinds 285 de rijksverdediging officieel verdeeld over twee keizers”
“Alleen in de winter van 394‑395 werd het rijk nog een paar weken geregeerd door één keizer, Theodosius dus”
Dat is wel heel erg vereenvoudigd. Officieel was er heel weinig geregeld, wat dan ook leidde tot tal van conflicten over wie bijvoorbeeld Dalmatië mocht besturen, hoe de opvolging geregeld was en wie eigenlijk meer of minder te zeggen had. Constantijn was na 285 vele jaren alleenheerser, daarna zijn zoon Constantius II, daarna zijn neef Julianus. Niets was geregeld, en dat leidde na de dood van Theodosius tot de verregaande problemen die je ongetwijfeld gaat behandelen in een volgend stukje.
Het gaat me niet om welles/nietes, maar de prefecturenindeling is gegroeid in de jaren 315-325. Je kunt zeggen dat de administratieve verdeling van het wereldrijk wel degelijk was voorbereid voor 395.
Ik zie je punt maar het ging mij om het concept – net zo min als de Romeinse keizers ooit een afdoende systeem voor hun opvolging hebben kunnen bedenken was de ‘rijksdeling’ in mijn opinie ook geen uitgerijpt ontwerp. Het feit dat men daar direct ruzie over kreeg die eigenlijk nooit opgelost is tot de het einde van het West-Romeinse rijk sterkt mij daarin. Illyrië bleef een punt van ruzie – de steeds weer wijzigende opdeling van dat gebied werd steeds door de sterkste geregeld, en omdat dit gebied nu eenmaal de poort tot Italië was bleef dat ook zo.
“de Visigoten, die na de slag bij Adrianopel in het Romeinse Rijk waren gevestigd, opnieuw begonnen te zwerven. ”
“De Oost-Romeinse autoriteiten deden het hunne om de groep naar het westen te doen trekken, waar men de problemen maar moest zien op te lossen.”
Sorry maar dit is echt niet meer van deze tijd Jona. Er zijn de laatste 10-20 jaar genoeg studies verschenen die dit soort beelden volkomen onderuit hebben gehaald. De Visigoten waren geen groep. Ze zwierven ook niet door het rijk. Alaric was een leider die door Theodosius erkend werd toen hij als kersvers keizertje er niet in slaagde om ze te verslaan in de moerassen van de Donaumonding, en Alaric toen maar in dienst nam. Maar Alaric was nooit ‘leider van de Visigoten’. Hij had een gevolg dat met een ‘familie’ vergeleken wordt, en daar sloten zich allerlei groepen bij aan, inclusief andere Germaanse groepen maar ook Romeinen. Soms werd die groep flink groot en kon hij zijn wil opleggen aan de lokale Romeinse autoriteiten – dat deed hij dan vanuit zijn officiële positie als Romeinse generaal.
Maar er waren ook ander Gotische groepen en andere Goten met machtige posities, zoals Gainas, die het hof in Constantinopel beheerste na Theodosius’ dood, tot hij in 400 zelf ten val werd gebracht met hulp van Fravitta, nog een Goot.
Alaric werd als generaal ook ingezet tegen de rivaal van het hof van Constantinopel, de ‘man-achter-de-troon’ Stilicho. Deze beheerste het hof van Honorius, de ene minderjarige zoon van Theodosius, maar hij eiste het ook gezag op over de andere minderjarige zoon van Theodosius, Dat leidde tot een aantal militaire conflicten waarbij Alaric als generaal werd ingezet als het leger van het Oost-Romeinse Rijk. Niks ‘zwervende Goten’.
Maar wel chaotische Goten zo te zien.
Nogal. Als Alaric succes had zwol zijn ‘leger’ aan, als hij verslagen werd slonk het net zo hard weer. Maar in 406 had Alaric net een deal met Stilicho gesloten zodat die het Oosten kon binnenvallen om zijn claim op de troon definitief te regelen. Dat liep dus spaak door de inval van die Germanen etc in Gallië. Dat liep nogal mis: om de eigen belangen in Brittannië te dekken kwam daar een Constantijn aan de macht die de Germaanse invallers neutraliseerde, maar zelf aspiraties kreeg. Een generaal van hem splitste zich weer af en liet de toegang tot Spanje onbeschermd, zodat de Vandalen en Alanen definitief ten zuiden van de Pyreneeën zaten.
Stilicho kon daarom zijn plannen niet uitvoeren, moest Alaric afkopen, met geld van rijke (en nu boze) Romeinen wat hem de kop kostte. Weer een andere Goot (Sarus) werd op de Britse usurpator afgestuurd – maar ik loop nu misschien Jona voor de voeten, en we zijn nog niet eens in 410.
En om de chaos compleet te maken hebben we dan nog grote boerenopstanden (Bagaudae), drukkende belastingen en teruglopende landbouwproducten mede veroorzaakt door klimaatverandering….
Het hielp allemaal niet echt nee.
Bagaudae waren in die tijd trouwens minder boerenopstanden dan wel ‘diasaffected citizens’, burgers die hun vertrouwen in de structuur van de overheid volkomen kwijt waren en liever zelf hun zakjes regelden. Natuurlijk werden ze als opstandelingen gekwalificeerd en hardhandig betreden.
Robert, ik vermoedde al dat je met een reactie zou komen, mijn handen jeukten ook, maar ik wacht even af waar dit verhaal naar toegaat. De titel van het verhaal is ‘De gesel Gods’. Atilla of Hunnen zijn nog niet genoemd. Ik vermoed dat het thema de Euro-Aziatische steppe is,die de komende jaren een veel grotere rol krijgt in allerlei historische verklaringen.
Wie van de Donaumonding via Zuid-Italië uiteindelijk in Zuid-Frankrijk en Spanje terechtkomt (zwager Athaulf) is toch flink aan het zwerven, lijkt me.
Daar zou je gelijk in hebben als we het over een homogene groep hadden. Dit beeld werd geschapen door Jordanes – hij beschreef het verhaal van één stam die onder dezelfde koningen had geleefd vanaf de Balische Zee tot in Spanje en Italië. De schoolboekje namen dat beeld graag over, en er zijn helaas nog steeds van die kaartjes met pijlen van hot naar her, allemaal simplistische onzin maar het geeft zo’n mooi (en vooral gemakkelijk beeld) van ‘volksverhuizingen’ (die gewoon nooit zo hebben plaatsgevonden).
We weten inmiddels door onderzoek redelijk zeker dat dit onzin was, een mythe bedoeld om de dynastie te ondersteunen. In feite bestonden ‘de’ Goten nooit, het waren allemaal groepen die samenwerkten (of niet), soms keihard tegenover elkaar stonden, en plaats boden aan groepen en individuen die zeker niet Gotisch of zelfs Romeins waren. Alaric was niet gerelateerd aan eerdere leiders, en met wat pech voor hem had dit verhaal aan Gainas of een andere warlord opgehangen kunnen worden. Pas na Alaric zien we een dynastie, die op dat moment (vroege vijfde eeuw) voor de Ostrogoten nog totaal niet aan de orde is.
Er is dus geen sprake van één stam die van de Donau tot in Spanje zwerft, het gaat om het leiderschap van een man Alaric) en daarna een familie die met een wisselend gevolg hun machtsgebied dan weer hier en dan weer daar hebben. Pas vanaf het moment dat de Visigoten in Zuid-Frankrijk geplaatst worden (door de Romeinse overheid) begint daar een groei naar iets was later herkend kan worden als een homogene groep.
Ik ben op de hoogte van die punten, maar hé, ik schrijf niet voor wetenschappers. Ik kan wel woorden als Tervingi en Greuthungers gaan gebruiken, maar daarmee bereik ik vooral bevreemding.
Ondertussen is dit wel een punt. De informatiebehoefte van althans een deel van het publiek, zoals jij nu, ligt hoog. Ik kan daarop, met het oog op andere doelgroepen, niet inspelen, terwijl de universiteiten het niet willen. Of de inhoudelijke kennis niet langer hebben, want er zijn nogal wat academici die mijn maandagse blogjes benutten om kennislacunes te vullen. Ik weet niet goed wat ik daarvan moet denken.
Begin je te beseffen hoe groot je eigenlijk bent geworden…? (Is ook wel eng, informatie moet niet te afhankelijk van een individu zijn, dat begrijp ik.)
Het is inderdaad een kwestie. Ik heb bij vier gelegenheden bij de universiteit aangekaart dat er beleid moet komen maar ze gaven viermaal geen sjoegge. Het is nogal wat, iemand een prijs opdringen, moeten erkennen dat er geen beleid voor bestaat, vervolgens iemand uitnodigen te komen spreken en zo iemand dan als bestuur wegblijven, een klasje studenten laten komen luisteren, en als enige bestuurslid geen reactie geven.
“In 405 stonden de Visigoten op het punt Italië binnen te vallen. Om dat te verhinderen werden West-Romeinse troepen weggehaald uit Gallië, waardoor de weg vrijkwam voor andere Germaanse volken, die de geboden kansen meteen benutten”
Dat klinkt heel logisch maar ook dit zit wat ingewikkelder in elkaar. Alaric was namelijk al in 402 noord-Italië binnengevallen waardoor Stilicho zich gedwongen zag de verdediging langs de Rijn te verzwakken. Maar Alaric had zich al in 403 weer teruggetrokken, dus is er geen direct verband te vinden tussen Alaric en de val van de Rijngrens.
Wat wel relevant is, is de inval van een immense groep Germanen onder leiding van Radagais in Italië, die met moeite door Stilicho wordt geneutraliseerd (augustus 406), terwijl de inval over de Rijn plaatsvind in de late herfst of vroege winter van dat jaar. Niks Alaric.
“De christelijke geleerde Hiëronymus kwam woorden tekort om zijn verhaal te doen. Brief 123 is beroemd.”
Zeg maar berucht. Echt een jammerproduct van zijn tijd, waarin het volkomen acceptabel was om te beschrijven hoe het land volkomen verwoest was, de steden ingenomen, geplunderd en vol wilde dieren, alle bewoners vermoord of verdreven, de akkers kaal en verwilderd, de bossen afgebrand.
Of zoiets. Ik neem Hiëronymus (die schreef vanuit Palestina) niet meer of minder serieus dan Fastidius, Salvianus, Orientius, Sidonius, Gildas, Gregorius. Want de archeologie heeft nog nooit en bevestiging kunnen leveren van die vreselijke beschrijvingen. Het zal traumatisch genoeg zijn geweest voor de bewoners in het pad van die invallers, maar Worms was er ook na 405 (406 dus) gewoon nog en binnen een paar maanden zorgden troepen uit Brittannië weer voor een vorm van stabiliteit langs de Rijn
Van Gregorius van Tour een mooi citaat over die woelige periode:
Gregory of Tours, Homilies on Ezekiel, II.6.22
What is there to please us in this life? On every side we see grief, on every side we hear groans. Cities are destroyed, forts overthrown, fields depopulated, the lands reduced to a wilderness. No inhabitant remains in the fields, and scarcely any dweller in the cities; and yet these tiny remnants of the human race are still afflicted every day without respite. And the lashes of heavenly justice do not end because their faults are not corrected even under the lash. Some we see carried into captivity, other mutilated, others killed. What then is there to please us in this life, my brothers? If we still delight in such a world, it must be wounds we love, not joys. We see what will be left of Rome herself, who for a while seemed mistress of the world; bruised again and again by many great sorrows, by desertion of her citizens, by oppression by her enemies, and by repeated destructions, so that we may see in her what the prophet says against the city of Samaria [Ezekiel 24] …Where is now the senate? Where now the people? …And we few who have remained are still daily oppressed by the sword and innumerable tribulations… For because the senate is missing and the people lost, and because even among those who remain sorrows and groans daily increase, Rome. Now deserted, burns.
Juist de laatste jaren zie bij sommige archeologen een soort revisionisme. Ward-Perkins heeft onder andere gewezen op het verdwijnen van graffiti en, geloof ik, het stokken van de productie van dakpannen in vijfde-eeuws Italië. Daaruit trok hij de conclusie dat de impact van de Barbaarse invallen groot was. Een historicus als Peter Heather volgt hem hierin. Hun polemische conclusies deel ik niet, maar men kan niet stellen dat alle literatuur van de laatste jaren over dit onderwerp dezelfde kant op wijst.
Bedoelt u bij het citaat hierboven niet paus Gregorius I?
Revisionisme is een opinie.
Het verdwijnen van de dakpannen (voor de volledigheid: hij beschrijft dat de dakpan die zelfs op kleine schuurtjes lag bijna volledig verdwijnt tot in de 16e eeuw) is een beeld dat bij de diepe economische crisis hoort die vooral het West-Romeinse Rijk treft. Ook het verdwijnen van grote nieuwbouw in steen en de massaproductie van kwalitatief aardewerk hoort daarbij. Ward-Perkins en Heather zijn (juist) van mening dat het niet zozeer om invallende barbaren ging maar om de afnemende invloed vanuit Rome die tot onveiligheid en chaos leidde. De groeiende macht van de ‘barbaren’ was niet zozeer oorzaak als wel gevolg, al zal dat voor de boer in de provincie weinig hebben uitgemaakt.
Gregorius – inderdaad! Quote mixup. Dank!
Ik begrijp inmiddels dat Jona hier een stuk uit 2004 opnieuw publiceert. Ik trek mijn opmerkingen over zijn ogenschijnlijk gebrek aan tekstkritiek hierbij in – in 16 jaar is er veel gepubliceerd.
Dan hoop ik dat jullie allemaal ons van vele aanvullingen voorzien, want ik vind het bar interessant.
Voel je vrij me te blijven verbeteren. Dan leren we er allemaal van.
Van wie is de vertaling van dit brieffragment?
Ik vind het best vreemd om “extremique hominum Morini” vertaald te zien als “Thérouanne”.
Hoewel ik het wel snap, vind ik het toch bezwaarlijk als een vertaler zich zo’n vrijheid permitteert. Helaas komen dit soort ‘uitglijders’ (als je dat zo mag noemen) best vaak voor bij vertalingen, waardoor je altijd op je hoede moet blijven als je antieke teksten wilt bestuderen. Ik vraag me wel eens af hoeveel moderne historici en historici in opleiding teksten alléén nog in vertaling bestuderen, met alle mogelijke misverstanden tot gevolg. Het betreft hier bovendien geen poëzie, waarbij ‘vertalen’ natuurlijk weer een vak apart is en het vaak vrijwel onmogelijk is om heel ‘strikt’ te blijven.
Ik geloof dat ik die vertaling zelf heb gemaakt, zestien jaar geleden.
Het punt met een vertaling is altijd voor wie die is. Als ik de tekst nodig heb om de geografische reikwijdte van de invasie te schetsen, maak ik er Thérouanne van (tenzij het is voor een vergadering van het Kantelberggenootschap want dan is het natuurlijk gewoon Terwaan. 😉 ) Als ik daarentegen de literaire kant te benadrukken, dan mag het citaat van Vergilius niet onherkenbaar zijn.
@Robert. Uit het slot van het citaat van Gregorius van TourS: “groans daily increase, Rome. Now deserted, burns.” Moet de komma vóór Rome niet weg en vervangen door een punt, zodat Rome,[], now burns?
En om met @FrankB te spreken: “bar interessant” allemaal. Ik ben heel benieuwd naar de ‘push en pull-factoren’ die speelden in deze processen van expansie en krimp op staatsvormingsnivo.
Hallo Willem,
Het blijkt dus Paus Gregorius te zijn en niet onze Franse vriend. Ik heb geen controle over de Engelse tekst, maar dit is een betre vertaling denk ik:
Where is the Senate? Where is the people now? Their bones have wasted away, their bodies have been consumed, every rank of secular offices in her is extinguished. Her entire unity is boiled away. But daily swords, daily countless troubles press upon us few who have remained thus far. Therefore it is said, ‘Also place that emptiness upon the live coals.’ For because the Senate is gone, the people has perished, and, moreover, amongst the few who remain griefs and groanings are multiplied daily, Rome, now empty, burns.
Ik ben een leek. Ik volg de Mainzer Beobachter allereerst omdat de stijl en de waanzinnig brede kennis van Jona Lendering mij erg goed liggen. Maar dit soort discussies vind ik ook buitengewoon spannend – en het interesseert me niet wie er “gelijk” heeft. Gaan jullie vooral door: Jona met het (al dan niet té) puntig samenvatten van de periode en anderen met het invullen van de details. Ik leer een hoop! En dat is dan nog maar de aanloop 😉