Het Byzantijnse Rijk (2): Bloei

Mozaïek uit de Hagia Sofia

[Tweede van drie blogs over het Byzantijnse Rijk. Het eerste was hier.]

De Byzantijnse geschiedenis begint op het moment dat de Romeinse keizers Constantinopel in gebruik namen als voornaamste keizerlijke residentie. Wie een datum zoekt, zou 11 mei 330 kunnen noemen, maar iedereen begrijpt dat het niet op een dag eerder of later steekt. De geschiedenis eindigt in elk geval op een heel precies moment: op 29 mei 1453. Toen veroverde de Ottomaanse sultan Mehmet II de stad. Ik blogde er al eens over. Historici verdelen het tussenliggende millennium in drie perioden.

Justinianus

De eerste daarvan, van 330 tot 867, is te typeren als ontstaan, crisis en voortbestaan. Tijdens de regering van Justinianus (r.527-565) deden de Byzantijnen een laatste poging de westelijke provincies van het voormalige Romeinse Rijk te heroveren. Dit plan slaagde grotendeels: generaal Belisarius heroverde de rijke provincies in Italië en Afrika, de steden in Libië verjongden (de Ananeosis) en Byzantijns goud kocht invloed in Frankisch Gallië en Visigotisch Spanje. De hervonden eenheid werd gevierd met de bouw van de kerk van de Heilige Wijsheid, de Hagia Sofia, in Constantinopel. De prijs voor de hereniging was echter hoog. Justinianus moest de Sasanidische Perzen afkopen en kreeg te maken met stevig verzet, bijvoorbeeld in Ostrogotisch Italië.

Lees verder “Het Byzantijnse Rijk (2): Bloei”

Traditionskern

Frankische mantelgesp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Ik ben al weken bezig met het lezen van de Getica van de Byzantijnse auteur Jordanes, een tekst over de geschiedenis van de Goten waarvan onlangs een mooie en goed ontvangen becommentarieerde vertaling is verschenen van de hand van de Gentse oudheidkundigen Peter Van Nuffelen en Lieve Van Hoof. Er is een hoop over te zeggen, zoals dat de tekst teruggaat op een ouder origineel. Of dat ze begint met verhalen over de vroege geschiedenis van de Goten, die ooit hadden gewoond op “Scandza”, een eiland tegenover de Weichsel, onder leiding van een koning Berig. Er volgen beschrijvingen van migraties naar en langs de Weichsel naar Skythië, waar ze leefden onder een koning Filimer, en vervolgens naar Mysië, Thracië en Dacië. Daarvandaan barstten de Visigoten en Ostrogoten later het Romeinse Rijk binnen.

Oorsprongsgeschiedenis

Dit is een oorsprongsgeschiedenis waarvan we er meer kennen. Een ander voorbeeld is de Geschiedenis van de Franken van Gregorius van Tours. En weer een ander voorbeeld is de Geschiedenis van de Langobarden van Paulus de Diaken. En of het nu gaat om Goten, Franken of Langobarden, ze bewegen allemaal van de randen van de aarde naar de Mediterrane wereld. We hebben diverse van zulke geschiedwerken en ze bevatten allemaal dezelfde curieuze mengeling van bijbelse geschiedenis, citaten uit Griekse en Romeinse auteurs, én eigen tradities van de volken.

Lees verder “Traditionskern”

MoM | Rome 455, Washington 2021?

Als mijn uitgever het me vraagt, en als die uitgever ook nog inhoudelijk nadenkt over wat geschiedenis is, kan ik moeilijk weigeren. Vandaar: een stukje over de vergelijking in het plaatje hierboven. Mijn uitgever heeft gelijk: de grap, waarin de Vandalen van 455 staan tegenover de vandalen van 2021, veronderstelt een achterhaalde visie op de Vandalen. Wie de Vandalen waren, leest u maar in het boek van Mischa Meier. Ik schreef er al over en zal er nog weleens op terugkomen. Mij gaat het vandaag om de vergelijking zelf.

Washington en Rome

Het is namelijk niet de enige recente vergelijking tussen gebeurtenissen in Washington en gebeurtenissen in het Romeinse Rijk. Hier staat bijvoorbeeld Donald Trump naast de Gracchi, de Pompeii en de Caesares die een einde maakten aan de Romeinse republiek. Er valt iets voor te zeggen. Een elite die privileges accepteerde zonder dienstbaarheid, werd ervaren als corrupt, had geen steun meer en ging ten onder. Maar ja: die analyse is zó algemeen dat ’ie altijd klopt. De instorting van het pausdom in de dertiende eeuw en de ondergang van het Franse absolutisme zijn andere voorbeelden. De vergelijking is zo breed dat ze zinledig is.

Lees verder “MoM | Rome 455, Washington 2021?”

Wat is er nieuw? Spanje

Een Iberische zilveren schaal uit Tivissa (Archeologisch museum van Catalonië)

Het Iberische Schiereiland is bij de bestudering van de antieke wereld een beetje een buitenbeentje. Vergeleken met Italië en Griekenland zijn er betrekkelijk weinig bronnen, terwijl de archeologie het in de Franco-jaren niet heel gemakkelijk heeft gehad. Toch is de geschiedenis boeiend: de IJzertijdculturen, de komst van Fenicische en Griekse kolonisten, de keltificering, de oorlog tussen Karthago en Rome, de geleidelijke verovering van het metaalrijke gebied, de rustige keizertijd, het Rijk van Toledo en tot slot de bliksemsnelle Arabische verovering.

Conflictarcheologie

De laatste jaren zijn er vrij veel belangrijke opgravingen, waarvan vooral de conflictarcheologie van Spanje de aandacht trekt. Archeologie is meestal de bestudering van lange processen, maar het opgraven van een slagveld biedt een overlap met evenementiële geschiedenis en is dus een uitgelezen kans om de archeologische methoden te vergelijken met de methoden van de historici en zo verder te groeien. Die dimensie komt niet meteen aan de orde in de berichtgeving van El Pais, maar is wel waarom Spanje interessant is.

Lees verder “Wat is er nieuw? Spanje”

MoM | Antieke migraties en migranten (2)

Het negentiende-eeuwse beeld van de deelnemers aan de Grote Volksverhuizingen (Heldenplatz, Wenen)

[Voor het eerste deel van deze reeks over antieke migratie: hier.]

De migratie van namen

Je kunt niet zeggen dat de verplaatsing van een naam met bijbehorende Traditionskern voldoende bewijs is voor migratie. Het probleem is dat die namen óf niet bijster consistent zijn óf niets zeggen. De naam “Vandalen” betekent zoiets als “zwervers” (vgl. to wander) en deze groep staat eveneens bekend als Lugii, Asdingen, Hasdingen en Silingen. Het is wat moeilijk op deze wijze een scherp beeld te krijgen.

Of neem de Goten. Hun naam migreerde van de Oostzee naar het zuidoosten en dat past bij het archeologisch bewijs. Er zijn namelijk nauwe banden tussen enerzijds de Wielbark-cultuur aan de Weichsel in de eerste twee eeuwen van onze jaartelling en anderzijds de derde/vierde-eeuwse Tsjernjachovcultuur in Oekraïne en de Santana de Mureş-cultuur in Roemenië. Een denkbaar scenario is dat de Goten naar het zuidoosten trokken, dat ze na enkele plundertochten in de derde eeuw werden verslagen, en toen door keizer Aurelianus de Romeinse provincie Dacië kregen toegewezen. Eén groep vestigde zich daar en stond sindsdien bekend als Tervingi (“bosmensen”). De elite liet zich de Vesi noemen, “de edelen” of “de wijzen”. De andere groep bleef achter in Oekraïne en noemde zich “steppemensen” ofwel Greutungi, maar ook Ostrogoti, “de schitterende Goten”. (De “Oost-Goten” en de “West-Goten” die u kent uit Asterix zeggen meer over Fransen die zóveel houden van Duitsland dat ze willen dat er wel twee van zijn.)

Lees verder “MoM | Antieke migraties en migranten (2)”

MoM | Antieke migraties en migranten (1)

Een laatantieke ruiter keert terug (Nagyszentmiklós-schat, Kunsthistorisches Museum, Wenen)

Migratie, dat mensen met een bepaalde identiteit elders gaan wonen bij mensen met een andere identiteit, is momenteel een belangrijk oudheidkundig thema. Eerlijk is eerlijk: dat is soms gemakzuchtig inhaken op de actualiteit. Migratie heeft immers problematische kanten die momenteel de aandacht trekken en er zijn oudheidkundigen die het belang van hun vak denken te kunnen tonen door erop te wijzen dat je ook in de Oudheid migratie had. Dan toon je je eigen irrelevantie want je loopt aan achter wat anderen belangrijk vinden in plaats van je eigen kwaliteiten te tonen. Het is zoiets als tijdens een pandemie beweren dat je ook in de Oudheid epidemieën had. Gelukkig is er ook een minder zelfdestructieve reden om je met migratie bezig te houden: de DNA-revolutie.

Door het onderzoek naar antiek DNA en het isotopenonderzoek wordt duidelijk dat de mensen vroeger buitengewoon mobiel waren, minimaal in sommige regio’s en tijdperken, wat betekent dat ideeën veel breder konden circuleren dan wel aangenomen is geweest. Wie een Latijnse tekst interpreteert, kan niet langer om Aramese parallellen heen, om het samen te vatten. Ons vak staat op de grondvesten te trillen en om die reden was “Van heinde en verre” in 2019 het thema van de Week van de Klassieken.

Maar migratie was al eerder een thema: in de negentiende eeuw. Omdat de toenmalige noties nog steeds circuleren, vandaag twee “Methode op Maandag”-stukjes over die materie.

Lees verder “MoM | Antieke migraties en migranten (1)”

De gesel Gods (6)

Een Frankische krijger: de Heer van Morken (Johnny Shumate)

[Voorlaatste deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en behandelde het begin van de veldslag op de Catalaunische Velden.]

De anekdote over de stroom bloed waarmee het vorige stukje eindigde oogt onwaarschijnlijk, maar zwaardwonden zijn over het algemeen vrij groot en antieke veldslagen lijken buitengewoon bloedig te zijn geweest. Als er ook nog paarden zijn doodgebloed, is er geen enkele reden om te twijfelen aan Jordanes’ macabere beschrijving.

Het landschap is licht glooiend en toen de Visigotische en Romeinse ruiters hun tegenstanders achternazetten, raakten ze het contact met de Hunnen kwijt, bijvoorbeeld door aan de andere zijde langs een heuvel te rijden. Bij het vallen van de avond bleken ze het kamp van de Hunnen te zijn gepasseerd. Thorismund, de zoon van de gesneuvelde Visigotische koning Theodorik, reed in de nacht argeloos het kampement van zijn vijanden binnen en werd maar met moeite door zijn volgelingen bevrijd. Het woord is opnieuw aan Jordanes (in de vertaling van Hein van Dolen).

Lees verder “De gesel Gods (6)”

De gesel Gods (5)

Catalaunische Velden, waar Aetius het opnam tegen Attila

[Vijfde deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en ik was gekomen tot Attila’s inval van Gallië in 451 na Chr. Hij had niet al zijn doelen kunnen bereiken en zocht een plaats om slag te leveren tegen een coalitie van de Romeinen en hun Germaanse bondgenoten, geleid door generaal Aetius.]

Attila meende dat hij een goed slagveld had gevonden op de eindeloze grasvlakte tussen het huidige Troyes en Châlons-sur-Marne: de Catalaunische Velden. Alles draaide om het bezetten van een heuvelrug. Als de soldaten van de Romeinse coalitie die als eersten bezetten, zouden hun bogen een draagwijdte krijgen waarmee ze gelijk kwamen aan de Hunnen; omgekeerd, als Attila’s krijgers de heuvelrug bezetten, dan restte de tegenstanders niets anders dan de aftocht. Jordanes, die in de zesde eeuw een Geschiedenis van de Goten schreef, doet verslag van de veldslag die hier op 20 juni 451 plaatsvond. De fragmenten zijn vertaald door Hein van Dolen.

Theodorik bezette met de Visigoten de rechtervleugel en Aetius met de Romeinen de linker. Ze lieten Sanguibanus in het midden plaatsnemen (hij was de aanvoerder van de Alanen). Dat gebeurde uit strategische voorzorg om de man in wiens moed zij weinig fiducie hadden door een massa getrouwen te omringen. Immers, wie nauwelijks kans krijgt te vluchten, strijdt noodgedwongen mee.

Lees verder “De gesel Gods (5)”

De gesel Gods (3)

Frankische ruiter op een mantelspeld (Archeologisch park, Xanten)

[Derde deel van een zevendelige reeks over Attila de Hun. Het eerste deel was hier en ik was gekomen tot de plundering van Rome door Alarics Visigoten, die plaatsvond in 410.]

Orosius had, zoals gezegd, een goede reden om de schade van de plundering van Rome in 410 te presenteren als minimaal. Onmiddellijk na de plundering van de stad hadden traditionele Romeinen beweerd dat deze ramp was veroorzaakt doordat de eredienst voor de oude goden was verwaarloosd. Om die kritiek te pareren, schreef Orosius dus zijn Wereldgeschiedenis tegen de heidenen, waarin hij beargumenteerde dat de rampen die de Romeinen sinds de opkomst van het christendom hadden getroffen, wel meevielen en dat vroeger alles slechter was geweest.

Hoewel de tijd deze visie heeft weersproken, had Orosius het in zijn analyse van de plundering van Rome wel ruwweg bij het rechte eind. Alaric wilde land en om die boodschap over het voetlicht te krijgen hoefde hij geen apocalyps te ontketenen. Rome herstelde van de klap en toen de Visigoten in Aquitanië eenmaal hun land hadden gekregen, werden ze trouwe bondgenoten van Rome. Hetzelfde gold voor andere stammen: de Sueben kregen Galicië, in het noorden richtten de Franken verschillende koninkrijkjes in, de Bourgondiërs vestigden zich aan de Midden-Rijn, en aan het land van de Vandalen herinnert nog altijd de naam [V]Andalusië. Met uitzondering van de laatsten, die onrustig bleven, stelden deze stammen zich in deze regel loyaal op en archeologisch gezien zijn er niet zulke grote verschillen tussen een autochtone Romeinse edelman in Gallië en een Visigotische krijger.

Lees verder “De gesel Gods (3)”

De gesel Gods (1)

Reliëf van elf goden, een heros en keizer Theodosius uit Efese (Archeologisch Museum, Selçuk)

Omstreeks 500 zag de politieke landkaart van Europa er totaal, maar dan ook totaal anders uit dan een eeuw daarvoor. Het Griekssprekende deel van het Romeinse Rijk was intact gebleven, maar in het Latijnsprekende westen bestond het imperium niet langer. Rome was nog altijd een aanzienlijke stad, maar geen schaduw van de metropool die het ooit was geweest. Elders was het niet anders: de steden waren kleiner geworden. Italië werd bestuurd door de Ostrogoten; de Visigoten hadden zich gevestigd in Aquitanië en Spanje; in Gallië hadden de Franken hun macht vanaf de Rijn uitgebreid tot aan de Loire.

Over de oorzaak van het verdwijnen van het Romeinse staatsapparaat in West-Europa wordt al sinds de Oudheid gediscussieerd, maar één ding is zeker: heersers van Germaanse afkomst namen de macht over. De eigenlijke vraag is wat er was veranderd waardoor het mogelijk werd dat kleine groepen krijgers en vluchtelingen een einde konden maken aan de machtigste staat die de wereld ooit had aanschouwd.

Lees verder “De gesel Gods (1)”