
[Mijn goede vriend Richard Kroes werpt een blik op het Hooglied. Het eerste deel van dit stuk was hier.]
Zou met het woord “navel” iets bedoeld kunnen zijn dat lager zit dan de buik? Zeer geleerde theologen hebben dikke boeken vol geschreven over deze belangwekkende kwestie, want een alternatieve verklaring ligt natuurlijk voor de hand.
Het Hebreeuwse woord voor “navel”, sjorr, zo betogen zij, komt overeen met het Arabische soerr, “navelstreng”. Dat woord is afgeleid van sarra “blij maken”. Van datzelfde woord is ook sirr afgeleid, wat letterlijk “geheim” betekent, maar ook gebruikt kan worden om de geslachtsdelen aan te duiden. In het Arabische schrift, dat net als het Hebreeuwse alfabet geen klinkers noteert, zijn soerr en sirr niet van elkaar te onderscheiden. Ze worden beide geschreven als sr. Stel nu eens dat er in het Hebreeuws een aan sirr verwant woord heeft bestaan, dat het vrouwelijk geslachtsdeel aanduidde? En stel nu eens dat preutse rabbi’s daar later, door toevoeging van de “juist” klinkertekens, sjorr van gemaakt hebben, zodat het “navel” werd?
Voor deze lezing zijn nog meer argumenten. Letterlijk staat er: “Je navel is een kom van de maan”. Die “maan” wordt doorgaans opgevat als metafoor voor de rondheid van die “kom”, maar als het nu eens verwees naar de “maan” als vruchtbaarheidssymbool? Bovendien weten we uit Babylonische teksten dat “drinken” kan slaan op het bedrijven van de liefde. Dat verklaart dan ook de wijn die niet in de “navel” mag ontbreken.
Het klinkt allemaal vergezocht. Deze argumenten kregen extra gewicht toen in de negentiende eeuw de overeenkomsten tussen passages in het Hooglied en de Arabische wasf werden ontdekt. In de beschrijvingen zat onmiskenbaar een volgorde, van boven naar beneden of andersom, en volgens de regels van de wasf zit tussen heupen en buik bij een vrouw nu eenmaal…
Tja, dan wreekt zich het Nederlands. Het Hooglied is liefdespoëzie en in deze passage bezingt de Man het lichaam van zijn vriendin. Dat kan alleen in positieve termen. En probeer de vrouwelijke geslachtsdelen maar eens aan te duiden in het Nederlands, dat daarvoor alleen medische termen en scheldwoorden heeft. De geleerden die de theorie verdedigen dat de vrouwelijke geslachtsdelen zijn bedoeld, gebruiken allemaal de vertaling “vulva”, maar dat zijn dan ook wetenschappers. Minnaars zullen toch écht wel iets anders in de mond nemen.
Er zijn ook geleerden die deze naar pornografie neigende vertaling bestrijden. Het Hebreeuwse woord sjorr kom vaker in de Bijbel voor. In Ezechiël bijvoorbeeld:
Op de dag dat je geboren werd, was er niemand om je navelstreng door te snijden of om je schoon te wassen, niemand om je met zout in te wrijven of in doeken te wikkelen. (Ezechiël 16.4; NBV21)
Daar blijkt toch duidelijk de betekenis “navelstreng”uit. Bovendien is het Hooglied niet veel ouder dan de oudste Griekse vertaling ervan, de Septuagint. Daarin wordt het woord sjorr al vertaald met omfalos, wat toch écht “navel” betekent. Hetzelfde geldt voor de vertaling van de Vulgaat: umbilicus, er is geen twijfel over mogelijk, betekent “navel”.
Welk lichaamsdeel wordt nu bedoeld? De discussie over die vraag is er een van letterlijkheid en dus is het de verkeerde vraag. De dichter van het Hooglied bedient zich op allerlei niveaus van suggestieve woorden en beelden: de lezer leest het één, maar denkt meteen aan het ander. Maar er stáát niet waar de lezer onwillekeurig aan moet denken. Welke van de twee het nu is, is een vraag die de dichter nu juist in het midden wil laten.
Een goede dichter roept bij zijn lezers meer ideeën en associaties op dan er letterlijk in de tekst staan. Een goede vertaling zou precies hetzelfde moeten doen: het één vertalen, het ander suggereren. Het probleem met welk woord uit de doeltaal je moet vertalen kan dan ook creatief worden opgelost. Er wordt namelijk geen woord gevraagd, maar een beeld, een dubbelzinnig beeld. Het Hooglied wordt dan een ware uitdaging: het staat vol met dubbel- en meerzinnige teksten. De vraag waar het woord voor “navel” nu precies over gaat, is slechts één van de vele passages waar de lezers, ook katholieke jongeren, hun fantasie juist de vrije loop moeten laten.
Wow! Dank je wel Richard!
(Voor mannelijke geslachtsdelen is onze taal overigens niet veel vriendelijker. Calvinisme? Of gaat dat vroeger terug?)
Op zoek naar een niet onvriendelijke benaming van het mannelijk geslachtsdeel dacht ik aan “piemel”, hetgeen mij noch wetenschappelijk, noch grof humoristisch lijkt te zijn. Het WNT presenteert echter de connotatie “klein”, hetgeen toch op kleinerende spot lijkt te wijzen. Tegelijkertijd wordt daarbij “roede” als omschrijving van dit anatomische onderdeel gebruikt, hetgeen mij een behoorlijk neutrale aanduiding lijkt te zijn (behalve misschien in handen van Gerard Reve).
Sommige bijbelexegeten uit de Antiocheense school (bijv. Theodorus van Mopsuestia, vijfde eeuw) zagen Hooglied ook als “gewoon” liefdesgedicht. Zij trokken daaruit de conclusie dat het eigenlijk niet in de canon thuishoorde.
“Het klinkt allemaal vergezocht. ”
Welnee.