
Tijd voor weer een stukje over het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld. Zoals u weet zijn handboeken alleen maar een basis voor het echte onderwijs. In de colleges leert de student dat het niet zo is als de handboekstof, of dat het genuanceerder ligt, of dat het volslagen raaskalderij is, of de onverwachte bevestiging van het tegendeel, dat precies datgene is waarover de docent een grundlegende studie heeft gepubliceerd. Whatever. Vandaag een zinnetje dat mooi illustreert dat een handboek niet bedoeld is als meest complete behandeling.
De situatie: door de Zeevolken-crisis is het Bronstijdsysteem in elkaar gestort. Het gaat overal wat minder maar in sommige gebieden blijven orde & gezag & schrijfcultuur bestaan. Egypte is na de ondergang van de Twintigste Dynastie weliswaar verdeeld geraakt, en Libische potentaten nemen de macht over, maar ook in de “Derde Tussentijd” bestaat nog wel enig legitiem gezag. De koningen van de Eenentwintigste en Tweeëntwintigste Dynastie zijn zeker geen schlemielen. Dat bewijst bijvoorbeeld Šešonq I, die regeerde van 943 tot 922 v.Chr.
Šešonq, de bijbelse Sisak
De Blois en Van der Spek schrijven:
Er werden pogingen gedaan Palestina te veroveren. Een koning van een Libische dynastie (Šešonq, in de Bijbel Sisak) bereikte Jeruzalem, de hoofdstad van het juist ontstane rijk Juda (ca. 935). Hij roofde de tempel leeg, maar wist het Egyptische gezag niet blijvend te vestigen.
Het rijkje Juda was ontstaan toen het koninkrijk van Salomo uiteen was gevallen in een noordelijk Israël en een zuidelijk staatje rond Jeruzalem. Dat is althans hoe de Bijbel het vertelt. Het kan niet vaak genoeg worden benadrukt dat er nul bewijs is dat Salomo een historisch persoon is. Hij is alleen bekend uit de Bijbel en uit daarop teruggaande en dus elimineerbare bronnen. Dat ik persoonlijk denk dat Salomo wel heeft bestaan, wil niet zeggen dat voor dat vermoeden afdoende bewijs zou bestaan.
Volgens diezelfde Bijbel bleef Salomo’s zoon Rechabeam achter met het rompstaatje Juda toen het noordrijk zijn eigen weg ging onder koning Jerobeam. Die twee IJzertijdstaatjes hebben zeker bestaan en het noordelijke rijk was het sterkste. Beide lagen binnen de ooit, in de Late Bronstijd, door Egypte beheerste gebieden en het is niet zo vreemd dat Šešonq/Sisak er belang in stelde.
Twee bronnen
Over zijn plundering van Jeruzalem lezen we in 1 Koningen 14.25 (Nieuwe Bijbelvertaling).
In het vijfde jaar van de regering van koning Rechabeam trok koning Sisak van Egypte tegen Jeruzalem op. Hij roofde de schatten uit de tempel van de HEER en het koninklijk paleis en nam alles mee, ook de gouden schilden die koning Salomo had laten maken. Koning Rechabeam liet toen bronzen schilden maken en gaf deze in bewaring aan de bevelhebbers van de koninklijke garde, die het paleis bewaakte. Telkens als de koning naar de tempel van de HEER kwam, namen de leden van de garde de schilden mee, en daarna brachten ze die weer terug naar hun kazerne.
Die campagne is eveneens een feit. Zelf vertelt Šešonq/Sisak erover in een inscriptie in Karnak. Over de omstreden chronologie hoeven we het hier niet te hebben, maar wel over de inconsistentie tussen de twee bronnen. De inscriptie vermeldt namelijk ruim 150 plaatsen en we kunnen de veldtocht in enig detail reconstrueren, maar de koning vermeldt één stad niet: Jeruzalem. Terwijl je verwacht dat een vijandelijke hoofdstad wel aandacht zou krijgen.
Op een vervolgcollege na lectuur van het handboek kun je twee mogelijke verklaringen bespreken:
- De Egyptische tekst is fout.
- Het Bijbelverhaal is fout.
Dat laatste lijkt plausibel, want oudtestamentici vermoeden dat 1 Koningen, als onderdeel van het Deuteronomistisch Geschiedwerk, tot stand is gekomen in de tweede helft van de zevende eeuw v.Chr. Er was dus een eeuw of drie om te verklaren waarom er geen gouden maar bronzen schilden in de tempel waren en er waren ook drie eeuwen geweest om een en ander toe te schrijven aan een veldtocht waarvan niemand wist hoe het allemaal precies was gegaan.
De bron van een bron
Plausibel, zeker, maar het kan het laatste woord niet zijn. 1 Koningen rond namelijk af met een intrigerend zinnetje:
Verdere bijzonderheden over Rechabeam zijn opgetekend in de Kronieken van de koningen van Juda.
Die kroniek, die is niet overgeleverd. Het gaat echter te ver te doen alsof ze nooit heeft bestaan. Het genre bestond in het Nabije Oosten – hier zijn wat voorbeelden – en over het algemeen nemen oudheidkundigen bronvermeldingen redelijk serieus. De bewijslast ligt bij degenen die denken dat in dit geval de vermelding van een eerder werk fictie is. Het is niet ondenkbaar dat diegenen gelijk hebben, want fictieve bronvermeldingen zijn bekend uit de Oudheid. Kortom: dit is een open kwestie.
Goed dus voor het onderwijs in de eerste maand van het academisch jaar, dat zojuist is begonnen. En ik wens alle nieuwe studenten een mooie tijd.
1. De Egyptische tekst is fout.
2. Het Bijbelverhaal is fout.
3. De veronderstelde synchroniciteit is verkeerd
4. De aanname “Terwijl je verwacht dat een vijandelijke hoofdstad wel aandacht zou krijgen” is fout.
Je hebt volkomen gelijk, Jona. Ik zei altijd (n.b. over mijn eigen handboek): in het handboek staan allemaal zekerheden; dan nog gekscherend: zo is het en leer het allemaal grondig uit je hoofd. In de werkcolleges gaan we aan van alles twijfelen. Dan krijg je bronnen te zien en zie je dat het allemaal wat complexer ligt. Daarom is het des te stuitender dat er steeds meer bezuinigd wordt op werkcolleges naast het handboek. Er is geen geld meer voor kleine werkgroepen. De academia wordt steeds meer een braaf schooltje waar je studiepunten kunt verdienen.
Ergens is wel eens geopperd dat Rechabeam schatting voor Jeruzalem betaalde waardoor Sisak de stad niet hoefde in te nemen en verder kon trekken.