
Erasmus was de tweede (!) zoon van een priester. Dus, een onwettig kind. Anders dan moderne lezers wellicht denken was dit voor parochianen van toen eigenlijk niet echt een probleem. Veel priesters leefden in concubinaat met een vaste partner.
Wat schandaal wekte was een parochiepriester die wisselende relaties onderhield met verschillende vrouwen.
Immers, informeert Langereis ons, er was nog geen concilie van Trente geweest waarin het celibaat echt een verplichting werd en de kerk ging “investeren in de training van het priesterlijk geweten”.
Gemankeerd rechtspersoon
Die onwettige geboorte heeft Erasmus zijn leven lang parten gespeeld. Want weliswaar keek niemand op van een priester met kinderen maar diezelfde vader-priester kon zijn kinderen niet wettigen, zoals ‘leken-vaders’ dat wel konden. Ze bleven gemankeerde rechtspersonen: ze hadden geen vanzelfsprekend aandeel in de vaderlijke erfenis, ze mochten geen priesterwijding ontvangen en geen werk zoeken binnen de kerk terwijl dat voor maar een beetje intellectueel geïnteresseerden dé plek was om je brood te verdienen.
En Erasmus had pech: zijn vader heeft voor hem, zo lang hij leefde een uitstekende opleiding verzorgd. Maar hij overleed al toen Erasmus nog maar veertien was.
Daarna begon het gedonder.
Scholing
Maar eerst die opleiding. Erasmus’ vader, Gerard, was niet zijn hele leven een priester met een parochie, maar een goed opgeleide intellectueel die een aantal jaren als kopiist gewerkt had in Ferrara, waar hij in opdracht van een Benedictijnerklooster grote werken als De civitate Dei van Augustinus en de Summa van Thomas van Aquino heeft gekopieerd. (De enige manier van vermenigvuldiging en verspreiding voor de uitvinding van de boekdrukkunst!!).
Vele biografen hebben deze feiten over het leven van zijn vader, vermeld in een soort combinatie van autobiografie en fictie door Erasmus geschreven (ik kom daar hier onder op terug), terzijde geschoven als een soort romantisch sprookje. De vondst in de Berlijnse Staatsbibliotheek, eind vorige eeuw, van een perkamenten manuscriptenboek van de Summa met een ondertekening van de kopiist die van vader Gerard komt, en een vergelijkbare vondst in de British Library van een manuscript van De Civitate Dei met eenzelfde soort ondertekening, hebben aangetoond dat Erasmus niet maar wat verzon. Zijn intellectuele opleiding en statuur heeft hij te danken aan deze vader.
Dankzij de vondst van Gerards manuscriptboeken komt Erasmus’ vroegrijpe schrijverschap niet langer uit de lucht vallen: ook grote geleerdheid moet eens zijn geleerd en het was vader Gerard die zou besluiten de opgroeiende Erasmus een goede opvoeding te geven door hem naar de meest excellente school in heel de lage landen te sturen.
En dat was, na de voorbereidende scholing in leren lezen en schrijven, Deventer. Hij was toen acht.
Deventer
Naast zijn illegitieme geboorte is ook dit bepalend geweest voor Erasmus’ ontwikkeling als wetenschapper, dit dan in positieve zin. Daar in Deventer heerste namelijk een progressieve opvatting van het onderwijs: Latijn was niet meer alleen de taal van de kerk maar ook van de universiteit. Niet alleen de Vulgaat diende als leermateriaal maar zoveel mogelijk klassieke teksten
Erasmus leerde in Deventer dat hij kritisch moest zijn op de historiciteit en de authenticiteit van klassieke teksten. Hij leerde de Bijbel op een andere manier lezen. Niet alleen het Latijn, ook het Grieks kwam daarbij aan bod. Deze nieuwe intellectuele humanistische habitus was goed besteed aan Erasmus. Hij zou zelfs van de in
Deventer op de agenda gezette noodzaak om te streven naar een reconstructie van de Bijbelse oertekst zijn levenswerk maken en ruim dertig jaar later de wereldprimeur presenteren van een uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks.
Geen aspect onvermeld
Ik vermeld het begin van deze biografie zo uitgebreid omdat het toont dat Sandra Langereis geen aspect onvermeld laat en ook elk aspect diepgaand onderzoekt. En dan heb ik het nog helemaal niet gehad over haar beschrijvingen van de papiermolen van het klooster in Fabriano waar Gerard werkte en waar als eerste in Europa uitstekend papier vervaardigd werd dat kon concurreren met de kwaliteit van het dure perkament. Of over educatie in de late vijftiende eeuw in de Lage Landen of over de ontwikkelingen van het schrift in die tijd.
Steeds komt het onderzoeken en beschrijven van die aspecten op het moment dat je als lezer ook nieuwsgierig bent. En niet als een kunstmatige poging om kennis te tonen of, nog erger, als een omgevallen boekenkast.
Gedonder
En dan het gedonder na het overlijden van Erasmus’ vader. Het komt er op neer dat de hem toegewezen voogd een potje gemaakt heeft van het goed beheren van de vaderlijke nalatenschap, die echt niet gering was. “Hij had de verweesde puber een monnikenbestaan toegedacht” zegt Langereis nuchter. Geen zorgen meer, niet hoeven zoeken naar een behoorlijke baan…
En inderdaad Erasmus komt terecht bij een school van de broeders van het gemene leven (Moderne Devotie) . Komt daar in aanraking met de ouderwetse wijze van tekstbenadering van de Bijbel, en vooral met een heel andere omgang met leren en lezen.
Lezen en leren stond in de ogen van de broeders gelijk aan mediteren, niet aan studeren.
Hij werd vervolgens min of meer gedwongen tot de intrede in een klooster in Stein, bij Gouda. En vervolgens tot het aannemen van de priesterwijding. Hij schrijft in die tijd, in gestolen uren, een aanklacht tegen het verbod op heidense literatuur in zijn klooster en de verdrukking van het ‘nieuwe leren’. Dat geschrift werd pas dertig jaar later uitgegeven onder de titel Tegen de barbaren.
Zelfstandig onderzoeker
En dan begint het zoeken naar hoe hij een bestaan kan opbouwen als zelfstandig onderzoeker en schrijver: hij verlaat het klooster, zonder toestemming uiteraard, hij gaat in Parijs studeren maar vindt daar absoluut niet wat hij zoekt (allemaal scholastiek naar Thomas van Aquino, “opgebakken flauwekul” aldus Erasmus) en verdient zijn brood als secretaris aan het bisschoppelijk hof, als privéleraar van welgestelde studenten, als lector op de universiteit van Cambridge, later nog eens in Leuven. Maar dit was eigenlijk niet wat hij wilde: hij wilde een zelfstandig bestaan als onderzoeker en schrijver. Alleen, dat bestond toen nog niet (en nu ook amper).
Daarom wendt Erasmus zich in 1516 tot paus Leo X om dispensatie aan te vragen voor zijn illegitieme geboorte (een kostbare aangelegenheid). Opdat hij een kerkelijk ambt kon aannemen om zo in zijn onderhoud te voorzien. Een kerkelijk ambt waarvan hij de verplichtingen niet hoefde uit te voeren maar die hij voor weinig geld kon overlaten aan een ander, maar waarvan hij wel de inkomsten kreeg. Die dispensatie kreeg hij, met behulp van een ingenieuze constructie waarin die illegitieme geboorte voor de buitenwereld geheim gehouden werd.
Compendium
In een later door Erasmus geschreven en uitgegeven Compendium, een soort combinatie van een autobiografie en enige fictie, verhult Erasmus zijn illegitieme geboorte alsook de latere legitimatie van die geboorte door de paus om kerkelijke ambten te kunnen aannemen en zo in zijn schrijversbestaan te voorzien
En dat, zo zegt Sandra Langereis,
vestigt de aandacht op het feit dat Erasmus, de veelbesproken criticus van kerkelijke misstanden, een leven leidde dat onlosmakelijk was verbonden met de wantoestanden die hij zo scherp en zo terecht veroordeelde. Dwarsdenken was noodzaak, wist Erasmus. Noch de gevestigde kerk, noch de nieuwe kerk waarop Luther aanstuurde, verdiende zijn gezeglijkheid, vond hij. Noch het opportunistische hof, noch de kleingeestige universiteit achtte hij zijn toewijding waard. Dat dwarsdenken een levensstaat was die duur werd gekocht wist hij ook.
- Sandra Langereis, Erasmus. Dwarsdenker. Een biografie (De Bezige Bij Amsterdam, 2021)
[Wordt om 13:00 vervolgd. Op mijn uitnodiging aan de vaste lezers van deze blog om geliefde boeken te delen, ging Truus Pinkster voor de alweer vierde keer in. Bedankt Truus!]
Volgens mij heeft, gegeven het hoge percentage analfabetisme eind 15e eeuw, iemand die Erasmus’ opleiding heeft genoten geen pech maar geluk gehad. Ik bedoel, ik ken Nederlanders geboren in de 20e eeuw die op zijn leeftijd van school moesten.
“ze mochten geen priesterwijding ontvangen”
“Hij werd vervolgens min of meer gedwongen ….. tot het aannemen van de priesterwijding.”
???
En een priesterwijding was op zich nog geen kerkelijk ambt?
“Lezen en leren stond in de ogen van de broeders gelijk aan mediteren, niet aan studeren.”
Was het niet zo dat destijds “mediteren” zoveel betekende als “nadenken over het gelezene”? Oftewel, was het niet “een soort van” studeren?
Wat tegenwoordig uit de losse pols “mediteren” wordt genoemd, heette dat toen niet “contempleren”?
Hartelijk dank voor de interessante stukjes.