Augustinus’ perenboom

Een van de bekendste verhalen uit AugustinusBelijdenissen is een jeugdherinnering aan de diefstal van wat peren. Samengevat komt het erop neer dat de toekomstige bisschop van Hippo vertelt hoe hij met de opgeschoten jeugd van Thagaste (het huidige Souk Ahras, waar ik vandaag hoop aan te komen) aan het spelen was toen ze naast de wijngaard van Augustinus’ familie een boom zagen vol rijpe peren. De jongens vonden de vruchten er niet bijster smakelijk uitzien maar besloten ze toch te gappen.

Zo gezegd, zo gedaan, maar de peren smaakten zo beroerd als ze eruit zagen, dus voerden ze die maar aan de varkens. “We deden het alleen omdat we zin hadden iets te doen dat verboden was”, schrijft Augustinus, die vervolgens een jammerklacht aanheft waarin allerlei Bijbelpassages doorklinken. Die vorm is minder vreemd dan het lijkt – de man dacht nu eenmaal in Bijbeltermen en de ene allusie riep de volgende op. Wie de Belijdenissen leest, went er wel aan. Wat ik echter vreemd vind, is dat Augustinus vele jaren na de gebeurtenissen, toen hij al midden veertig was, er nog steeds oprecht ontdaan door lijkt te zijn. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit over de diefstal van sesamkoekjes op winkelcentrum Anklaar in Apeldoorn zal schrijven dat het schandelijk was, dat ik ervan hield, dat ik hield van ten gronde gaan, dat ik mijn ondergang beminde. Augustinus heeft voor zulk exuberant rouwbeklag genoeg aan een perelaar.

De makkelijke oplossing is dat Augustinus gewoon een serieuze jongeman was. Zeg maar (zoals een bevriende Augustinuskenner het ooit typeerde) de stille, in zichzelf gekeerde jongen die in de klas op de voorste bank zit, ietwat schuchter, geen held bij gymnastiek maar wel met een goed rapport, verder denkend dan al zijn klasgenoten. Het is een type waarin je je kunt einfühlen en ik denk dat deze verklaring minimaal een deel van het hele verhaal vormt.

Er is echter meer aan de hand. We vinden deze anekdote op het moment in zijn autobiografie waarop Augustinus de jaren des onderscheids nadert. Hij krijgt kennis van goed en kwaad en, bijbels denkend als hij is, associeert dat meteen met het plukken van een vrucht van de boom der kennis. Een jeugdherinnering aan een perendiefstal was méér dan kattenkwaad, het was een uitdrukking om te zeggen dat hij zijn persoonlijke Genesis had beleefd.

Er is echter nóg iets aan de hand. Een van de basisgedachten in Augustinus’ theologie is dat de mens, doordat Adam en Eva in de Tuin van Eden van de verboden vrucht hadden gegeten, zijn oorspronkelijke volmaaktheid had verloren. Latere generaties hadden deze imperfectie geërfd en verkeerden dus vanaf hun geboorte in een staat van zondigheid. Mensen zouden daardoor nooit in de hemel kunnen komen, maar door de kruisdood van Christus was deze erfzonde weggenomen en was het voor mensen die waren gedoopt opnieuw mogelijk vooruit te zien naar een mooi hiernamaals. (Uiteraard konden mensen het daarna evengoed verprutsen.)

Augustinus, die op het moment van de perendiefstal nog niet was gedoopt, worstelde met zijn slechte neigingen.

Ik wilde een diefstal begaan. Ik stal niet omdat ik werd gedreven door armoede of gebrek, maar doordat ik een afkeer had van rechtvaardigheid en overvloeide van het kwaad.

Zo geformuleerd is het een somber mensbeeld, maar het staat ten dienste van een optimistisch geloof dat mensen kunnen veranderen, tot inkeer kunnen komen en kunnen worden gered.

[Ziezo, dat was weer een stukje over Numidië dat ik in Nederland voorbereidde. U zult het wel lezen terwijl ik aan het ontbijt zit. Morgen een andere laatantieke bisschop en u kunt natuurlijk al raden welke.]

Deel dit:

24 gedachtes over “Augustinus’ perenboom

  1. Ik heb Augustinus op school in het Latijn gelezen en later in vertaling. Het zal wel weer dom en oppervlakkig klinken, maar ik vond en vind de man een onuitstaanbare kwezel. Brrr.

    1. Ik denk dat je Augustinus niet op school moet lezen. Waar hij interessant is, is hij ook moeilijk. Waar hij toegankelijk is, oogt hij als een kwezel. Dat is hij niet, maar het is gewoon geen lectuur voor kinderen. Hier is een volwassen denker aan het woord die schrijft voor volwassenen, met wie hij een cultureel kader deelt dat wij niet hebben.

  2. FrankB

    “Wie de Belijdenissen leest, went er wel aan.”
    Ik heb helemaal geen zin om te wennen aan oeverloos (theologisch) geleuter over de zondige natuur van de mens. Zie mijn commentaar van twee stukjes geleden – wat een verspilling van zulk een groot intellect. Ik zou er nog sympathie van krijgen voor de achterlijke 19e eeuwse Conflictthese van Draper en Dickson White.

    “een optimistisch geloof dat mensen kunnen veranderen”
    Dat had hij beter op een andere manier in praktijk kunnen brengen – door alsnog een schadevergoeding uit te keren aan de eigenaar, bv.

    @ErikH: ik sta geheel aan uw kant. Maar hoofdstuk 11 uit Belijdenissen kan ik van harte aanbevelen.

    @JonaL: “een cultureel kader deelt dat wij niet hebben”
    en dat hopelijk ook nooit meer terugkomt – leden van zwarte kousenkerken lijken er vrolijke flierefluiters bij (en inderdaad vind ik al die getormenteerde Nldse literatuur over christelijke jeugdjaren ook niet te pruimen).
    Augustinus’ theologisch gezwam is wel een uitstekend argument voor scheiding van kerk en staat.

    1. FrankB

      Het doorslaggevende tegenargument is natuurlijk dat Augustinus van Hippo niet voor mij schreef, maar voor zijn tijdgenoten. Precies daarom kan ik hem, muv dat ene hoofdstuk, gerust negeren.

      1. Daniel

        @Frank dat vind ik een lastige conclusie. Zijn invloed op het vroege christendom is groot en werkt ook vandaag de dag nog door in christelijk filosofie.

        1. FrankB

          @Daniel: “dat vind ik een lastige conclusie.”
          Er is niets lastigs aan mijn conclusie, want ze is volledig subjectief. Ik kan me bv. levendig voorstellen dat vele christenen er heel anders over denken. Voel u vrij haar te verwerpen en lekker een paar weken op Belijdenissen te kauwen.
          Plus wat Martin zegt – grote gedeelten van theologie en christelijke filosofie hebben voor miji afgedaan, maar dat betekent alleen maar dat allerlei andere problemen de kop op steken. Mijn punt is slechts dat Augustinus mij daar niets over te melden heeft.

  3. Harry van den Bouwhuijsen

    “het staat ten dienste van een optimistisch geloof dat mensen kunnen veranderen, tot inkeer kunnen komen en kunnen worden gered”. Dat klinkt veel mooier dan het bij Augustinus is. Hij staat immers ook aan de oorsprong van die gruwelijke leer van de uitverkiezing. Alleen de mens die door Gods in zijn Vrijmachtig Welbehagen al voor zijn geboorte werd geselecteerd, kan worden gered. De mensen die dat geluk niet ten deel valt horen bij de massa perditionis. Een afschuwelijke opvatting die veel onheil heeft aangericht.

  4. Robert

    “Wat ik echter vreemd vind, is dat Augustinus vele jaren na de gebeurtenissen, toen hij al midden veertig was, er nog steeds oprecht ontdaan door lijkt te zijn”.
    Ik weet niet hoor, als je als kind voor het eerst iets doet dat hard tegen je opvoeding ingaat – het stelen van peren om geaccepteerd te worden in een groep bijvoorbeeld – kan dat best een impact hebben. Het vermelden dat de vieze peren niet zijn weggesmeten maar aan de varkens zijn gevoerd (nuttig!) geeft ook schaamte aan. Misschien was hij een ‘serieuze jongeman’ (dat was ik ook denk ik) maar ik denk eerder dat dit hoort bij een niet zo prettige jeugdervaring.

    Ik heb gehoord dat wat je je het langst herinnert, meestal van betekenis is geweest. Ik vermoed dan ook dat Augustinus er destijds best moeite mee had en het niet op eigen houtje gedaan zou hebben, maar misschien gedwongen werd. Dat hij zich daarna beschreef met “doordat ik een afkeer had van rechtvaardigheid en overvloeide van het kwaad” wil denk ik niet zeggen dat hij een jeugdcrimineel was of werd, maar dat dit incident hoorde bij een ongewenste verandering in zijn leven. Misschien was die perendiefstal wel een eufemisme voor een veel ingrijpender gebeurtenis?

    Overigens vind ik persoonlijk dat Augustinus’ opvatting van de Christelijke leer een heel andere dan de mijn is. Ik denk dat ik meer Pelagiaan ben. Ik ga mee in Erik’s beschrijving
    ‘onuitstaanbare kwezel’. Hij is voor mij een archetype van de vingerwijzende Gristen’.

    1. jan kroeze

      @robert: de meeste mensen hebben de meeste herinneringen aan hun ervaringen op de vroegere lagere school vlgs. mij. Ik geloof dat het tegenwoordig basisonderwijs heet, maar goed ik heb (gelukkig) geen kinderen, ik kon niet eens m’n hond opvoeden.

  5. Martin

    Wie zegt dat dat verhaal over peren stelen op waarheid berust? Verboden vruchten van een boom eten staat ook in Genesis. Als je een verhaal over verlossing wilt schrijven dan zul je met een slechte periode moeten beginnen.

  6. Alleen al de gedachte dat ik zondig ter wereld kwam, en dan ook nog eens door toedoen van Adam, van wie niet bewezen is dat die ooit echt heeft bestaan, is weerzinwekkend. Je moet staan voor je eigen daden, niet voor die van mystieke voorvaderen. Mensen zijn niet volmaakt, ook niet bij hun geboorte, maar schuld die je zelf hebt veroorzaakt zul je door eigen toedoen moeten vereffenen. Onlangs heb ik voor Biblion “Wij geloven” van Neek en Rikhof gerecenseerd, de uitleg van het Concilie van Constantinopel (381), waarin de auteurs overtuigd geloven. Een verschrikkelijk boek, geheel in de geest van Augustinus. Wij zijn allen schuldig, enz.

    1. Martin

      Helemaal eens met Tom. Dat archaïsche schuldbesef heeft mij altijd ernstig tegengestaan. Je kan niet schuldig zijn aan iets wat je niet hebt gedaan.

      Ook leuk: https://www.refoweb.nl/vragenrubriek/15896/zijn-bloed-kome-over-ons-en-onze-kinderen/

      Het principe van vervloeking van toekomstige generaties wordt geaccepteerd, alleen betrof het dus destijds slechts een kleine groep die die vervloeking uitsprak. Dus dat in 1940-1945 veel Joden zeer ernstig in de problemen kwamen was te verwachten, maar men had niet naar alle : Joden mogen generaliseren: “De vervloeking van een kleine groep toen en daar is niet de vervloeking van het hele volk in alle eeuwen over de hele aarde”

      Religie is onmenselijk.

      1. Dirk

        Bwa. Tot we ontdekken dat varkens, kikkers en mieren religie kennen, is het als fenomeen juist bijzonder menselijk.
        Maar je bedoelt natuurlijk dat het afschuwelijk en mensonterend is. Je kan tal van voorbeelden aandragen die dat oordeel bevestigen. En tal van tegenvoorbeelden. Dus zit je met een onzinnige uitspraak in een voorbijgestreefde discussie.

        Welke plaats krijgt religie in de samenleving? Ziedaar een zinvoller vraagstuk.

        1. Martin

          Onmenselijk betekent wreed of barbaars.

          Er zijn gelovigen die niet zien wat hun geloof betekent. Dan gaan gelovigen zeggen dat hun geloof “liefde” is en zo. Ik heb die refo site geciteerd, dan weet je het wel.

          1. FrankB

            Ja, dan weten we dat u heel voorspelbaar een sterk beperkte visie op religie heeft en sterker nog, beter weet wat het geloof van gelovigen inhoudt dan die gelovigen zelf. U lijdt aan de zuiverste vorm van arrogantie.

            Geef mij maar liever de onmenselijke religieuze opvattingen van aartsbisschop Oscar Romero dan de menselijke ideeën van atheïst Martin Bormann.

            1. Martin

              U vindt dat refoweb argument wel OK?

              Ik weer trouwens niet wat de menselijke ideeën van Bormann waren.

  7. henktjong

    Niet echt diervriendelijk om varkens vieze peren te voeren, hè? Het was gewoon een dierenbeul! Arme varkens. Alle varkens naar het Malieveld!

  8. kees huyser

    Augustinus zag eens peren hangen,
    Oh, als eieren zo groot!
    De tuinman zag zijn bolle wangen
    En sloeg de vuile gapper bijna dood!

    Zie hier de oorzaak van zijn spijtige herinnering…

Reacties zijn gesloten.