In zijn essaybundel Imaginary Homelands observeert Salman Rushdie dat Groot-Brittannië een overzees imperium heeft vervangen door een empire within. Daarmee bedoelt hij dat de Engelsen altijd een neerbuigende houding hebben behouden tegenover anderen, of het nu ging om degenen die woonden in het ooit Britse India of om hun afstammelingen, wonend op de Britse eilanden. De outsiders waren ooit outside geweest maar ook nu ze within woonden bleven het outsiders.
Nederlands interne imperium
In Nederland is dat niet anders. Wie niet komt uit een oude Nederlandse familie, staat op achterstand. Ik vermoed dat elke lezer er wel iets van heeft gezien. Zelf heb ik gewerkt in de schoonmaak (met Turkse, Surinaamse en Marokkaanse collega’s), heb ik familie op Curaçao en had ik een relatie met een zwarte vriendin. Hoe diep de reflexen tegen het niet-westerse zitten, ontdekte ik toen ik een boek publiceerde over wat de Europese cultuur heeft ontleend aan oosterse culturen. Mijn betrokkenheid bij de multi-etnische samenleving is al met al niet wereldschokkend, maar ik zie wel eens iets van de complicaties.
Zoals zoveel aloude Nederlanders – als dit een uitdrukking is – weet ik me niet goed houding te geven. U merkt het aan mijn woordkeuze. In de eerste alinea kon ik het woord “Britten” niet gebruiken, want Rushdie heeft hetzelfde paspoort als Farage en Johnson. Ik schreef dus “Engelsen”, maar dat riep meteen de vraag op hoe het zat met Schotten en Welshmen. Ik schreef “In Nederland is dat niet anders” om “Nederlanders” te vermijden. Had ik het moeten hebben over immigranten of autochtonen? Nee, ze zijn hier geboren. En dan is er “wit” in plaats van “blank”. Daarmee heb ik moeite, want er wordt me een identiteit en een conflict aangepraat waarin ik me niet herken.
Wat natuurlijk precies het probleem is waar zoveel nieuwe Nederlanders tegenaan lopen. Anderen definiëren jouw identiteit.
Misschien is dat universeel. Of misschien is het een Nederlandse traditie, teruggaand op het interne imperium dat de Republiek bezat in de Generaliteitslanden en de vooroordelen waarmee bijvoorbeeld katholieken lange tijd te maken hebben gehad. Nog Willem Drees vond dat een katholiek eigenlijk geen secretaris-generaal mocht zijn. Rooms ressentiment over deze achterstelling is weleens genoemd ter verklaring van de populariteit van Pim Fortuyn en Geert Wilders in Limburg.
Generatie 9/11
Ik ben te onzeker om uitgekristalliseerde meningen te hebben, maar stel me, for argument’s sake, even op het standpunt dat minderheden zich nu eenmaal altijd moeten zien te verhouden tot vooroordelen. Ze moeten zich, met een woord van Mark Rutte, maar invechten. Maar zelfs als dit standpunt correct zou zijn, dan nog is er iets fout als mensen een stigma oplopen door een gebeurtenis waar ze part noch deel aan hadden. Dat is wat de islamitische Rotterdammer Lotfi el-Hamidi overkwam op 11 september 2001.
In Generatie 9/11 gaat hij in op een simpele vraag: wat als anderen, machtiger dan jij, jou ineens definiëren in termen waarin je je niet herkent? Wat als jij ineens De Ander bent, zo niet De Vijand? Voor El-Hamidi veranderde het leven op een manier waarvan in elke geval ik mij vrijwel geen voorstelling kon maken. Alleen al daarom ben ik bij dat ik Generatie 9/11 heb gelezen.
Het is niet voor ’t eerst dat El-Hamidi erover schrijft, maar in Generatie 9/11 brengt hij de vluchtigheid van eerdere columns samen met een grondiger analyse. Hij schuwt de sociologische literatuur niet. Mede daardoor treft de analyse mij als eerlijk: hij is niet te beroerd misstanden in de Marokkaanse gemeenschap te benoemen, duidt racisten aan als wat ze zijn (namelijk racisten), hekelt de gemakzuchtige standpunten van bijvoorbeeld D66 en herkent hoe geprivilegieerd hij zelf is.
Wat mij verraste, was dat hij het behoren tot een minderheid ook ziet als iets dat voordelig kan zijn. El-Hamidi kan ook in Kreuzberg en Molenbeek thuis komen. Die observatie deed me denken aan de Netflix-serie “Mo”, over een Palestijnse migrant in Houston die in zijn contacten volledig deel uitmaakt van de Texaanse samenleving en overal kennissen heeft. En desondanks op een achterstand staat.
De observator
El-Hamidi kijkt observerend naar zichzelf. Hij was vijftien toen de aanslag plaatsvond en constateert dat hij zich niet kan herinneren wat er door hem heen ging. Bijna afstandelijk. Wél herinnert hij zich de angst van zijn ouders: de vrees dat dit de islamhaat zou aanwakkeren.
Op dat moment werd ik als jonge tiener geacht antwoorden te geven op onmogelijke vragen over mijn religie en gemeenschap. In het klaslokaal, maar naar mijn gevoel eigenlijk overal. Dit ging niet zozeer over mij, een westerse tiener die toevallig een migrantenkind was; nee, hier werden de cultuur, godsdienst en levenswijze van mijn ouders aangevallen. Die konden zich niet verweren, dus voelde ik de noodzaak voor ze op te komen, door juist de traditionele waarden te verdedigen waar Nederlanders zo’n probleem mee hadden.
Het is typerend voor El-Hamidi’s werkwijze dat hij na deze schets van zijn persoonlijke verwarring meteen een sociologische observatie heeft, die hij weer koppelt aan wat anderen schreven, om weer naar een eigen ervaring terug te keren.
Een kenmerk van een minderheidsgroep is dat de leden ervan bij een aanval van buitenaf de rangen sluiten. Collega-journalist Nadia Ezzeroili legde al eens uit hoe het gebeuk op minderheden funest was voor de individuele ontplooiing binnen die groepen. We rebelleerden niet meer op de eerste plaats tegen het ouderlijk gezag, maar eerder tegen gezag buiten de gemeenschap.
El-Hamidi zou zich anders hebben ontwikkeld, zich meer afzettend tegen zijn ouders en wellicht individualistischer, als de aanslag zijn generatie niet had gedwongen verdedigers te zijn van waarden die ze liefst anders hadden willen interpreteren.
Gijzeling
Hij schrijft dat er naast de doden in New York en de oorlogsslachtoffers in landen als Afghanistan en Irak nog een slachtoffer was: de islam. Die religie is zo pluriform als elke andere religie. Bin Laden gijzelde haar echter: hij maakte gebruik van culturele frames waarmee elke moslim vertrouwd is, zodat wie zich van het terrorisme wilde distantiëren, meteen belandde in een complex net van uitleg waarom die traditionele frames anders bekeken moesten worden.
De crux is natuurlijk dat er niet één ware, benoembare islam is. De geloofspraktijk is pluriform, Daar waar gelovigen een orthodoxie ontwaren, is de consequentie altijd dat ze denken dat zij zelf die orthodoxie kennen, dat zij die als enigen kennen en dat ze anderen dwingen zich ertoe te verhouden. President Bush Jr. dacht precies hetzelfde: er was maar één vrijheid, die kende hij toevallig perfect en anderen moesten het maar met hem eens zijn. Niet alleen de islam is in 2001 gegijzeld, ook de open samenleving.
De puber die El-Hamidi in 2001 was, was verward en moest verdedigen wat hij liever zou hebben veranderd dan verdedigd. Dat definieert Generatie 9/11.
De toekomst
El-Hamidi biedt in Generatie 9/11 meer dan een schets van zijn generatie. Zijn hoofdstuk “Het nieuwe Nederland” is scherp. De multiculturele samenleving is geen ideaal en niet mislukt, maar een gegeven. Zo bezien zijn veel reacties aan de conservatieve zijde van het politieke spectrum ronduit anachronistisch, zoals ook progressieve signalen als zou de multiculturele samenleving een doorslaand succes zijn, onzinnig zijn.
Zonder in mijn oordeel al te stellig te willen zijn, lijkt het me dat El-Hamidi gelijk heeft. De multiculturele samenleving is een gegeven; etnische en religieuze minderheden zijn er, gaan niet meer weg en zijn niet te negeren. De vraag is niet of dat een doorslaand succes of doffe ellende is. De vraag is of we burgers opvatten als individuen die zich individueel kunnen ontplooien of als representanten van deze of gene vaststaande en onveranderlijke identiteit.
Een les die ik aan het recente verleden zou willen verbinden is dat de overheid teveel heeft geluisterd naar islamisten en islamofoben, die allebei beweerden dat de islam militant was. De overheid heeft te weinig geluisterd naar de meerderheid van de moslims.
Misschien is de overheid in Nederland ook wel in het nadeel. Immers, ze heeft een calvinistische erfenis die de nadruk legt op doctrine in plaats van geloofspraktijk, en ze heeft een Verzuilingserfenis waardoor ze instinctief kijkt naar groepen met definieerbare identiteiten en herkenbare aanspreekpunten. Als dat zo is, ziet het er niet best uit voor Nederland.
Goed stuk Jona! Normaal ben ik niet zo van dit soort makkelijke commentaren, maar het onderwerp is erg belangrijk. En ik voorzie dat je een klus krijgt met het modereren van de reacties 😉
Ik denk dat het wel mee gaat vallen.
Ik weet niet helemaal zeker of ik mee kan gaan in de eindconclusie. Misschien is het juist wel andersom, namelijk dat we als Nederlanders steeds individualistischer worden en steeds minder gelovig, waardoor we minder begrip hebben voor mensen voor wie het geloof en de groep gelovigen juist een belangrijk deel van hun identiteit is.
Dan zou u moeten aantonen dat Nederlanders die van oudsher christen zijn meer begrip hebben voor moslims dan ongelovige Nederlanders.
“representanten van deze of gene vaststaande en onveranderlijke identiteit.”
Hier in de regio heb ik middels vrijwilligerswerk kennisgemaakt met een aantal Syrische vluchtelingen (die dus sowieso niet representatief zijn voor zelfs maar de hele Arabische wereld). Ze verschillen onderling veel te veel om van een vaststaande en onveranderlijke identiteit te kunnen spreken. Er is er zelfs één die geen enkele moeite heeft met het oer-Hollandse gezegde “brutalen hebben de halve wereld”.
En nogmaals, dat zijn alleen nog maar Syriërs.
Het is wel mogelijk om groepen te koppelen aan definieerbare identiteiten. Wat men niet moet doen is concluderen dat elk individueel lid van die groep automatisch aan zo’n identiteit voldoet. Haastige generalisatie is een drogreden.
Ik kan me hierin goed vinden.
Met de mogelijke verklaring van de verzuiling heb ik enige moeite.
Mij lijkt de verklaring eerder psychologisch/biologisch van aard: de angst voor de vreemdeling. Onbekend maakt onbemind.
De gemiddelde Nederlander weet bijna niets van de islam. Als men eens de moeite zou nemen zich te verdiepen in de soort islam van bijvoorbeeld de grote groep Alevieten (voornamelijk in Turkije): zij hebben een groot heilige, Hadji Bektasj Veli. Persoonlijk vind ik dat zijn wijze uitspraken overstijgen die van een Jezus overstijgen.
Een paar voorbeelden:
‘Onderwijs de vrouwen; een natie die haar vrouwen niet onderwijst, zal geen progressie boeken.’
‘Wat de taal, geloofsovertuiging of kleur van een persoon ook is, goede mensen zijn goede mensen.’
‘Goed doen tegenover kwaad is de essentie van het mens zijn.’
‘Er bevindt zich in jou een ‘er is’ voor elke ‘er is niet.’
Om slechts een paar uitspraken te noemen.
Helaas hebben de Alevieten in het huidige Turkije weer te maken met oppressie.
Ik zou pleiten voor een Teleac-cursus waarin dit soort stromingen breed aan bod komen.
De ‘gemiddelde’ Nederlander weet ook weinig van het Jodendom. Zo kun je bijvoorbeeld in Nederland ‘De slimste mens’ worden, zonder te weten dat er TIEN plagen waren in Egypte.
Alevieten hebben in Turkije steeds te maken met vervolging, dan weer iets minder, dan weer meer.
Ahmadiyya’s in Pakistan idem.
Bahaï in Iran…
Deze stromingen als een soort ‘positieve’ Islam willen presenteren is misleidend. In de merendeels Soennitsche wereld hebben dit soort stromingen het altijd moeilijk.
Heeft Bin Laden ‘de Islam’ ‘gegijzeld’ – dan ook Khomeini, Saoedie-Arabië, Saïd Qutb, Hassan al-Banna, Hassan al-Toerabi, Erdoğan, de Taliban, ISIS…
“El-Hamidi kan ook in Kreuzberg en Molenbeek thuis komen.” Dat Molennbeek is duidelijk. Maar Kreuzberg? In Kreuzberg wonen Duitse Duitsers en Turkse Duitsers. Ik geloof niet dat er erg veel Marokkanen wonen. Zoals bekend hebben Marokkanen en Turken weinig met elkaar gemeen. Bij het verschijnsel van de gevestigden en de buitenstaanders is het boek van Norbert Elias en John L. Scotson De gevestigden en de buitenstaanders (1976) lezenswaard. Het gaat over twee Britse arbeidersbuurten. Theoretisch gezien: de geschiedenis van de mensheid tot dusver is de geschiedenis van de strijd tussen gevestigden en en de buitenstaanders. Het tweede thema van dit blog is de Islam. Van de Islam heb ik geen verstand. In tegenstelling tot sommigen die zonder kennis de Islam van alles menen te kunnen toedichten. Lees Suleiman Mouad The Mosaic of Islam (2016).
Aanvulling : ‘ lees Suleiman Mouad The Mosaic of Islam (2016)’ is bedoeld als aanbeveling. Het rijke boek is gebaseerd op gesprekken me Perry Anderson.
Inmiddels heb ik het boekje (119 bladzijden) over Generatie 9/11 gelezen. Ik kan het van harte aanbevelen. En over Kreuzberg: “In het Berlijnse eet ik (…) in een Turkse eetzaak een broodje döner (…).” Dat ligt natuurlijk voor de hand. Duitse kennissen hadden me al lang geleden verteld dat in Kreuzberg de beste Döner Kebabs te krijgen zijn. En Turken spreken Duits. Maar kosmopolitisch zou ik het niet willen noemen. Het is gewoon Berlijns straatvoedsel.
“Ik ben te onzeker om uitgekristalliseerde meningen te hebben”
Hum. Ik kan me een par discussies herinneren… 😉
Grappig, want deze blog is feitelijk één grote oefening in het aanpassen van beoordelingen. 😉
Evenwichtig, vooral doordat je het blanke ongemak benoemt. We zijn ’tot witten gemaakten’. En dat ongemak is, zoals je eveneens constateert, een eendimensionaliteit die de ’tot moslim gereduceerden’ al lang hebben verdragen.
Dat is niet hetzelfde. Moslims worden opgevoed als moslim door andere moslims. Dat gedoe met dat wit is verzonnen door een clubje activisten en wordt slaafs nagevolgd door de media.
Volgens mij is het feitelijke verschil iets anders. Een moslimidentiteit is één identiteit onder vele: je kunt ook christen of jood of hindoe of boeddhist zijn. Wit is daarentegen een identiteit die een tegenstelling tot (en een conflict met) zwart impliceert. Het is in veel analyses binair en dat zijn de religieuze identiteiten niet.
Waarmee ik overigens de ernst van de problematiek niet wil ontkennen. Maar ik weet niet of we veel opschieten met de reductie tot binaire tegenstellingen als die tussen wit en zwart. Het is complexer en dan heb ik het nog niet over intersectionaliteit.
Ik noem mijzelf ‘wit’ omdat ‘blank’ een elitair begrip impliceert. Natuurlijk is wit/zwart als begrip uit de VS overgewaaid waar het geen politieke bijsmaak heeft zoals ‘blank/zwart’ hier (want een ‘duur’ woord voor zwart hebben we hier nooit gehad. Ik voel mij ook zeker niet ’tot wit gemaakt’ want dat was ik altijd al, onbewust veel meer dan ik mijzelf realiseerde totdat er discussies losbraken. Deze samenleving wordt bepaald door oude witte mannen, hoe je het went of keert, en dat mogen we best benoemen. En die witte mannen worden ook opgevoed door witte mannen.
Het staat iedereen vrij zichzelf of een ander wit te noemen, maar ik doe er niet aan mee.
In de eerste plaats is iedereen op deze wereld gekleurd, behalve de albino’s.
Ten tweede, belangrijker, “wit” is een nietszeggende generalisatie over
een groep mensen die een enorme verscheidenheid kent, net als “zwart”, als je die term (ook) zou willen gebruiken.
Dan nog liever de vinkjes van Luyendijk, alhoewel die me ook nog te schematisch zijn.
Blank is geen elitair begrip. Het is het normale Nederlandse woord. ‘Wit’ is voor een deel domweg vertalen van het Engelse ‘White’ dat als de redenering wordt doorgetrokken dus net zo elitair zou zij als ‘blank’ waardoor ‘wit’ dus ook niet meer zou kunnen en er ergo geen definitie meer mogelijk is.
Het huidige gebruik van ‘wit’ is dermate agressief en stigmatiserend (jawel) dat het gevaarlijk wordt.
Blanken zijn eerder ‘roze’ dan wit, de meeste ‘zwarten’ zijn eerder ‘bruin’. De definitie discussie is dan ook gedoemd in waanzin te eindigen, tenzij we op tijd bij zinnen komen.
Ik kan me wel vinden in de conclusies en de bespreking, maar ik mis wel de rol van de media in dit verhaal. Te vaak verwijst men naar de rol van de politiek, die zeker toonaangevend is, maar we vergeten dat de media in z’n algemeenheid garen spint bij polemiek en polarisatie. Zie bijvoorbeeld de huidige ‘Ter Apel-discussie’ (zal ik het maar noemen) die dagelijks breed wordt uitgespeeld als ‘nationale crisis’ terwijl er actuelere onderwerpen zijn. Maar door dit dagelijks vol te brengen krijgen steeds meer mensen (ook in mijn omgeving) de indruk dat er een instroomgolf is, terwijl onderbelicht blijft waarom dat zo lijkt (de AZC-sluitingsgolf tijdens corona). Boeren, ook zo.
Zo is het helaas ook gegaan na 9/11, en dat heeft aan alle kanten door een gebrek aan nivellering en een zinloze verharding geleid. Hier is dat te merken maar het van nog mee – in de Parijse voorsteden zie je dat nog veel erger. Waar er in de jaren 90 interviews waren met vrouwen die volop achter verandering stonden, zijn die interviews nu niet meer mogelijk – de vrouwen van toen dragen nu hoofddoek of sluier en uiten zich niet of nauwelijks meer.
Niet om het een of ander, maar dat eeuwige gejammer dat moslims de eigenlijke slachtoffers zijn van 9-11 (want sindsdien worden zij met de nek aangekeken als waren ze allemaal potentiële terroristen), is best wel vermoeiend. Mensen als Rushdie kopen er ook niet veel voor. Beter zou het zijn als ze eens werk maakten van de gewelddadige elementen die er kennelijk in hun religie zitten. Dat gebeurt natuurlijk wel, maar over het geheel stelt het nog te weinig voor.