Jaren, jaren, vele jaren geleden had ik contact met een Amerikaan die me vertelde te wonen in Harlingen, in het meest zuidelijke puntje van Texas. Hij had Nederlandse voorouders. Je denkt natuurlijk “o wat leuk, een Nederlandse stad aan de grens met Mexico”, want je hebt weleens gehoord van Holland in Michigan, maar dat blijkt dan een misverstand. Zijn voorouders waren in de tijd van de Amerikaanse Burgeroorlog uit Albany, ten noorden van New York, naar het zuiden getrokken. En niemand weet waarom Harlingen Harlingen heet. Het is in elk geval nooit overdonderend Fries of Nederlands geweest.
Mijn correspondent wist te vertellen dat ergens in Albany, het voormalige Fort Oranje, een plek was die naar zijn familie was genoemd. Ook wist hij met welk schip zijn voorouders naar Nederland waren gekomen en wist hij dat ze daarvoor in Amsterdam hadden gewoond. Ik kon in het gemeentearchief voor hem zijn stamboom met een paar generaties verlengen en terugvoeren naar het dorp in Overijssel waaraan zijn familie blijkbaar de naam dankte. En toen ik dat allemaal had uitgezocht, werd het vreemd stil. Hij wilde zijn familie kennen, maar een vriendschappelijke contact met een Nederlander was blijkbaar niet zijn doel. Ik had graag meer over Texas van hem gehoord.
De tawl
Sindsdien staan de Nederlandse wederwaardigheden in Amerika ergens op mijn radar. Ik was dus blij met het nieuwe boek van Philip Dröge, De tawl, dat is gewijd aan de geschiedenis van de Nederlandse taal in de Verenigde Staten. Dubbel blij was ik zelfs, want Dröge heeft met boeken over Tambora en Moresnet wel bewezen dat hij mooi kan schrijven over mensen van vroeger. Dat brengt misschien het risico met zich mee dat hij afdwaalt, want als je focust op menselijke verhalen spring je al snel over naar een volgende mooie anekdote, maar Dröge is zijn stof meester. De tawl is streng: het gaat echt over de Nederlandse taal en niet over de Nederlandse aanwezigheid in Amerika. Weinig woorden dus over Peter Stuyvesant, wel enkele hoofdstukken over de Ramopo, die wel Nederlands spraken maar die een Indiaans verleden hebben geadopteerd.
Samengevat: Dröge fietst van New York stroomopwaarts langs de Hudson naar Albany en verkent daarna het gebied ten noordwesten van New York. Ondertussen ziet hij plekken waar de Nederlandse taal sporen heeft achtergelaten (plaatsen als Kinderhook en Dunderberg) of waar mensen dingen hebben gedaan waarbij de tawl belangrijk was. Ondertussen zien we de complexiteit van het proces van identiteitsvorming. Iedereen is Amerikaan geworden en spreekt nu Engels. De Ramopo hebben een alternatief verleden geadopteerd. Moderne reconstructies van de toespraak van Sojourner Truth (“Ain’t I a woman?”) geven haar een zuidelijk accent om haar slavernijachtergrond te benadrukken, hoewel ze feitelijk zal hebben gesproken met een Nederlands accent.
Dröge noemt verschillende mechanismen waardoor de Nederlandse taal in Amerika overleefde. Zo werden dominees aangetrokken uit het moederland, was er correspondentie over en weer, en verschenen er tot in de vorige eeuw kranten in het Nederlands. Er bleven ook migranten komen, al is het Holland in Michigan iets anders dan het gebied van de sprekers van de tawl.
Ruziënde broers
Misschien had Dröge iets meer kunnen vertellen over het eigene van het Amerikaanse Nederlands. Hij noemt dat de uitspraak wat veranderde (taal wordt tawl) maar ik had wel een kort systematisch overzicht willen hebben. Ik had ook wat meer Neder-Amerikaans willen lezen dan de navertelde parabel van de verloren zoon. En Dröge had iets meer kunnen doen met het jargon van West Point, dat nogal wat Nederlandse woorden bevat. Een officier die erin slaagt er aan het front toch nog een beetje netjes uit te zien, heet strack. Maar dit zijn kleinigheidjes in een heerlijk boek, dat ik in Tunesische hotelkamers in twee dagen heb gelezen. Want het leest als een trein.
Dröge vermijdt gemakzuchtige melancholie, maar de verdwijning van de tawl heeft iets tragisch. De laatste sprekers waren twee broers, die ruzie hadden en elkaar nauwelijks een woord gunden. En daarna werd het een komedie, toen een vervalser allerlei historische archiefstukken wist op te duikelen die de geschiedenis van Nederlands Amerika documenteerden. Omdat niemand de tawl sprak en hij wel, kon niemand ze kritisch beoordelen – tot er een linguïst was die het wel kon. Met hem eindigt De tawl: het communicatiemiddel is inmiddels veranderd in erfgoed en onderwerp geworden van een fascinerende wetenschap.
***
Overigens is er een leuk vraaggesprek met Dröge te zien op Neerlandistiek.
Luidens een interview in de Standaard vorige week met historicus Russell Shorto zijn het ook de Nederlanders die verantwoordelijk zijn voor de “cookies” op je computer en het feit dat Springsteen “The Boss” genoemd wordt in plaats van “The Master”.
Onder Nederlanders mag je trouwens ook Belgen (anachronistisch gebruikt) verstaan. De eerste emigranten waren vaak geen Nederlanders – die hadden het te goed in de Republiek. Het waren de net daarvoor uit het zuiden gevluchte Vlamingen en Walen, sukkelaars die in het noorden nog niet gesetteld waren. Zo zou ene Sarah, dochter van de uit Leiden vertrokken Walen Catalina Trico en Joris Rapalje, het eerste christelijke kind zijn dat in Amerika geboren werd.
Dat de Nederlandse geschiedenis van New York jaren onderbelicht bleef, ligt aan het gebrek aan documenten (o.a. door een brand) en te weinig kennis van het Nederlands. Blijkbaar schreef één van de kopiisten van de WIC onleesbaar wegens een voortdurende staat van dronkenschap en gaf een latere vertaler depressief de brui aan zijn werk. Er zijn nog ongeveer 12 000 documenten over, die een 84-jarige linguïst in de staatsbibliotheek van New York met engelengeduld en doorzettingsvermogen onder handen neemt.
Shorto stelt dat de bijdrage van Nederlanders aan de Verenigde Staten verder gaat dan de taal: het ideaal van een pluralistische, tolerante samenleving en zakelijke ethiek zouden ook vanuit Antwerpen via Amsterdam de oceaan oversteken. Uiteraard moeten we daar de kanttekening bij maken dat de tolerantie zich beperkte tot andere christenen en niet zo ruim was dat ze Afrikanen, inheemsen of joden te beurt viel.
Er valt vast heel wat te discussiëren over zijn stellingen, behalve dan over deze onwrikbare waarheid:
“Antwerpen alleen verloor na de val in 1585 zowat de helft van zijn bevolking. Zo’n 50.000 mensen vertrokken voornamelijk naar Amsterdam en velen onder hen van daaruit naar het Nieuwe Continent. Zo gek is het dus niet dat Antwerpenaars beweren dat ze aan de wieg stonden van de moderne beschaving. ‘Ik begrijp die logica’, reageert Shorto.”
Shorto schreef 20 jaar geleden The Island At The Center Of The World. Hij werkt nu aan Taking Manhattan, over de overname van Nieuw Amsterdam door de Engelsen.
https://www.standaard.be/cnt/dmf20230929_93997284
Ook een leuke is Nicoline van der Sijs’ Cookies, Coleslaw and Stoops uit 2009
https://www.deslegte.com/cookies-coleslaw-and-stoops-358078
En ze heeft er verstand van.
“En toen ik dat allemaal had uitgezocht, werd het vreemd stil. Hij wilde zijn familie kennen, maar een vriendschappelijke contact met een Nederlander was blijkbaar niet zijn doel. ”
Dat plotselinge verdwijnen van je correspondent doet een beetje denken aan het mislukken van Dröge’s pogingen om rechtstreeks in contact te komen met de Ramopo. Zou je toenmalige correspondent (familie afkomstig uit Albany!) soms ook van Ramopo afkomst geweest zijn?